“De DDR maakt gebruik van kartonnen poppen in de wachttorens langs de vrijwel ondoordringbare grens met West-Duitsland”. Dat maakte het West-Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken in het jaarverslag over 1985 bekend.
Op de honderden wachttorens langs de 1358 kilometer lange Duits-Duitse grens tussen de Oostzee en Tsjechoslowakije werden steeds vaker “kartonnen kameraden” gesignaleerd, terwijl de levende exemplaren een tiental kilometers oostelijker werden ingezet om potentiële vluchtelingen in de kraag te grijpen. De West-Duitse grenspolitie meldde in 1985 ook slechts dertig geslaagde vluchtpogingen van oost naar west (daaronder acht Oost-Duitse soldaten).
Aan de Oost-Duitse kant van de Duits-Duitse grens was een kilometersbrede zone, die niet vrij toegankelijk was en door levende grenssoldaten werd bewaakt. Een Oost-Berlijnse vriendin was afkomstig uit Teistungen in Thüringen, op enkele steenworpen afstand van de “innerdeutsche” grens bij Hessen. Zelf kon ze vrij eenvoudig op bezoek naar haar ouders, maar om haar vriend mee te krijgen was elke keer een lange procedure nodig. Spontane bezoekjes zaten er niet in, behalve als Thomas in de achterbak van de Trabant van zijn schoonvader het grensgebied in werd gesmokkeld. Met het risico dat hij als hij betrapt werd op verdenking van een vluchtpoging gearresteerd werd. Zover is het gelukkig nooit gekomen.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten