donderdag 23 december 2010

Hoe de grauwe vlakte groen werd...

In 1959 publiceerde Jan Gerhard Toonder (1914-1992) zijn roman Eiland in de verte, waarin hij de jeugd van zijn vader Marten Toonder senior in Warffum beschreef. In één pagina beschreef Toonder het ontstaan van het landschap tussen Warffum en Rottumeroog, het eiland in de verte, en van het karakter van haar bewoners vanaf het prille begin rond 600 voor onze jaartelling tot aan onze tijd. Prachtig:

“VOORDAT de eerste mensen er kwamen, was er onder die kille noordelijke hemel niets dan aangeslibd slijk; een gladde vlakte, die van einder tot einder reikte en waar bij stormvloed nog weer de zee over kwam rollen om de gladde klei opnieuw te doen glimmen, om de enkele rietbossen te doden en om nieuw water te doen stromen door de zeearmen, die als enige onderbreking kronkelend naar de verte leidden. Daar, waar het eindelijk dieper werd, was geen klei meer maar zand, dat zich langzaam uit de zee wist te verheffen en helmgras voedde en zich uit de kracht van de wind in eenzaamheid duinen bouwde en een eiland, een sterkte voor dat eindeloze half-land van het slib. Het moet een barre reden geweest zijn, die ooit mensen bewoog om te gaan wonen in de grauwe wereld van nat slijk onder de wolkenlucht, op die vlakte waar vóór hen alleen de slikwormen en de mosselen leefden, waar nooit veiligheid was voor het water, waar nooit geluid was dan het door een stage wind van verre aangevoerde grommen der zee; en die mensen met hun barre reden werden zwijgzaam en sterk, een volk zonder zonnigheid dat zich ook de tijd niet gunde om somber te zijn, maar dat in zijn verlatenheid alleen zichzelf als aanleiding vond om ooit te lachen.

Het is begonnen de kunstmatige heuvels te bouwen, waarop men veilig was voor de zee – en later kamen de dijken, waarachter de klei voorgoed droog werd en waar plotseling gras en graan in overvloed wilden groeien zodat de grauwe vlakte groen werd; maar ook met voedsel en zekerheid en nieuwe kleuren uit de rijkdom van de grond kwam er geen zonnigheid in dit volk, dat met een trage kracht steeds weer opnieuw het slib opzocht om er opnieuw dijken omheen te legge en om opnieuw akkers uit modder te maken. Tenslotte was het zware land zover gegroeid, dat men van de buitenste der dijken het oude zand-eiland kon zien, nog steeds van de rest der wereld gescheiden door een zee vol slib, maar bereikbaar en bewoonbaar. Dat was het rijk van de Voogd.”

Erik de Graaf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten