Mijn
ome Jan uit Drenthe, die zijn leven lang glastuinder in het Westland was, maakte
er altijd ook nog een politiek-historische kwestie van. Twee keer per jaar herinnerde
hij de familie bij het voor- of achteruitzetten van de klok aan de veertig door
de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog gestolen minuten, die later nooit zijn
teruggegeven. Zijn fiets was nog daar aan toe, daar kon je een nieuwe voor kopen.
Maar die veertig minuten waren voorgoed verloren gegaan.
Tot
16 mei 1940 kende Nederland de Amsterdamse tijd, die voorliep op de
West-Europese tijd, maar achter op de Midden-Europese. Dat was best lastig,
want nu, op zaterdagavond om tien uur, was het in Londen tien over half
tien en in Keulen en Berlijn tien over half elf.
Nog
geen week na de Duitse bezetting voerden de Duitsers per decreet op 16 mei 1940
de zomertijd in. Al voor de oorlog was het vooruitzetten van de klok in het Staatsblad voor 19 mei aangekondigd,
maar dat moment werd door de Duitsers haastig drie dagen vervroegd. In
Duitsland was de zomertijd namelijk al per 1 april ingegaan.
Daarnaast
gelastten de Duitsers ook onmiddellijk af te stappen van de Amsterdamse tijd en
over te stappen op de Midden-Europese. De klokken gingen op 16 mei 1940 dus een
uur en veertig minuten vooruit, zoals ook in De Telegraaf werd aangekondigd. Vreemdgenoeg werd de klok pas in
november 1942 een uur teruggezet, waardoor Nederland tweeëneenhalf jaar achterelkaar
in zomertijd leefde.
In
feite was het dus de tijd, waarmee de nazi’s de Gleichschaltung in het bezette Nederland begonnen. Later pasten de
Duitsers de kranten, de politieke partijen, de cultuur en het hele
maatschappelijke leven in Nederland aan de nationaalsocialistische norm aan.
Na
de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland dertig jaar niet meegedaan aan de
zomertijd. Maar de veertig minuten zijn voor altijd verloren gegaan. Mijn ome
Jan heeft dat nooit kunnen verkroppen. Het kan best zijn laatste gesputter
hebben kunnen zijn.
Erik
de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten