zondag 27 april 2014

Moorsoldatenlied


Een dag na de Rijksdagbrand op 27 februari 1933 werd hij gearresteerd. Wolfgang Langhoff was acteur bij de Städtische Bühne in Düsseldorf, maar als lid van de Duitse communistische partij verzorgde hij ook culturele programma's voor de partij. Dat de nazi’s hem als ze maar even de kans kregen te grazen zouden nemen wist hij zelf ook, maar de kans om er op tijd tussenuit te knijpen kreeg hij niet.

Na een paar dagen in een politiecel en een paar maanden in een gevangenis in Düsseldorf werd Langhoff in juli 1933 overgebracht naar het concentratiekamp Börgermoor, een van de Emslandkampen net over Duitse grens ter hoogte van Groningen en Drenthe. Vijf verschrikkelijke maanden bracht hij door in Börgermoor. Vernedering en marteling waren aan de orde van de dag. En onmenselijk zwaar werk bij de ontginning van het veen in het Duits-Nederlandse grensgebied.

Om het moreel op peil te houden zongen de gevangenen van Börgermoor veel. Op een theatervoorstelling onder de cynische naam Zirkus Konzentrazani klonk in augustus 1933 voor het eerst het Moorsoldatenlied, dat door Langhoff en zijn medegevangene Johann Esser was geschreven. Rudi Goguel was verantwoordelijk voor de muziek.

Zestien zangers van een arbeiderskoor uit Solingen, allemaal gevangen in Börgermoor, zongen met spaden over hun schouders het lied over hun gevangenschap en het zware werk in het veen. Al na één keer luisteren zongen duizend gevangenen het refrein mee. Het lied kende een optimistisch slot: 
“Ewig kann’s nicht Winter sein. 
Einmal werden wir froh sagen: 
Heimat, du bist wieder mein!” 

Twee dagen na de premiere werd het Moorsoldatenlied door de SS verboden. Ondanks het verbod bleef het lied een enorme steun voor de gevangenen in de kampen. Door overgeplaatste en vrijgelaten gevangenen werd de tekst zich over heel Duitsland verspreid. In 1935 bereikte het verhaal de naar Londen uitgeweken Duitse componist Hanns Eisler, die het bewerkte voor de zanger Ernst Busch, waardoor het Moorsoldatenlied internationaal bekend werd.


Wolfgang Langhoff werd overgeplaatst naar een kamp in de buurt van Leipzig. Daar werd hij in juni 1934 onverwachts vrijgelaten. Enkele maanden later vluchtte hij naar Zwitserland. In 1935 beschreef hij zijn ervaringen in een van de eerste Duitse concentratiekampen in het boek Die Moorsoldaten, dat ik vandaag herlas. 

Het Moorsoldatenlied blijft indrukwekkend, ook nu nog. Na de Tweede Wereldoorlog is het Moorsoldatenlied nog tientallen keren opgenomen, in het Duits en in andere talen. Hieronder nog een recente, "rockige" versie van de band Die Toten Hosen.


Erik de Graaf

woensdag 2 april 2014

De busramp bij Ranum


Kort voor half acht vanochtend werd op een onbewaakte spoorovergang bij Winsum in dichte mist een auto geschept met een dodelijk slachtoffer als gevolg. Vrijwel op dezelfde plek als waar in juli 1980 onder vergelijkbaar mistige omstandigheden twee treinen op enkel spoor op elkaar reden: negen doden en vele gewonden. De vergelijking werd snel gemaakt. Een andere treinramp lijkt uit de herinnering vervaagd. In oktober 1940 vonden dertien mensen de dood toen hun bus even buiten Winsum bij Ranum tegen een trein botste (zie foto A.P. Prins). Ook hier was dichte mist de oorzaak. In 2005 schreef ik al eens een stukje over de ramp bij Ranum in het Dagblad van het Noorden:

Het was knap mistig in de vroege ochtend van woensdag 16 oktober 1940, maar toch ook weer niet zo dat je geen hand voor ogen zag. Tweehonderd meter zicht, volgens machinist Warris van de trein van Zoutkamp naar Groningen. Om een uur of zeven boorde die trein zich op de onbewaakte spoorwegovergang bij Ranum, even boven Winsum, in een bus die zesentwintig werklozen uit Groningen naar de werkverschaffing bij Westernieland bracht. Het Nieuwsblad van het Noorden van die avond beschreef de ravage: “De bus was uiteengereten, zoodanig, dat het chassis ter hoogte van het midden van den trein langs de spoorweg kwam te staan”. Overal lagen brokstukken, daar tussenin de lichamen van de busreizigers. De trieste balans: negen passagiers waren op slag dood, twee stierven onderweg naar het ziekenhuis in Groningen. Enkele dagen later bezweken nog twee inzittenden aan hun verwondingen. Dertien doden. Twaalf werklozen uit Groningen, die in het kader van de werkverschaffing aan de inpoldering van de Linthorst Homanpolder werkten. En dan nog hun buschauffeur.

In 1939 was begonnen met de inpoldering van de Slikken, het modderige kweldergebied ten noorden van Westernieland. Anderhalf jaar moest de inpoldering onder auspiciën van de Inspectie voor de Werkverruiming werk geven aan duizenden werklozen. Dertienhonderd mannen zouden er aan de slag kunnen, waarvan er zeshonderd doordeweeks in het nieuw te bouwen werkkamp in Westernieland zouden wonen. De rest zou dagelijks in twintig bussen van Groningen naar Westernieland worden vervoerd. In oktober 1939 moest de nieuwe dijk klaar zijn, aldus de strakke planning. Een jaar later moest de nieuwe polder, ruim 400 hectare groot, klaar zijn. Maar het zou anders lopen. Hevige stormen bemoeilijkten het werk al in het voorjaar van 1939. In september 1939 begon Duitsland de Tweede Wereldoorlog met als gevolg dat honderden jonge arbeiders uit de Slikken gemobiliseerd werden. Vertraging na vertraging. De nieuwe polder, zo ambitieus begonnen, kwam niet op tijd in 1940 af, maar pas in 1947.


Op de dijk in Westernieland, op een steenworp afstand van het voormalige werkkamp, staan  nu twee monumenten. Een voor de inpoldering van de Linthorst Homanpolder, genoemd naar de toenmalige Groningse Commissaris van de Koningin. “Dei nait wil diek’n mout wiek’n”, klinkt het heldhaftig. Het tweede monument staat twintig meter verder, maar dan onderaan de dijk (zie foto EdG). Het is ter nagedachtenis aan hen die hun beste krachten hebben gegeven aan de indijking van de polder en “daarbij door een noodlottig ongeval om het leven kwamen”. Veertien personen, waaronder de dertien van de busramp bij Ranum. Om kwart over zes was de bus als laatste in een konvooi van acht uit Groningen vertrokken. Al snel had hij de aansluiting met de andere bussen verloren. In de mist heeft chauffeur Klaas Havers misschien nog geprobeerd de andere in te halen, maar bij Ranum was de reis ten einde. 

De eerste negen slachtoffers werden drie dagen later onder grote belangstelling begraven op de Zuiderbegraafplaats aan de Hereweg in Groningen. De Commissaris van de Koningin en de burgemeester voerden het woord, maar ook een afgevaardigde van de Duitse Rijkscommisaris Seys Inquart. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden waren duizenden belangstellenden toegestroomd om er een indrukwekkende plechtigheid van te maken. In een hoek van de begraafplaats zijn de graven van elf slachtoffers nog steeds terug te vinden. Een twaalfde, Uiltje van der Sluis, werd elders op de Zuiderbegraafplaats in een familiegraf bijgezet. Chauffeur Havers werd in zijn woonplaats Zwolle begraven.

Erik de Graaf