woensdag 27 augustus 2014

Zirkus Konzentrazani


“Zondag was er een groots circus met ‘ossen’, ‘kamelen’ en andere rariteiten. Als het Circus Sarasani was geweest zou ik er met plezier grif voor betaald hebben. Alle gekheid op een stokje, het was een grootse show”, schreef Eugen Eggerath eind augustus 1933 vanuit het Duitse concentratiekamp Börgermoor aan zijn vrouw. Het door Eggerath bewonderde circus heette echter niet Sarasani maar Zirkus Konzentrazani. Voor en door gevangenen. Op 27 augustus 1933 trad het voor het eerste op voor negenhonderd wildenthousiaste concentratiekampgevangenen, waarvan de briefschrijver er één was.

De ossen en de kamelen van het circus waren niet echt. Het orkestje met vijf Veenblazers, het koor met Veenzangers en het Reuzenveenballet wel. De artiesten waren gevangenen van het kamp Börgermoor in het grensgebied met Nederland. Lange dagen deden ze zwaar lichamelijk werk door het ontginnen van veen in de buurt. De zondag was om uit te rusten. Het door de gevangenen georganiseerde en uitgevoerde circusvoorstelling verzette de zinnen op 27 augustus 1933. “Om kort te gaan”, schreef Eggerath met een perfect gevoel voor understatement in de brief aan zijn vrouw, “het was de beste dag in de laatste zes maanden”.  

Wat Eggerath nog niet kon weten, maar misschien  al wel aanvoelde, was dat hij die zondagmiddag in augustus een historisch moment  in de muziekgeschiedenis meemaakte. Aan het slot van de circusvoorstelling zongen zestien zangers van een arbeiderskoor uit het Duitse Solingen, ook allemaal gevangenen in Börgermoor, met de spaden over hun schouders het Moorsoldatenlied over hun gevangenschap en het zware werk in het veen (Moor is Duits voor veen). De tekst was geschreven door de gedetineerden Johann Esser en Wolfgang Langhoff, de muziek was van hun communistische lotgenoot Rudi Goguel. Er trok een zindering door de zaal. De melodie werd vrijwel onmiddellijk meegeneuried, het refrein na een keer horen meegezongen. Negenhonderd gevangenen zongen het optimistische slot “Ewig kann’s nicht Winter sein. Einmal werden wir froh sagen: Heimat du bist wieder mein”.

Twee dagen later werd het gloednieuwe lied door de SS verboden. Dat kon niet verhinderen dat het lied door overplaatsing van gevangenen door heel Duitsland en ver daarbuiten bekend werd. Het zingen van het Moorsoldatenlied in gevangenschap bleek een enorme steun. In Sachsenhausen werd het lied gezongen, in Buchenwald, door Brigadisten in de Spaanse burgeroorlog en, bijzonder genoeg, zelfs door Duitse krijgsgevangenen in kampen in de Verenigde Staten. Het zingen van het lied gaf moed voor de toekomst. 

Sinds 1945 is het lied in 700 tot 800 verschillende internationale uitvoeringen op de plaat of CD gezet. Van Griekenland tot de Sovjetunie, van Nederlan tot de Verenigde Staten. Vandaag bestaat het lied 81 jaar. Afgelopen zondag woonde ik in het Herdenkingscentrum Esterwegen, vlakbij Börgermoor, een lezing over de geschiedenis en de verspreiding van het lied bij. De zaal was bomvol. Indrukwekkend, tot op de dag van vandaag.

Erik de Graaf


PS: in april schreef ik ook een blog over het Moorsoldatenlied. Bij deze blog de uitvoering van de Amerikaan Paul Robeson uit 1942.

woensdag 20 augustus 2014

Godfried Bomans' oplossing voor het "meeuwenprobleem"


Alsof er nog niet genoeg ellende op de wereld is verklaarde de VVD vandaag de oorlog aan de meeuwen. “Ze graaien uit vuilniszakken, poepen op auto’s, maken afgrijselijke herrie en vallen zelfs kinderen aan”, vindt de liberaal Heerema. De meeuw moest van de lijst van beschermde inheemse diersoorten af om ze af te kunnen schieten of om ze te vergassen, vinden de liberalen. De VVD is op oorlogspad.

Overlast is vaak een gevoelszaak. De een stoort zich aan zaken die anderen niet eens opvallen.  Het “meeuwenprobleem” is niet alleen van deze tijd. Godfried Bomans heeft zich verschillende keren in de meeuw verdiept. In 1971 werd hij horendol van de tienduizenden of misschien wel honderdduizenden meeuwen op Rottumerplaat, waar hij een poosje in eenzaamheid verbleef. Ze hielden hem uit zijn slaap, wat zijn weerstand bepaald niet ten goede kwam.  En “als de meeuwen tot bedaren komen, houden ze er een dof gemompel op na en dat is net of een paar mannen vlakbij de tent in het donker staan te beraadslagen”. Bomans werd bang en ziek en de rest van zijn experimentele weekje op het onbewoonde eiland werd een ramp.

Vijftien jaar daarvoor maakte Bomans zich nog vrolijk over het “meeuwenprobleem”. In 1956 droeg hij een oplossing aan voor de situatie op Schiphol, “waar grote zwermen meeuwen een gevaar voor het luchtverkeer vormden”. In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar droeg hij een oplossing aan. “Wat ligt er nu meer voor de hand”, schreef hij een paar weken voor de verkiezingsdag in zijn column in De Volkskrant, "dan dat we de vijf miljoen gulden, die voor de ‘zwevende massa’ der politiek besluitelozen aan propaganda uitgegeven wordt, tevens benutten om de meeuwen op Schiphol te verjagen? Ik stel voor dat onze lijsttrekkers van de duizenden redevoeringen, die zij houden moeten, er minstens één percent op Schiphol afsteken. Er is geen meeuw, die dat uithoudt. In het begin zullen ze met belangstelling luisteren, maar na de tiende spreker, die precies het omgekeerde beweert van wat zijn voorganger gezegd heeft, zullen ze in een lichte onrust geraken. En na de vijftiende zullen ze krankzinnig worden en in paniek wegvliegen.”

Misschien moet die meneer Heerema van de VVD zelf een poosje naar de kust om wat politieke losse flodders los te laten. In Bloemendaal of Wassenaar willen er vast nog mensen naar hem luisteren, terwijl de meeuwen volgens het recept van Bomans snel op de vlucht zouden slaan. Op naar betere oorden. Ze verdienen het.

Erik de Graaf

dinsdag 19 augustus 2014

Kartonnen kameraden


“De DDR maakt gebruik van kartonnen poppen in de wachttorens langs de vrijwel ondoordringbare grens met West-Duitsland”. Dat maakte het West-Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken in haar jaarverslag over 1985 bekend. Ik las het zojuist terug in een berichtje uit een krantenknipselmap uit dat jaar.

Op de honderden wachttorens langs de 1358 kilometer lange Duits-Duitse grens tussen de Oostzee en Tsjechoslowakije werden steeds vaker “kartonnen kameraden” gesignaleerd, terwijl grensbewakers uit vlees en bloed een tiental kilometers oostelijker werden ingezet om potentiële vluchtelingen ruimschoot voor de grens tussen oost en west in de kraag te grijpen. De West-Duitse grenspolitie meldde in 1985 dan ook slechts dertig geslaagde vluchtpogingen van oost naar west (daaronder acht Oost-Duitse soldaten).

De kartonnen kameraden waren al veel langer actief in de verdediging van het Oost-Duitse vaderland. Ze waren echter hun leven niet zeker. In zijn dichtbundel Pappkameraden uit 1981 herinnerde de Oost-Duitse dichter-dissident aan zijn diensttijd in de Nationale Volksarmee, het leger in de DDR:

In Dezember neunundsiebzig
In einem Wald bei Plauen im Vogtland
Schoβ ich zum ersten Mal
Mit scharfer Munition
Auf Pappkameraden

So nannten wir sie: Pappkameraden

Sie kippten um
Oder blieben stehen
Und hinterher wurden die Löcher wieder zugeklebt
Mit schwarzer Folie

Jürgen Fuchs was al jong een criticaster van het DDR-regime. Vlak na de onderdrukking van de Praagse Lente in 1968 moest hij in de DDR in militaire dienst. Het bleek een bron voor gedichten en romans, waarin hij met grote precisie de vernederingen en de kadaverdiscipline beschreef. De ervaringen maakten hem ongeschikt voor een onderdanig DDR-leven. In 1976 werd hij gearresteerd na protesten tegen de gedwongen uitburgering van de zanger Wolf Biermann (op de foto staat Fuchs helemaal rechts naast Biermann). Een jaar later werd hij vanuit de Oost-Duitse gevangenis naar West-Berlijn vrijgelaten.  

Erik de Graaf