zaterdag 25 april 2015

Wie is de koning?


Allergisch snotterde ik vanochtend door negentiende en vroeg-twintigste eeuws stof. Ik werkte me een weg door de schriften van Klaas Guitje en zijn zoon Guitje Klaassen van Dijk, twee opeenvolgende voogden van Rottumeroog en Rottumerplaat tussen 1834 en 1908. Aanteekeningen over het planten van helmgras, over de standvonderij, over het houden van schapen op het eiland en over vele zaken meer.

In een niet gecatalogiseerde doos vond ik een stapel schoolschriften van de kinderen van de laatste voogd Van Dijk. Het Algebraschrift van Klaas (geboren in 1870), het meetkundeschrift van Evert (*1879), over de Duitsche Litteratur van Auke (* 1885) en een hele stapel meer. Allemaal aangeschaft bij boekhandel J. Kat in Warffum.
               
In het Schoonschrift van Gesina van Dijk (*1898), de dochter uit de tweede leg van Guitje Klaassen, las ik brieven, opstellen, twee coupletten uit het Wilhelmus en keurig netjes overgeschreven volksverhalen en gedichten. Steeds één pagina lang, dus meestal zonder eind. Zo ook het in prachtig regelmatig handschrift overgeschreven Wie is de koning?:

Toen koning Frits, in burgerdracht,
Eens met zijn grooten ging ter jacht,
Was hij een eind vooruitgegaan,
En trof een snugg’ren landman aan –
Verbeeld je!

“Mijnheer!” - zoo sprak deze – “wees zoo goed,
En zeg mij wie van gindschen stoet
Is koning Frits? U kent misschien
Den vorst; - ik zou hem graag eens zien”-
Wel zeker!

“Dat kan geschieden, goede man”,
Was Frederiks antwoord. “Volg mij dan.
Wij gaan erheen, dan merkt gij wis.
Al spoedig wie de koning is”.
Natuurlijk!

Je kent toch wel de vaste wet,
Dat iedereen den hoed afzet
In ’s Vorsten tegenwoordigheid,
Uit eerbied voor zijn Majesteit?” -
Wel zeker!

Hier blijft de kopieerpoging van rond 1910 onvoltooid. De clou hield Gesina van Dijk voor zichzelf in haar Schoonschrift. Het was tenslotte een schrijfoefening. In de Nederlandse Volksverhalenbank van het Meertens Instituut vind ik het slot van het gedicht. Het blijkt een mop uit de anekdotentraditie over de Pruisische koning Friedrich II, der alte Fritz, uit de achttiende eeuw. Samen met de boer wandelde Frits terug naar de jagerstoet. Behalve Frits nam iedereen zijn hoed af. De boer wist niet waar hij kijken moest. De laatste niet door Gesina opgeschreven regels luiden: 

Als Frits zich tot de boer nu wendt en vraagt of
Hij de vorst al kent, is het antwoord 
Van de snuggere Hein: 
Een van ons beiden moet het zijn!

Erik de Graaf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten