vrijdag 31 augustus 2018

O, barbaarse wereld


Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog vluchtte een miljoen Belgen naar Nederland. De meesten keerden al in het eerste jaar terug naar huis. Honderdduizend vluchtelingen bleven tot 1918 in ons land. Ook in het noorden. In de provincie Groningen werden ongeveer 3400 Belgen opgevangen, waarvan vijfhonderd in de stad. De rest waaierde uit over de dorpen.

“Hes ’t ook aal heurd? Der komen hier vluchtelingen!” In zijn half-Groningse roman “Koos” schreef Benjamin Broekema in 1938 hoe zijn hoofdpersoon (maar in feite was hij het zelf) hoorde van de komst van Belgische vluchtelingen naar Warffum. Zijn vriend Wiebe vertelde dat ze werden ondergebracht in het oude gebouw van de werkverschaffing aan het water bij de Warffumer Maar. “Mit drei uurs train komen der hier aal vluchtelingen”, wist Wiebe.

Na schooltijd renden de jongens onmiddellijk naar het station, waar al tientallen nieuwsgierigen de komst van de vertraagde trein afwachtten. Een oude man stapte het eerst uit, las ik in Broekema’s roman. Gevolgd door een paar meisjes, hun moeders en een paar jongens met bleke gezichten. “O, barbaarse wereld, blind van kruitdamp, rood van bloed! Hulpeloze mensen stonden in den vreemde, de nood op hun gezichten.” Zo schreef de joodse Warffumer over een indringende jeugdherinnering uit de Eerste Wereldoorlog.

De commissie van ontvangst op het station van Warffum had een welkomstwoord voorbereid, “maar in ‘t gezicht van deze nameloze ellende stonden ze sprakeloos. Iemand trachtte te spreken, maar hij kon nauwelijks iets stamelen....” Toen Koos de stoet vluchtelingen naar hun onderkomen zag gaan, stil gadegeslagen door de dorpelingen, stelde hij zich voor hoe hij zelf door een vreemd land zou lopen, aan de hand van zijn moeder. De schrijver liet het Koos denken, kort voor een nieuwe wereldoorlog. Vier jaar later zat Benjamin Broekema in de eerste trein van het doorgangskamp Westerbork naar het concentratiekamp in Auschwitz. Op 17 augustus 1942 werd hij daar vermoord. Drie maanden later ondergingen zijn moeder, zijn vrouw en zijn dochters hetzelfde noodlot.

Erik de Graaf

Tijdens de schrijverswandeling op zondag 2 september vertel ik waar de Belgische vluchtelingen in Warffum werden ondergebracht (aanvang 14 uur in Huiskamercafé Noorderkerkpad; zie: artweekendwarffum.nl). Otto Kalkhoven fotografeerde “moeder en kind”.

vrijdag 24 augustus 2018

De Russen kwamen niet

Het is een oriëntatiepunt in het open landschap tussen Warfhuizen en Wehe den Hoorn. Een “landmark” noemen ze dat tegenwoordig bij het Groninger Landschap. Je zou bijna vergeten dat de Luchtwachttoren 7-Otto-1 in de jaren vijftig is gebouwd in de strijd tegen het rode gevaar. Het was in het heetst van de Koude Oorlog en de Russen konden elk moment binnenvallen. Waakzaamheid was geboden.

Om laagvliegende Russische vliegtuigen op tijd te signaleren werd in 1950 het Korps Luchtwachtdienst opgericht. Het KLD bouwde tot 1956 een landelijk netwerk van 276 luchtwachtposten, waarin vrijwillige luchtwachters met verrekijker en peilinstrument in de gaten hielden of er vijandelijke vliegtuigen in aantocht waren. Kijken – Luisteren – Doorgeven was het motto, KLD. Niet dag-in-dag-uit, maar op gezette tijden. De vijand moest zich wel aan onze arbeidstijden houden.

De helft van die observatieposten stond bovenop bestaande gebouwen, maar in Wehe den Hoorn stelde een bietenzaadveredelingsbedrijf zijn gebouw niet ter beschikking. Uit angst, want een observatiepost kon gemakkelijk een doelwit kon worden. Daarom bouwde de KLD in 1955 vlakbij Warfhuizen een luchtwachttoren van betonnen prefab-raatbouwelementen. Als een bouwpakket. Toen de toren in gebruik werd genomen was het militaire netwerk eigenlijk al achterhaald. De moderne vliegtuigen waren inmiddels te snel om met oog en oor te volgen en verfijnde radarsystemen vervingen de luchtwachters. In 1964 werd het netwerk grotendeels gesloten. Alleen langs de noordelijke kust bleef het in gebruik, omdat de Russen vanuit zee nog onbespied het land binnen konden vliegen. Vier jaar later werd de KLD definitief opgeheven. Slechts eenmaal werd een Russisch vliegtuig gespot, maar die bleek op de terugweg na deelgenomen te hebben aan een vliegshow bij Parijs.

De meeste luchtwachttorens zijn inmiddels gesneuveld. Negentien werden er gered. Behalve in Warfhuizen nog een in Winschoten en een halve in Bedum. Vorig jaar renoveerde het Groninger Landschap de 7-Otto-1 in Warfhuizen. Sindsdien staat hij fier te stralen als monument voor de Koude Oorlog. Afgelopen zondag was hij een paar uur door het Groninger Landschap opengesteld. Tientallen belangstellenden tuurden vanaf de top in de verte. Nog steeds geen vijand te zien. Gelukkig maar.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde vrijwilliger Dick van den Berg in de Luchtwachttoren. Lees andere afleveringen uit de serie Op verkenning door Het Hogeland.

vrijdag 17 augustus 2018

Magneet Pieterburen


Vrienden uit het westen wilden een wadloopervaring. Nou, dan regelen we dat natuurlijk. Om elf uur stonden we in een lange rij voor het kantoor van de samenwerkende wadlooporganisaties in Pieterburen. Om het vertrek naar de dijk af te wachten werden we met een bon voor koffie en appeltaart naar een terras aan de overkant van de straat verwezen.

Met zo’n vijftig Wadlopers liepen we met twee gidsen over kwelders, door slikvelden, over zandbanken en door geulen. Het was een eenvoudige kennismakingstocht. Beginners van alle leeftijden en uit alle windstreken vormden een lange sliert over de droogvallende zeebodem. De snelsten liepen voorop, de minder snellen achteraan. Gids Koos van der Maar bracht ze af en toe bij elkaar om te vertellen over het getij, over flora en fauna en over de dynamiek van het Wad. Koos is vergroeid met het Wad, vertelde hij onderweg. Geboren en getogen in het kustgebied. “Aangespoeld kun je beter zeggen”, zei hij zelf. Al vanaf zijn veertiende is hij wadloopgids, op drie jaar na al een halve eeuw.

Al duizenden jaren lopen mensen over het Wad om te vissen, te jagen of om land te winnen. Om te overleven dus. De eerste wadloper tussen eiland en vaste wal was volgens de overlevering een eilandarbeider op Rottumeroog, die zo’n driehonderd jaar geleden uit angst voor zijn baas als een haas bij laag water naar Warffum zou zijn gerend. Pas na 1963 kwam het recreatieve wadlopen in zwang. Nadat in die strenge winter schitterende tochten over de bevroren Waddenzee waren gemaakt, organiseerde Dorpsbelangen ook in de zomer wadlooptochten. Het werd een groot succes. Pieterburen werd een magneet aan het Wad. In de jaren zeventig liepen soms achthonderd wadlopers achterelkaar naar Schiermonnikoog. Als de eersten aankwamen waren de laatsten nauwelijks over de helft. Gelukkig is dat verleden tijd. Vijftig deelnemers is meer dan genoeg. En het is veiliger.

Het wadlopen zette Pieterburen op de kaart. Later kwamen de zeehondenopvang, het Pieterpad en het bezoekerscentrum. Na drieënhalf uur wadzwerven keerden we terug aan land. Moe en tevreden zaten we nog een poosje op een terras.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde wadloopgids Koos van der Maar op het Wad. Voor andere afleveringen in de serie klikt u op Op verkenning door Het Hogeland.


zaterdag 11 augustus 2018

De schaduwkant van de kerk


Toen ik jaren geleden op een zonnige zondag door Zuurdijk fietste werd ik verrast door vrolijke klanken op het kerkhof. Een bandje speelde volksmuziek en tussen de graven aan de zonkant van de kerk werd gedanst. Zuurdijk vierde feest. Daar was ook reden voor, want dorpsgenoot Joapke had een wedstrijd gewonnen.

Joapke leefde halverwege de negentiende eeuw als wees in het armenhuis in Zuurdijk. Hij ging naar de school naast de kerk, maar was ongetwijfeld vaak afwezig als er werk was bij de boeren in de omgeving. Leerplichtambtenaren bestonden nog niet en landarbeid was Joapkes toekomst. Voor en na schooltijd speelde hij met klasgenoten rond de kerk. Een van hen was Geuchien Zijlma, de jongste zoon van een rijke herenboer bij Zuurdijk. Arm en rijk zaten in één schoolklas en speelden samen op het schoolplein. Over Joapke is verder niet veel bekend. Over Geuchien Zijlma des te meer. Hij werd landbouwer op een familieboerderij bij Zuurdijk en in 1877 op Nieuw Zeeburg in de gloednieuwe Westpolder. Zijlma was herenboer in de “gouden eeuw” van de Groningse landbouw, maar ook bestuurder van het waterschap, van de gemeente Leens, van de provincie Groningen en liberaal Eerste en Tweede Kamerlid in Den Haag.

Aan het eind van zijn rijke leven schreef Zijlma een boekje over zijn jeugd. Hij vertelde hoe de dorpsjongens rond 1850 opschepten over de prachtige graven, waarin hun voorouders aan de rijke zonnige zuidkant van de kerk begraven lagen. Eén jongetje hield zich stil. Joapke uit het armenhuis. Voor een grafsteen voor zijn ouders was geen geld geweest. Zij waren begraven aan de koude, arme noordkant van de kerk. Zonder steen, zoals dat vaak gebeurde. Nog steeds lijkt het op veel kerkhoven alsof er aan de noordkant bijna niemand is begraven.

Mooi dat Joapke van de schaduwkant juist door Zijlma’s jeugdherinneringen aan de vergetelheid werd ontrukt. In 2009 kreeg het plan voor een monument voor de vergeten doden van Zuurdijk de meeste stemmen in een wedstrijd van de Stichting Oude Groninger Kerken. Sindsdien vertelt Geuchien Zijlma het verhaal van zijn klasgenootje Joapke op één fiere steen aan de verder lege, arme schaduwkant van de kerk in Zuurdijk.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde de begraafplaats aan de noordkant van de kerk van Zuurdijk.

maandag 6 augustus 2018

Kamp Lauwerpolder


Eind mei 1947 liftte de tweeëntwintigjarige Dick de Vries van Bloemendaal naar Noord-Groningen. Hij was erkend als principieel dienstweigeraar en moest voor zijn vervangende dienst naar het Kamp Lauwerpolder boven Usquert. De reis verliep voorspoedig. In Groningen kreeg hij een lift van een ambtenaar van het Bureau Oogstvoorziening, die toevallig voor zijn werk in de Lauwerpolder moest zijn. Die dag meldden zich honderdzeven dienstweigeraars in het kamp. In de loop van de zomer zou het aantal oplopen tot boven de honderdvijftig. Ver weg, afgelegen en kaal vonden ze het. “Het kamp ligt helemaal weggedrukt tegen de dijk van de Waddenzee”, schreef dienstweigeraar Ernst Hulst naar huis.

In 1935 waren nieuwe landaanwinningswerken begonnen boven de Waddendijk. “Hier wordt vruchtbaar land ontwoekerd aan de baren”, kraaiden de kranten. Om de landaanwinning te versnellen besloot de Rijksdienst voor Werkverruiming kampen te bouwen voor werklozen uit heel Nederland. Boven Usquert ontstond Kamp Lauwerpolder. Twee lange barakken in V-vorm met slaapzalen, een huiskamer, een waslokaal en een ziekenzaal. Twee kortere barakken maakten van de V een driehoek. Kamp Lauwerpolder werd pas in het najaar van 1940 opgeleverd, toen de oorlog al was uitgebroken. De Duitsers zetten de plannen in de Lauwerpolder gewoon door. Eerst met werklozen en later met Nederlandse jongeren in een soort maatschappelijke dienstplicht. Na de bevrijding kwamen er weer werklozen, totdat het kamp in mei 1947 werd ontruimd voor de dienstweigeraars van diverse pluimage: van student tot metselaar en van Jehova’s tot pacifistische socialisten.

In de zomer van 1947 werkten de dienstweigeraars niet in de landaanwinning, maar voor het Bureau Oogstvoorziening bij boeren in de wijde omgeving. Er was een groot tekort aan landarbeiders, onder andere doordat veel boerenzoons en knechten als soldaat naar Nederlands-Indië waren. Dat de dienstweigeraars hun plaatsen op het land innamen had iets ironisch. Ze werden niet altijd vriendelijk door de boeren ontvangen, maar ze werkten voor wat ze waard waren. Na de warme zomer werd het koud en vochtig in Kamp Lauwerpolder. Het tochtte en lekte in de barakken en er kwam geen warme werkkleding. Die herfst weigerden de dienstweigeraars om aan het werk te gaan. De stakers werden gesteund door dokter Jansma en dominee Gaaikema uit Uithuizen, die de Lauwerpolder ongeschikt vonden als winterkwartier. Eind november 1947 werden de dienstweigeraars overgeplaatst naar het beschutte Drentse Vledder.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde het bosje waar tot 1960 Kamp Lauwerpolder stond. Lees de hele serie Op verkenning door Het Hogeland.