donderdag 10 juni 2010

"De kiezer met zijn nuchtere verstand"


Turbulente verkiezingscampagnes zijn van alle tijden. Vooral de campagne van 1956 was berucht om het harde karakter. Vier jaar eerder, bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1952, streden de PvdA en de KVP “nek-aan-nekker” dan gisteren de VVD en de PvdA. Zowel de sociaaldemocraten als de katholieken behaalden indertijd 30 zetels in een parlement met nog 100 zetels. Pas in 1956 werd de Tweede Kamer tot 150 leden uitgebreid.

De PvdA won nipt van de KVP. Met 28,9 tegen 28,6 procent, dus nog nipter dan de VVD gisteren van de PvdA won. Het was een historische overwinning, want de sociaaldemocraten werden voor het eerst in de geschiedenis de grootste partij van Nederland (ook een parallel met gisteren). Willem Drees kreeg daarmee opnieuw de positie van minister-president, een functie die hij overigens al vier jaar als kleinere oppositiepartner had vervuld.

Een jaar later moest de PvdA haar rol als grootste partij verdedigen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De retoriek spatte van de campagnes. Het ging na 1952 jarenlang om de Doorbraak (van confessionelen naar de PvdA) of de Katholieke Eenheid. In die verkiezingsstrijd was voor die tijd veel geoorloofd. Onlangs vond ik in de socialistische krant Het Vrije Volk van 30 mei 1953 een gedichtje over de felle propagandastrijd, die uiteindelijk was beslecht "door de kiezer met zijn nuchtere verstand":

NA DE PROPAGANDA

Ze mogen rustig zeggen wat ze willen.
Ze mogen het desnoods ónrustig doen.
Ze mogen al hun scheldwoorden verspillen,
Gerust aan dreigementen zich vertillen
En spotten met het simpelste fatsoen –

Ten slotte wordt het antwoord toch gegeven
Door iemand met een potlood in zijn hand
Die altijd nog zijn zin heeft doorgedreven,
Die wéér een stuk historie heeft geschreven:
De kiezer met zijn nuchtere verstand.


Erik de Graaf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten