vrijdag 27 april 2018

Voos

“Hij is import, maar hij weet wel veel over onze omgeving”. Via-via kreeg ik een compliment over mijn stukjes in de Ommelander. Ik woon al bijna dertig jaar op het Hogeland, maar ik ben en blijf “allochtoon”. Hoe diep ik ook verder in de Groninger klei zak. Klei?

Klaai. Ik las vorige week een gedichtenbundel met die titel. Hij is al tien jaar oud en geschreven door Lammert Voos. Geboren in Eenrum in 1962, opgegroeid in Friesland en jarenlang woonachtig in de buurt van Deventer. Hij schreef, schilderde, maakte muziek en werkte met vluchtelingen tot in Bosnië toe. Waar hij ook woonde, hij bleef in al zijn vezels Gronings. In Klaai uit 2008 beschreef Voos zijn “ferhoal” van het noorden, zijn verhaal van de klei. Hij dichtte over het lege landschap en de rauwe taal. Over Eenrum “met een kerkhof vol Vozen”. Over generaties van klompenmakers, kasteleins en drinkebroers. En over zichzelf. Soms in het Gronings, soms in het Nederlands. Ruw, doorleefd en recht-door-zee. Keihard en soms nostalgisch.

dit land, dit Hooge Land
is weerbarstig, rauw en leeg
en ik hoor hier thuis

hier zijn de botten
van mijn voorvaderen begraven
in de zware zeeklei

hier steekt men trots
de kin tegen de wind in
of verdrinkt men in zeeën van jenever

er bestaan geen tussenwegen
in het Hooge Land
en ik hoor hier thuis

Achteraf klinkt het gedicht uit 2008 als een vooraankondiging, want sinds een jaar is Lammert Voos terug op de klei. Weer thuis. In een arbeidershuisje in Vierhuizen, op de rand van land en zee. Ver weg van de drukte. Niet zonder twijfel, maar toen hij weer Gronings sprak met de buurman, zijn naam niet uit hoefde te leggen bij de bouwmarkt, de verte zag en het zilte Wad rook wist hij dat het goed was. Terug op het Hogeland. Zijn Hooge Land. Met de kin tegen de wind in, want zonder jenever.

Ondertussen bereid ik me voor op mijn Groningse inburgeringsexamen, waarvoor ik nooit zal slagen. Toch bedankt voor het compliment.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde Lammert Voos in zijn fotostudio in de kerk van Eppenhuizen. Teksten van Lammert Voos vindt u in de boekhandel of op het internet, onder andere op: dewaterwolf.wordpress.com.

zaterdag 21 april 2018

Hotel de Landbouw


Na vijf jaar noeste arbeid presenteerde de Boekgroep Noord-Groningen maandag haar lijvige boekwerk over het Hogelandspoor in een overvol Hotel de Landbouw in Usquert. Bijna 125 jaar nadat de eerste trein in 1893 van Groningen naar Roodeschool reed.

De nieuwe spoorlijn vereenvoudigde het transport van landbouwproducten en maakte de wereld kleiner voor de burgers. De ijzeren levensader bracht leven in de brouwerij. Nieuwe stations en bij elk station een herberg, een café of een koffiehuis. Ook in Usquert. Twee jaar na de eerste trein werd Hotel de Landbouw geopend. Recht tegenover het station. Als ontmoetingspunt voor boeren en handelslui. Usquert was een rijk dorp.

Schrijver Louis Stiller vertelde bij de presentatie over het station van Usquert. Hij wees aan waar de stationschef woonde en waar hij zijn moestuintje had om zijn sobere inkomen te verhogen. Initiatiefnemer Jan de Boer sprak over de huidige bedrijvigheid aan het nieuwe eindpunt van de spoorlijn, in de Eemshaven. De eerste exemplaren werden uitgereikt aan de burgemeesters Van Beek van Eemsmond en Michels van Winsum.

Vanuit de historische gelagkamer staarde ik naar de overkant van de straat. In mijn dagdroom herrees het oude stationsgebouw uit 1893. De stoomtrein uit Groningen kwam aan. Reizigers stapten uit, anderen weer in. Ik zag hoe Marten Toonder in 1910 in stuurmanuniform naar Uithuizen reisde om de dochter van peerdendokter Huizinga ten huwelijk te vragen. In de Eerste Wereldoorlog stapten er Belgische vluchtelingen uit de trein om in een schuur bij de melkfabriek aan de haven een veilig onderdak te vinden. Een wereldoorlog later vertrokken vanaf alle stations aan het Hogelandspoor joodse families naar Westerbork, op weg naar een duistere toekomst. Als Hotel de Landbouw eens kon vertellen.

Met bewondering en verwondering bladerde ik ’s avonds door tweeëneenhalf kilo spoorboek. Zoveel verhalen, zoveel foto’s. Het moet voor de schrijvers een prachtige ontdekkingsreis door tijd en Hogeland zijn geweest. Na afloop van de bijeenkomst staken veel genodigden de straat over om de trein naar Roodeschool of Groningen te nemen.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde het uitzicht vanuit Hotel de Landbouw in Usquert. Deze aflevering in de serie "Op verkenning door Het Hogeland" verscheen op donderdag 19 april in de advertentie van de BMWE-gemeenten in de Ommelander Courant.

vrijdag 20 april 2018

Les in de zwemkunst


In 1902 werd voor het eerst een zwembad geopend in Warffum. Het plan was in 1900 bedacht door de Vereniging ter Bevordering van Welvaart te Warffum, een voorloper van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. “Een zwembad was van algemeen belang met het oog op de veiligheid bij het zwemmen van schoolgaande jongelui”, vond de veearts Lameris. De gemeente Warffum sprong financieel bij door zes renteloze aandelen van honderd gulden aan te schaffen en door een jaarlijkse subsidie van zeventig gulden voor de volgende vijftien jaar in het vooruitzicht te stellen.

Aanvankelijk zou het zwembad in de haven van Warffum komen, maar de Vereniging vond een betere plek. De poel bij het spoor, die in 1893 was uitgegraven voor de aanleg van een spoordijk bij de brug over het Warffumermaar. Het terrein werd kosteloos in bruikleen gegeven door de Groninger Lokaalspoorwegmaatschappij. Die vond overigens wel dat er een hek tussen het bad en het spoor moest komen en dat er niet gezwommen mocht worden “tijdens het passeren van passagierstreinen”. Dat vond men blijkbaar geen gezicht voor de treinreizigers.

Er kwamen vier hokjes, een hek en een plank. Badmeester werd Klaas van der Molen uit Usquert, een voormalig zeekapitein. Hij mocht vijf keer naar Groningen “om aldaar onderricht te worden in het geven van les in de zwemkunst”. Van de zeebonk werd verwacht dat hij kon zwemmen, maar ooggetuigen beweerden dat hij nooit zelf in het water is geweest.

1902 was een goed jaar, maar in het jaar daarop kon door het slechte weer weinig worden gezwommen in de bad- en zweminrichting bij Warffum. Volgens het jaarverslag van 1903 regende het die zomer de ene dag nog harder dan de andere dag. Gelukkig was 1904 weer een stuk beter. Toch duurde de zwempret in Warffum maar een paar jaar. Pas in 1935 werd op dezelfde plek een nieuw zwembad geopend.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde het oude zwembad in Warffum.

vrijdag 13 april 2018

Kleine Huisjes


“Voor de brug linksaf en dan is het aan het eind van een doodlopende zijweg van een doodlopende weg”, had ik ’s ochtends tegen mijn bezoek gezegd. Een paar uur later parkeerde hij zijn auto. Hij stapte uit en keek lang om zich heen. “Vroeger mocht ik hier nooit komen”, antwoordde hij op mijn vragende blik. “Tot aan de Schaapweg en niet verder”, zei zijn moeder. Dat was in zijn jeugd, zeventig jaar geleden.

Ze zijn overal te vinden. Dorpjes en streekjes waar de “gegoede” burgerij liever niet kwam. Waar moeders het te gevaarlijk vonden voor hun kroost. Buurten met ruig volk in kleine arbeidershuisjes. Met een lapje grond voor aardappelen en groente en een varken in een hok. Lutje Hoeskes met grote gezinnen en grote armoede. Pieter Schaalma was rond 1890 de vaste arbeider voor boer Elings op Groot Hoysum tussen Den Andel en Warffum. Zijn vrouw deed huishoudelijk werk voor vrouw Elings en werkte op het land. Van hun schamele loon huurden ze een huisje van de baas. Schaalma koesterde zijn werk, omdat het vast was. Hij had het goed, ook al was hij zeven keer vierentwintig uur beschikbaar en werkte hij zich een slag in de rondte.

Door de ontwikkeling van de landbouw waren er halverwege de negentiende eeuw steeds meer landarbeiders nodig. Langs dijken en vaarten, bij boerderijen en op kruispunten werden landarbeidershuisjes gebouwd. Tussen Zuurdijk en Houwerzijl liggen de vijf huisjes bij Ewer er nu prachtig bij. Op Het Stort bij Leens is het tegenwoordig fantastisch wonen, maar vroeger werden de bewoners gemeden als de pest. In 1928 werd er op Het Stort nog een gemeentelijk armenhuis gebouwd, het Blokhoes, waarin vier armlastige gezinnen werden gehuisvest.

Ten noordwesten van Kloosterburen stonden rond 1850 vier kleine huisjes arbeidershuisjes. Door de toenemende vraag naar arbeidskrachten in de nieuwe polders werden het er twintig. Tegenwoordig staan er zo’n veertig woningen. Prima wonen, maar op het land werkt bijna niemand meer. Je kunt er nu terecht voor een BHV-cursus en voor shiatsu-massages. Kleine Huisjes heet het dorp weinig creatief, maar je kunt de naam ook zien als een eerbetoon aan de armoe van de landarbeiders in de afgelopen eeuwen.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven maakte een foto van een van de kleine huisjes in Kleine Huisjes

woensdag 11 april 2018

Warffum Alert! wacht op antwoord


Over een lang uitblijvende Reactienota van Wiebes' ministerie, een nog niet door de NAM aangevraagd nieuw Winningsplan en de zorgen van Warffum Alert! over het vervolg.

Half augustus diende Warffum Alert! namens 357 personen een Zienswijze in tegen een hernieuwde Omgevingsvergunning voor de NAM-locatie bij Warffum. Zes weken kregen we de tijd om midden in de zomervakantie onze bezwaren te formuleren. Als we een halve minuut te laat waren geweest was ons stuk ongetwijfeld niet ontvankelijk verklaard. Inmiddels wachten we acht maanden op de Reactienota van het ministerie van Economische Zaken. Dat kan dus wel.

Op een voorlichtingsbijeenkomst in Pieterzijl hoorden we uit goede bron dat we de Reactienota nu snel kunnen verwachten. Sterker, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) zou al ingestemd hebben met het Omgevingsplan, omdat er geen juridische gronden zouden zijn om het af te wijzen. Alsof onze bezwaren er niet toe doen. De NAM twijfelt echter, begrepen we tussen de regels door, of ze een nieuw Winningsplan voor Warffum zou indienen. Dat Winningsplan was eigenlijk al in het derde kwartaal van 2017 gepland, maar is nog steeds niet ingediend. Dat kan positief nieuws betekenen, maar we moeten niet te vroeg juichen. Als de NAM geen nieuw Winningsplan indient mag de gaswinning onder Warffum nog maar een kleine twee jaar doorgaan. Het huidige winningsplan geldt namelijk tot 2020. Het nieuwe Winningsplan was bedoeld om meer tijd te krijgen om ook de laatste restjes gas onder Warffum weg te pompen. Dat zou namelijk niet lukken binnen de termijn van het oude Winningsplan.

Minder fijn zou het zijn als de NAM zou proberen om het resterende gas onder Warffum vóór 2020 in versneld tempo te winnen. Dat lijkt ons niet goed voor de Warffumer bodem en voor de bewoners en hun huizen op het Warffumer Gasveld. Laten we hopen dat de NAM zo verstandig is om in deze tijd van veranderend denken over gaswinning geen nieuw Winningsplan in te dienen, maar de bodem onder onze voeten ook niet versneld en onverantwoord (of eigenlijk: nog onverantwoorder) leeg te zuigen.

Zodra we de Reactienota van de minister van EZK ontvangen organiseren we een informatieavond om met elkaar te bespreken wat ons verder te doen staat. Gaan we in beroep tegen de beslissing van de minister? Dienen we bezwaren in tegen het nieuwe Winningsplan? Het liefst vieren we een feestje, maar daar durven we niet op te hopen.

Warffum Alert!

Bijna hetzelfde stuk staat deze maand in Op en Om de Terp, het onvolprezen dorpsblad van Warffum. 

zondag 8 april 2018

Siepel in Noordwolde


Het is vijf voor twaalf volgens de torenklok van Noordwolde, maar ik maak me geen zorgen. In werkelijkheid is het een uur later, weet ik. De koster is er blijkbaar nog niet aan toegekomen om van de wintertijd zomertijd te maken. Rond de kerk heerst een toepasselijke rust op de Stille Zaterdag voor Pasen. Af en toe een fietser naar Zuidwolde of iemand die de hond uitlaat.

Het hek naar het kerkhof is open. Ik wandel langs oude graven. Langs de Mensema’s, die ongetwijfeld afstammen van de bewoners van de borg Mensema aan de Wolddijk. Zij woonden er tot in de zeventiende eeuw. In het midden van het kerkhof van Noordwolde staat de kerk. Gebouwd in de dertiende eeuw met een losstaande toren. Honderd jaar later werden kerk en toren door een extra traverse met elkaar verbonden. Rond 1640 werd de toren verhoogd en bekroond met een siepel. Waarom een ui? Dat weet niemand, verzekert een deskundige me. Een modegril van die tijd, vermoedt hij. Zo’n ui op de top is bijzonder in Nederland. Je denkt eerder aan grote Russisch-orthodoxe kathedralen. In Nederland zijn er maar twaalf kerktorens met een ui op de top. Twaalf van die siepels. Dat kan nauwelijks toeval zijn.

Tegenover de kerk snoeit een man de struiken in zijn tuin. U woont hier mooi, zeg ik om een gesprek te openen. Al drieëndertig jaar met veel genoegen, vertelt hij. Hero Beukema werd eenentachtig jaar geleden geboren in De Hoogte in Stad. Dat is eigenlijk maar een paar kilometer zuidelijker, via Zuidwolde langs het Boterdiep en dan over het Van Starkenborghkanaal heen. Hij was musicus en docent. Een kwart eeuw dirigeerde hij het Warffums Mannenkoor. Over een jaar woont hij in de gemeente Het Hogeland. Hoe lijkt dat als je zo dicht bij de stad woont, vraag ik hem. Och, we laten het hier over ons heenkomen, antwoordt hij. We verbinden de geneugten van de stad met die van het platteland. Het is goed wonen onder de siepel.

Erik de Graaf


Met een foto van Otto Kalkhoven. De hele serie vindt u in Op verkenning door Het Hogeland.

dinsdag 3 april 2018

Station Eemshaven


Nog geen twintig jaar geleden lag de Eemshaven er stil en verlaten bij. Slechts her en der een schip of een bedrijf en in de uiterste zuidoosthoek een energiecentrale. Regelmatig haalde de Eemshaven het nieuws als er weer een zeldzame vogel was neergestreken. Of als er motorraces werden verreden, die meetelden voor het Open Nederlands Kampioenschap. Ruimte genoeg in de Eemshaven.

Zoveel ruimte was bij de planvorming in de jaren zestig niet de bedoeling. De rapporten ronkten van tomeloos optimisme. De Provinciale Planologische Commissie voorspelde in 1967 de komst van olieraffinaderijen, chemische bedrijven, hoogovens, aluminiumindustrie en scheepswerven. Er zouden duizenden werknemers naar de Eemshaven komen, die ook ergens moesten wonen. Tot het jaar 2000 kon het aantal inwoners van het Eemsmondgebied met vijftig- tot negentigduizend toenemen, las ik in een oud rapport uit 1967. Dik honderdduizend mensen zouden in Delfzijl en Appingedam wonen, maar ook Spijk, Uithuizen en Uithuizermeeden groeiden fors in de dromen van de plannenmakers. Alleen Roodeschool moest buitenschot blijven, vond de Commissie in 1967, omdat de groei van Roodeschool een eventuele uitbreiding van de industrie in de weg kon staan. Zwart op wit staat het, zonder dollen. De wereld leek nog maakbaar in de jaren zestig. Niks geen krimp in de Eemsmond.

In 1973 opende koningin Juliana de Eemshaven. Drie jaar later vestigde AG Ems zich er voor een veerverbinding naar Borkum. Lang leken de vergezichten van 1967 sciencefiction, maar na 2000 nam de ontwikkeling van de Eemshaven onverwachts een hoge vlucht. Wel anders dan vroeger was gedacht. De olieraffinaderijen en de chemische industrie bleven uit aan de rand van het Wad, evenals het voorspelde arbeidsleger. Vijftig jaar na de planvorming wordt er moutbier en biodiesel geproduceerd, komt er Noorse stroom aan land en staat er een datacenter van Google. Rondom twee grote “old-school” energiecentrales staan immense windmolens duurzame energie op te wekken. Voor motorraces is al een poosje geen ruimte meer. Deze week reed wel de eerste personentrein door tot bij de veerboot naar Borkum. “Station Eemshaven - Vergeet niet uit te checken!”

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven verzorgde de fotobewerking. De hele serie bekijkt u op Op verkenning door Het Hogeland