Kort voor half acht vanochtend werd op een onbewaakte
spoorovergang bij Winsum in dichte mist een auto geschept met een dodelijk slachtoffer als
gevolg. Vrijwel op dezelfde plek als waar in juli 1980 onder vergelijkbaar
mistige omstandigheden twee treinen op enkel spoor op elkaar reden: negen doden
en vele gewonden. De vergelijking werd snel gemaakt. Een andere treinramp lijkt
uit de herinnering vervaagd. In oktober 1940 vonden dertien mensen de dood toen hun
bus even buiten Winsum bij Ranum tegen een trein botste (zie foto A.P. Prins). Ook hier was dichte
mist de oorzaak. In 2005 schreef ik al eens een stukje over de ramp bij Ranum in het Dagblad van het Noorden:
Het was knap mistig in de vroege ochtend van woensdag 16
oktober 1940, maar toch ook weer niet zo dat je geen hand voor ogen zag.
Tweehonderd meter zicht, volgens machinist Warris van de trein van Zoutkamp
naar Groningen. Om een uur of zeven boorde die trein zich op de onbewaakte
spoorwegovergang bij Ranum, even boven Winsum, in een bus die zesentwintig werklozen uit
Groningen naar de werkverschaffing bij Westernieland bracht. Het Nieuwsblad van
het Noorden van die avond beschreef de ravage: “De bus was uiteengereten,
zoodanig, dat het chassis ter hoogte van het midden van den trein langs de
spoorweg kwam te staan”. Overal lagen brokstukken, daar tussenin de lichamen
van de busreizigers. De trieste balans: negen passagiers waren op slag dood,
twee stierven onderweg naar het ziekenhuis in Groningen. Enkele dagen later
bezweken nog twee inzittenden aan hun verwondingen. Dertien doden. Twaalf
werklozen uit Groningen, die in het kader van de werkverschaffing aan de
inpoldering van de Linthorst Homanpolder werkten. En dan nog hun buschauffeur.
In 1939 was begonnen met de inpoldering van de Slikken,
het modderige kweldergebied ten noorden van Westernieland. Anderhalf jaar moest
de inpoldering onder auspiciƫn van de Inspectie voor de Werkverruiming werk
geven aan duizenden werklozen. Dertienhonderd mannen zouden er aan de slag
kunnen, waarvan er zeshonderd doordeweeks in het nieuw te bouwen werkkamp in
Westernieland zouden wonen. De rest zou dagelijks in twintig bussen van
Groningen naar Westernieland worden vervoerd. In oktober 1939 moest de nieuwe
dijk klaar zijn, aldus de strakke planning. Een jaar later moest de nieuwe
polder, ruim 400 hectare groot, klaar zijn. Maar het zou anders lopen. Hevige
stormen bemoeilijkten het werk al in het voorjaar van 1939. In september 1939
begon Duitsland de Tweede Wereldoorlog met als gevolg dat honderden jonge
arbeiders uit de Slikken gemobiliseerd werden. Vertraging na vertraging. De
nieuwe polder, zo ambitieus begonnen, kwam niet op tijd in 1940 af, maar pas in
1947.
Op de dijk in Westernieland, op een steenworp afstand van
het voormalige werkkamp, staan nu twee
monumenten. Een voor de inpoldering van de Linthorst Homanpolder, genoemd naar
de toenmalige Groningse Commissaris van de Koningin. “Dei nait wil diek’n mout
wiek’n”, klinkt het heldhaftig. Het tweede monument staat twintig meter verder,
maar dan onderaan de dijk (zie foto EdG). Het is ter nagedachtenis aan hen die hun beste
krachten hebben gegeven aan de indijking van de polder en “daarbij door een
noodlottig ongeval om het leven kwamen”. Veertien personen, waaronder de
dertien van de busramp bij Ranum. Om kwart over zes was de bus als laatste in
een konvooi van acht uit Groningen vertrokken. Al snel had hij de aansluiting
met de andere bussen verloren. In de mist heeft chauffeur Klaas Havers
misschien nog geprobeerd de andere in te halen, maar bij Ranum was de reis ten
einde.
De eerste negen slachtoffers werden drie dagen later onder grote
belangstelling begraven op de Zuiderbegraafplaats aan de Hereweg in Groningen.
De Commissaris van de Koningin en de burgemeester voerden het woord, maar ook
een afgevaardigde van de Duitse Rijkscommisaris Seys Inquart. Volgens het
Nieuwsblad van het Noorden waren duizenden belangstellenden toegestroomd om er
een indrukwekkende plechtigheid van te maken. In een hoek van de begraafplaats
zijn de graven van elf slachtoffers nog steeds terug te vinden. Een twaalfde,
Uiltje van der Sluis, werd elders op de Zuiderbegraafplaats in een familiegraf
bijgezet. Chauffeur Havers werd in zijn woonplaats Zwolle begraven.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten