zondag 24 mei 2015

De pijp van Marten


Het wordt dof in de cabeza, het licht gaat uit”, zei Marten Toonder senior in 1965 tegen zijn jongste zoon Jan Gerhard. De dokter had hem het roken en het drinken verboden. Hij liep steeds minder goed, zijn handen waren te dik om aan zijn scheepsmodellen te knutselen of voor het opschrijven van zijn levensherinneringen. Een paar weken later kwam er om vijf uur ‘s middags een belastingambtenaar op bezoek bij de 85-jarige Senior in Oegstgeest om te vertellen dat hij een fout in zijn aangifte had gemaakt. “Nu ga ik eerst een pijp tabak opsteken”, zei hij toen de ambtenaar weg was tegen zijn huishoudster. Dat was altijd zijn manier geweest om ergernis te verdrijven.

Of hij de rook nog geproefd heeft weet niemand. “Wij hopen van wel”, schreef Jan Gerhard in 1975 in De dronken kanarie, “want dan kan hij ook zonder wrok gestorven zijn. Hij viel toen voorover en is niet meer uit zijn coma bijgekomen”.

“Doe geen moeite meer voor mij. Het is afgelopen”, zei Marten Toonder senior in mei 1965 tegen zijn oudste zoon Marten. Junior wilde zijn vader later dat jaar meeverhuizen naar Ierland, herinnerde de zoon zich in 1996 in zijn autobiografie. In de logeerkamer in Oegstgeest haalde Senior een doos met honderden of duizenden bankbiljetten achter een gordijntje vandaan. Het was het geld waarmee de zoon eerder een lening van zijn vader had afbetaald. Hij wilde het teruggeven. Junior regelde dat iemand van een bank bij zijn vader langs zou gaan om bankrekening voor hem te openen. De volgende dag kwam de man van de Boerenleenbank, maar Senior vond dat het naar de Twentse Bank moest. Toen de bankman weg was greep hij naar zijn pijp om zijn ergernis weg te blazen. Hij viel voorover en kwam niet meer uit zijn coma.


Op maandag 24 mei 1965 overleed kapitein Marten Toonder senior op 85-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Leiden. Hij was in november 1879 geboren in Warffum, waar hij in grote armoede opgroeide. Van ongeletterd op zijn tweeëntwintigste werkte hij zich op tot kapitein op de grote vaart, commissaris bij de Toonder Studio en schrijver van zijn levensherinneringen. De foto hierboven toont Senior in 1956 in het haventje van Noordpolderzijl met uitzicht op Rottumeroog. Seniors zoons Marten en Jan Gerhard beschreven de dood van hun vader net even verschillend in hun autobiografisch werk. Twee dagen na Seniors dood verscheen een kort bericht in de Nieuwe Rotterdamse Courant, de NRC.

Erik de Graaf

PS: Sinds 2012 doe ik onderzoek naar het leven van mijn dorpsgenoot Marten Toonder senior. In oktober a.s. verschijnt een boek over zijn leven. Tegelijkertijd wordt er een tentoonstelling geopend in het Openluchtmuseum Het Hoogeland in Warffum.

donderdag 21 mei 2015

Børge Ring over Toonder senior


Als striptekenaar werkte Børge Ring  voor Disney, Toonder en Spielberg.  In 1985 won hij een Oscar voor zijn animatiefilm Anna & Bella. Toch kwam hij in 1946 als muzikant naar Nederland.  Als bassist in het jazzkwartet van Svend Asmussen speelde hij een maand lang in de Amsterdamse bioscoop City Theater. Hij ontmoette er Marten Toonder, die hem uitnodigde op zijn tekenfilmafdeling te komen werken.  “Ja-uh, graag”, antwoordde Børge, “maar ik moet eerst even naar huis om het behoorlijk te leren”.

Terug in Denemarken leerde hij het vak bij Nordisk Film. In 1952 keerde hij terug naar Amsterdam om tot 1973 in de Toonder Studio’s te werken. In de jaren vijftig was de gepensioneerde kapitein Toonder senior commissaris in het bedrijf van zijn zoon. Van dichtbij maakte hij Seniors bezoekjes vanuit Oegstgeest aan Amsterdam mee. Gisteravond bezocht ik Ring in zijn verbouwde boerderij aan de Maas in het Brabantse Overlangel.

“Toonder senior was een oude man, die steeds hetzelfde verhaal herhaalde”, vertelde Ring me vriendelijk. Hij werkte met twee andere Denen op de tekenfilmafdeling. “Good day, gentlemen”, was steevast Seniors begroeting in zeemans-Engels. Vervolgens vertelde hij opnieuw het verhaal dat hij ooit als jong zeeman met een Deens meisje in een park op een bankje zat. Plotseling stond ze op en zei in het Deens: “Ik ga nu naar huis, ik ben bang voor mijn vader”.

Mooi verhaal, mooi bezoek ook aan de 94-jarige maestro Ring. Toen ik op het punt stond te vertrekken gebaarde hij me nog even naderbij te komen. “Ze zeggen weleens dat ik in interviews mensen lens praat”. Dat viel alles mee.

Erik de Graaf


PS: Børge Ring beschreef zijn leven prachtig in: "Een weergaloos leven in muziek en tekenfilm. Autobiografie” (vertaald uit het Deens; Leens, 2015)

dinsdag 19 mei 2015

NAMCASUELTY 1646


"Het aardbevingsgebied in Noord-Groningen is een vat vol emoties”, zegt de directeur Kruyt van het Centrum voor Veilig Wonen in Appingedam vandaag in een interview in het Dagblad van het Noorden. “Er is veel opgekropte woede. Veel mensen zijn behoorlijk pissig”.

Oorzaken zijn de trage afhandelingen van schadegevallen en de afhoudende opstelling van de NAM. In het interview geeft de CVW-directeur aan dat zijn Centrum in de eerste vierenhalve maand van zijn bestaan 12.461 schademeldingen heeft ontvangen. Zesenzeventig mensen voelden zich onveilig in hun beschadigde huis. Drieduizend woningen moeten dit jaar worden versterkt.

Gisteren vond ik op een advertentiepagina van mijn natgeregende regionale Ommelander Courant een schreeuw die de constatering van de CVW-directeur overduidelijk illustreert. Voor de goede orde. Gerard Schotman is directeur van de NAM.

Erik de Graaf

zondag 17 mei 2015

Marten Toonder senior op de Lawoe


Op donderdag 17 mei 1900 monsterde de twintigjarige Marten Toonder (later de vader van de striptekenaar) aan als matroos op de S.S. Lawoe van de Rotterdamse Lloyd. Het was pure mazzel dat hij door zo’n gerenommeerde rederij werd aangenomen. In zijn Groningse pension aan Schiedamsedijk in Rotterdam hadden ze niet veel vertrouwen in zijn plan om naar de Lloyd te solliciteren. “Da’s ja veel te deftig, man”, zei de kastelein. “Daar nemen ze ons soort niet”.

Onderweg naar de Lloyd vroeg Marten zich af of hij toch niet te overmoedig was. Hij was in feite nog steeds de “Groningse boerenpummel”, vond hij, die nog maar een paar maanden eerder van Warffum naar Rotterdam was getrokken om werk te vinden op de grote vaart.

“Hé daar!”
Toen Marten Toonder het terrein van de Rotterdamse Lloyd betrad hoorde hij een bekende, rauwe stem bulderen. Het herinnerde hem onmiddellijk aan het “Ingerukt – márrrs!” van bij de marine. Het was de stem van opperschipper Broeier, die een jaar eerder een flinke bijdrage leverde aan het trauma dat hij aan zijn militaire diensttijd had overgehouden. De schipper wiens commandogebulk hem in tot zijn nachtmerries achtervolgde was nu portier bij de Rotterdamse Lloyd.

“Jawel, schipper”, antwoordde Marten.
En op Broeiers verbaasde vraag of ze elkaar dan kenden zei hij:
“Milicien Toonder, stamboeknummer 614, lichting negenennegentig, schipper”.

De schipper had niet aan zijn pensioen kunnen wennen, vertelde hij, maar had gelukkig als portier bij de Lloyd kunnen beginnen. “Lui van de marine stonden hier goed aangeschreven”, zei hij. De nietsontziende houwdegen van een jaar eerder leek ineens blij om de ex-milicien weer te zien. Toonder vroeg of hij een kansje maakte bij de Lloyd. Even later kreeg hij op voorspraak van opperschipper Broeier een baan als matroos op de S.S. Lawoe voor een reis naar Nederlands-Indië. Voor tweeëndertig gulden in de maand. Twee dagen later was het vertrek.

De reis werd bepalend voor Toonders verdere leven. Zijn nieuwe eeuw was begonnen. 

Erik de Graaf