maandag 25 april 2016

Marten Toonderwandeling door Warffum


Afgelopen zaterdag hield ik een lezing over Marten Toonder senior in het Openluchtmuseum het Hoogeland in Warffum. Het was de afsluiting van de tentoonstelling over de in 1879 in Warffum geboren vader van de striptekenaar, die door creaties als Ollie B. Bommel, Tom Poes en kapitein Wal Rus beroemd werd. De tentoonstelling is nog een weekje te bezichtigen. Wacht dus niet langer met uw bezoekje.

Na afloop van de lezing wandelde ik met mijn toehoorders langs plekken uit het leven van Marten Toonder senior in zijn geboortedorp Warffum. In de haven las ik uit mijn boek voor hoe de eenentwintigjarige matroos Toonder in 1901 op een schip uit Nederlands-Indië tijdens een malaria-aanval koortsig droomde van de weg van het station in Warffum naar het huisje van zijn grootmoeder aan de Westervalge. Ook werd stilgestaan bij Toonders geboortehuis aan de Pastorieweg, bij het armenhuis van de Hervormde Kerk, waar blinde Aaltje Zaagman op de kleine Marten paste als zijn grootmoeder op het land werkte, en bij de begraafplaats, waar de graven van Toonders moeder, stiefvader en grootouders bezocht werden. 


De lezing met wandeling trok geïnteresseerden uit het hele land, van Warffum tot Leiden en Rotterdam. Onder andere twee tekenaressen uit de Toonder Studio in de jaren vijftig, die Toonder senior nog kenden van zijn commissariaat bij de Studio van zijn zoon. Ook waren een achterkleinzoon en een betachterkleindochter van Toonder senior aanwezig.

De tentoonstelling in het Openluchtmuseum in Warffum duurt nog tot en met zondag 1 mei a.s. Mijn boek Marten Toonder senior. Van eierzoeker tot zeekapitein is uitverkocht, maar over enkele weken verschijnt een tweede druk. 

Erik de Graaf

dinsdag 12 april 2016

Matthias Domaschk - dood in een Stasigevangenis


Vijfendertig jaar geleden, op 12 april 1981, kwam Matthias Domaschk in een Stasigevangenis in het Oost-Duitse Gera om het leven. Nog geen 24 jaar oud. Twee dagen eerder was Matz, zoals hij door vrienden genoemd werd, met een vriend vanuit Jena met de trein naar Berlijn vertrokken. Doel was een verjaardagsfeestje, maar tot zijn dodelijke pech vond dat weekend ook het Tiende Partijcongres van de Sozialistische Einheitspartei Deutschland (SED) in de hoofdstad plaats.

Uit angst voor verstoring van het partijcongres werden Matz en Peter "Blase" Rösch door de Stasi uit de trein gehaald en voor verhoor naar Gera overgebracht. Daar stierf hij na urenlange verhoren onder nog steeds niet opgehelderde omstandigheden. Maar de Stasi had duidelijk iets te verbergen. Snel en stiekem moest Matz in april 1981 worden begraven. Dankzij een zich per ongeluk versprekende buurvrouw kwamen zijn vrienden erachter dat Matz dood was, zodat er toch enkele tientallen vrienden op zijn begrafenis aanwezig waren. Een paar dagen later zouden het er zeker honderden zijn geweest.

Op zijn eerste sterfdag in april 1982 plaatsten zijn vrienden een beeld van de kunstenaar Michael Blumhagen op Matz’ graf. Vier dagen later werd het beeld door de Stasi weggehaald. Roland Jahn, tegenwoordig opperbeheerder van de Stasi-archieven, fotografeerde die Stasi-actie heimelijk vanuit de bosjes in een tuin naast de begraafplaats. Het beeld is nooit meer teruggevonden.

Door Matz' dood radicaliseerde de vredesbeweging in het Oost-Duitse Jena. Hij was er nooit meer bij, maar toch altijd voelbaar aanwezig. Zelf heb ik hem nooit persoonlijk leren kennen, maar op een discussieavond in Jena in januari 1982 was hij zo sterk aanwezig in de herinnering van zijn vrienden, dat ik hem als een vriend ben gaan beschouwen, die ik elk jaar op 12 april even herdenk. Matz' vrienden zijn mijn vrienden geworden. Eerst in Jena op die avond in januari 1982, later in West-Berlijn, waar veel van hen in de jaren daarop terechtkwamen omdat de grond in Jena te heet onder hun voeten werd. Blase, Michel Blumhagen, Roland en vele anderen. Vanavond waren ze allemaal in Jena, vermoed ik, waar een herdenkingsbijeenkomst plaatsvond,

Erik de Graaf

donderdag 7 april 2016

Marten Toonder senior in Delfzijl


In 1890 verhuisde Marten Toonder (senior, omdat het om de vader van de schrijver/tekenaar gaat) naar het eiland Rottumeroog.  Zijn grootmoeder was blij dat de Voogd van Rottum hem wilde aanstellen als eierzoeker en later als schaapsjongen. Thuis in Warffum kon ze hem van armoede niet het voedsel bieden dat een tienjarige jongen nodig had.

Jaarlijks steeg Marten een stukje in de hiërarchie van het eiland. In mei 1894 werd hij derde schippersknecht op de Vijf Gebroeders, het schip van de voogd. De promotie tot schippersknecht verruimde Martens horizon. Hij zat niet meer bijna het hele jaar op het eiland, maar kwam door zijn taken op het schip vaker in Noordpolderzijl en bij zijn grootmoeder in Warffum. In 1894 moest hij als kok zelfs drie weken mee naar Delfzijl, waar het schip van de voogd een tweejaarlijkse opknapbeurt kreeg.

De tocht er naartoe was Martens eerste keer op volle zee. Onderweg droomde hij bij het passeren van grote zeilschepen dat hij zelf op zo’n schip voer. In de loop van de middag bereikte de Vijf Gebroeders de sluis van Delfzijl, waar ze door het lage water pas de volgende dag doorheen konden om de scheepswerf aan het Damsterdiep te bereiken.


Onlangs vond ik een map met tekeningen van Ties van Dijk, de zoon en beoogde opvolger van de voogd van Rottumeroog. Hij maakte de tekeningen tijdens zijn jarenlange verblijf op het eiland, totdat hij in 1897 zonder medeweten van zijn vader en met hulp van Marten van het eiland vluchtte om in Amsterdam naar de Rijks Tekenacademie te gaan. Ook Ties was die drie weken in Delfzijl. Hij maakte een unieke tekening van Delfzijl vanaf de werf op het Damsterdiep. Een paar weken geleden maakte ik een foto van hoe het er daar nu uitziet. Het is wel veranderd.

Erik de Graaf

PS: meer over de carrière van Marten leest u in mijn boek  Marten Toonder senior. Van eierzoeker tot zeekapitein (Uitgeverij Passage, Groningen 2015). Over Ties van Dijk kunt u meer lezen in mijn artikel “Ties van Dijk. Hoe de beoogde voogd van Rottumeroog kunstenaar werd”, in Stad & Lande. Cultuurhistorisch Tijdschrift (jaargang 25, nr. 1 – 2016) pp. 18-22.