woensdag 27 januari 2010

Van emmeren tot trippen



“Even emmeren”, zeiden we vroeger thuis tegen elkaar als het acht-uur-journaal begon.

Jarenlang was Fred Emmer de anchorman van het NTS- en later NOS-journaal. Vanaf de jaren zestig tot in de jaren tachtig vertelde hij het Nederlandse kijkkastvolk wat er in de wereldgebeurde. Van de moord op John F. Kennedy in 1963 tot aan de hongersnoden in Biafra. We hoorden het van Fred Emmer, die het nieuws gedragen en foutloos bracht. Om op de hoogte te blijven van wat er op de wereld gebeurde moesten we lke dag een dik kwartiertje "emmeren met Fred Emmer".

Sinds het vertrek van Emmer hebben we vele boodschappers gekend. Van Arninkhof via Siezen en Freriks tot Van der Zijl, maar nooit paste de performance meer zo perfect bij de naam als bij Emmer. Of daar verandering in komt met de komst van Trip blijft de vraag. De meeste nieuwsfeiten lenen zich niet voor trippen.

Erik de Graaf

zaterdag 23 januari 2010

Eurlings' zwakke knieën


Eigenlijk wil ik niet bij een lobbyclub van de autobranche wil horen. Zeer tegen mijn zin ben ik toch lid van de ANWB, omdat ik me graag praktisch “verzeker” tegen pech onderweg. Een paar jaar geleden liet mijn blik me lelijk in de steek in de buurt van het Duitse Schwerin. Dankzij de ANWB mocht ik met een supersnelle Leengolf terug naar huis. Mijn weigerachtige Ford werd gratis per truck nagezonden.

Gisteren heeft minister Eurlings me als ANWB-lid de macht toebedeeld mede over de kilometerheffing te beslissen. Als uit de ANWB-ledenraadpleging geen draagvlak blijkt is de discussie over de kilometerheffing voor Eurlings voorbij. Na enig gemopper heeft mijn partij GroenLinks haar leden vandaag opgeroepen massaal mee te doen aan de peiling van de automobilistenbond.

Ik heb daar helemaal geen zin in! Ik vind het eigenlijk een schande dat een minister de parlementaire democratie opzij zet en zijn oor laat hangen naar een belangenvereniging. We hebben in Nederland een representatieve democratie. Minimaal een keer per vier jaar kiezen we parlementaire vertegenwoordigers om ons een regeringsperiode lang te vertegenwoordigen. Die gekozenen hebben enkele jaren geleden besloten om af te zien van besluitvormende referenda. De adviserende referenda zijn inmiddels het zachte dood gestorven.

Het is toch van de dolle dat een minister dan wel aangeeft dat een ANWB-stemming nu doorslaggevend zal zijn. Belangenorganisaties van ANWB tot Milieudefensie zijn er voor adviezen en politieke druk, maar niet voor de besluitvorming. Eurlings heeft zwakke knieën. Hij staat niet voor zijn eigen voorstellen. Hij kan beter opstappen. Ten eerste omdat hij heeft gefaald om de voordelen van zijn breedgedragen regeringsvoorstel over het voetlicht te brengen, maar vooral door zijn verraad aan de parlementaire democratie. De GroenLinkse oproep tot deelname aan de ANWB-stemming vind ik niet op zijn plaats. De oude anarchist komt weer in mij boven. Ik stem niet!

Erik de Graaf

donderdag 21 januari 2010

Eisern Union Berlin


De Berlijnse voetbalclub Union Berlin vierde gisteren zijn 44e verjaardag. Waarom niet de 90e of de 104e is mij een raadsel. Wie het weet mag het zeggen. Ondertussen dobbert de Eisern Unionboot op de Berlijnse Spree (zie foto).

In 1906 werd de club opgericht als SC Olympia 06 Oberschöneweide, naar een Oost-Berlijns stadsdeel. In 1920 werd de naam voor het eerst veranderd. Voortaan heette de club FC Union Berlin. Na de Tweede Wereldoorlog raakte de vereniging net zo verdeeld als de stad waar ze speelde. In West-Berlijn ging ze door als SC Union Berlin, terwijl de club in Oost-Berlijn weer SG Oberschöneweide ging heten.

SG Oberschöneweide kende na 1945 zes naamsveranderingen voordat ze in 1966 de 1. FC Union Berlin ging heten. Union was nooit de eerste club van Oost-Berlijn, maar volgde meestal de gehate concurrent Dynamo Berlin op veilige afstand. Dynamo Berlin was de club van de Oost-Duitse veiligheidsdienst, de beruchte Stasi. Als Dynamo Berlin niet op sportieve wijze landskampioen kon worden zorgde Stasi-chef én Dynamo-voorzitter Erich Mielke er wel voor dat de winst met repressieve middelen werd behaald. De nummer een stond dus meestal al voor het begin van de competitie vast.

Union Berlin was de Oost-Berlijnse arbeidersclub. Weliswaar geen verzetsclub in de DDR, maar wel een club met opvallend veel regimekritische leden en fans. En het is altijd een volksclub gebleven. Toen de club tien jaar geleden bijna bankroet was werd hij door zijn fans gered. Nina Hagen droeg haar steentje bij door bij thuiswedstrijden het clublied Eisern Union te zingen (zie filmpje):

Wir aus dem Osten geh`n immer nach vorn
Schulter an Schulter für Eisern Union
Hart sind die Zeiten und hart ist das Team
Darum siegen wir mit Eisern Union

En:

Wer lässt sich nicht vom Westen kaufen?
Eisern Union, Eisern Union

Een half jaar geleden haalde Union het nieuws door de hoofdsponsor de deur te wijzen, omdat de directeur van dat bedrijf in DDR-tijden een hoge Stasi-chef was (lees bericht van september). Overigens draait de club momenteel lekker mee in de subtop van de Zweite Bundesliga.

Erik de Graaf

maandag 18 januari 2010

Heya Keessie - eindelijk een handtekening

Na bijna veertig jaar heb ik eindelijk een handtekening van Kees Verkerk. Vanaf 1970 woonde ik in Vlaardingen een paar jaar naast de Noorse superstayer Fred Anton Maier. In de Vossiusstraat. Hij op nummer 20, ik ernaast op 22. Hij werkte als sportleraar op het Noorse zeemanscentrum in Rotterdam. Voor mij als jongen van een jaar of veertien was dat een sensatie, vooral als hij een enkele keer in de winter zijn schaatsen onderbond. Vorig jaar heb ik daar een stukje over geschreven.

Lang heb ik de zomerse dag in 1971 of 1972 vervloekt dat ik naar school was gegaan. Achteraf had ik veel liever een keer gespijbeld. Toen ik aan het eind van de middag thuiskwam vertelde mijn vader dat er beroemde schaatsers bij onze buren op bezoek waren geweest. Een deel van de Noorse schaatsploeg. Dag Fornaes, Sten Stensen en nog een paar. Ook Kees Verkerk was van de partij geweest. Hij had zijn Mercedes voor onze garagedeur gezet, waardoor mijn vader niet weg kon. Hij vertelde me dat hij een poosje met hem had staan praten. Zonder een handtekening voor zijn oudste zoon te vragen. Hoe was het mogelijk? Ik heb dat lang heel erg gevonden.

Twee weken geleden stuurde ik een mailtje naar de Noorse camping van Kees Verkerk. Ik vroeg hem of hij zich nog iets kon herinneren van dat bezoek aan Fred Anton Maier in Vlaardingen. Ik vroeg hem verder of hij me aan het adres van mijn oude buurman kon helpen. Ik zou hem graag wat vragen stellen over zijn periode in Vlaardingen.

Vanmiddag trotseerde de postbode de laatste gladheid (dat leek me symbolisch!) om Verkerks antwoord te bezorgen. In een enveloppe zat een ansichtkaart van zijn Noorse camping. “Groeten van”, schreef hij op de voorkant. Met een originele handtekening. Ik spaar ze niet meer zo dan toen ik 14 was, maar toch…. Hartstikke leuk. Op de achterkant stond het telefoonnummer van mijn oude buurman Fred Anton Maier. Ik zal hem binnenkort eens bellen.

Erik de Graaf

zondag 17 januari 2010

Jan Palach was geen dwaas!


In april 1969 reed een Russische militaire colonne door het zuiden van de DDR. De sovjetmilitairen keerden terug uit Tsjechoslowakije, waar ze in augustus 1968 de Praagse Lente met grof militair geweld hadden neergeslagen. In Schneeberg in het Erzgebirge werden studenten door de Oost-Duitse communistische partij gemobiliseerd om de Russische soldaten met bloemen en gejuich te eren.

Daar voelde lang niet iedereen voor. De Russen hadden in Praag hun hoop op een humaner socialisme de kop ingedrukt. Uli Schaarschmidt beklom met zes vrienden zonder bloemen de Russische tanks. Om de soldaten ter verantwoording te roepen voor hun daden. De actie leek met een sisser af te lopen, maar negen maanden later, in januari 1970, werd de “Bende van Schaarschmidt” alsnog gearresteerd. Op verdenking van “staatsvijandelijke groepsvorming” en “staatsvijandelijke hetze”.

Bij een huiszoeking nam de Stasi elk van spoor van “verkeerd denken” mee. Onder andere een schets met de titel Jan Palach war kein Irrer (Jan Palach was geen dwaas), die Schaarschmidt had gemaakt nadat de Praagse student Jan Palach zich uit protest tegen de Russische bezetting van Tsjechoslowakije in brand had gestoken op het Praagse Wenceslasplein. Op 19 januari 1969 overleed hij aan zijn verwondingen. Volgens de autoriteiten was Palach een dwaas. Schaarschmidt wist dat dat gelogen was, maar dat het om een politieke daad ging. Ruim twintig jaar later vond Schaarschmidt zijn schets terug bij de inzage in zijn Stasi-dossier.

Enkele maanden geleden berichtte ik dat dat Uli Schaarschmidt (overigens nog maar 19 jaar toen hij gearresteerd werd) en zijn vrienden fikse gevangenisstraffen kregen. In het Stasi-dossier vond hij twintig jaar later een opsomming van strafbare feiten. Hij had regelmatig naar de West-Duitse radio geluisterd, boeken van afvallige communisten als Ernst Bloch en Wolfgang Leonhard gelezen en (foei!) gedichten van Kurt Tucholsky en Bertolt Brecht opzettelijk verkeerd uitgelegd. Bovendien was hij aanhanger van het Tsjechische “Reformsozialismus” van 1968 (anderen noemden dat het socialisme met een menselijk gezicht). Genoeg voor vijf jaar en zes maanden gevangenisstraf.

Erik de Graaf

zaterdag 16 januari 2010

Georg Heyms schaatsdood


Hij was nog maar 24 jaar en gold als veelbelovend dichter. Op 16 januari 1912 verdronk Georg Heym tijdens een schaatstocht op de Havel bij Berlijn. Vermoedelijk bij een poging om zijn vriend Ernst Balcke, die door het ijs was gezakt, te redden. Beiden overleefden de koude Havel niet.

Acht jaar na zijn dood nam Kurt Pinthus dertien gedichten van Georg Heym op in de expressionistische gedichtenverzameling Menschheitsdämmerung, waarover ik vorige maand schreef. Heym was een van de zes dichters, die de publicatie van de bloemlezing al niet meer meemaakten. Vier anderen sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog. Sinds Pinthus' Menschheitsdämmerung geldt Heym als een van de belangrijkste Duitse dichters en als wegbereider van het expressionisme.

Heym maakte de Eerste Wereldoorlog dus niet meer mee, maar in zijn bijna apocalyptische gedichten lijkt het alsof hij alle ellende voorvoeld heeft. Zwaarmoedigheid, levensangst en de waanzin van de metropolen voeren de boventoon in gedichten als Die Dämonen der Städte en Der Krieg. Geen gezellige kost.

Erik de Graaf

PS: de liefhebbers kunnen Georg Heyms Der Krieg (1911) lezen bij Artists against the War.

vrijdag 15 januari 2010

17.17 uur: Stasi-hoofdkwartier bezet


Om 17.17 uur werden de poorten van het Stasi-hoofdkwartier in de Oost-Berlijnse Normannenstraβe van binnenuit geopend. Het was 15 januari 1990, ruim twee maanden na de val van de Berlijnse Muur.

Honderden demonstranten hadden zich ’s middags voor het terrein (met 40 gebouwen!) verzameld. De oppositiebeweging Neues Forum had opgeroepen de toegangspoorten symbolisch dicht te metselen. Tot verrassing van de demonstranten keken niet gladgeschoren militairen over de hoofdpoort naar buiten, maar baardige mannen, die ze eerder bij de oppositie verwachtten. Wat niemand wist was dat sinds diezelfde ochtend vertegenwoordigers van burgerbewegingen uit de provincie met de Stasi onderhandelden over de opheffing van de geheime dienst.

In feite was het gebouw dus al bezet toen de demonstranten om 17.17 uur het terrein van de beruchte Stasi binnendrongen. De chaos compleet. Sommige demonstranten bestormden de kantine, waar de geheime agenten goed werden verzorgd met producten, die in de rest van de DDR niet of nauwelijks verkrijgbaar waren. Anderen gingen op souveniersjacht en maakten Stasi-petten en andere ongein buit. Weer anderen richten zich op de inhoud en poogden het Stasi-systeem in beeld te brengen en te ontmantelen. Ondertussen ging in enkele van de veertig gebouwen de vernietiging van de dossiers gewoon door.

Ondanks de chaos was de bezetting van het het Oost-Berlijnse Stasi-gebouw een beslissend moment in de Oost-Duitse revolutie van 1989/1990. De bezetters betraden het “heilige der heiligen” van de voorheen almachtige geheime dienst. Haar almacht was voorgoed gebroken.

Erik de Graaf



woensdag 13 januari 2010

Naar de Butyrka-gevangenis



Hij klonk als een straatsteen op het parket, zei een vriend ooit over de Russische zanger Vladimir Vysotski (1938-1980). Zijn stem was rauw. Rauwer dan rauw. De wodka en de tabak zongen hoorbaar mee. De gitaarmuziek was allesbehalve virtuoos. Het ging Vysotski om de teksten.

Als Hamlet vierde Vysotski successen in het Moskouse theater. Daarnaast speelde hij in tientallen Russische speelfilms. Maar door zijn liederen over het dagelijks leven, over de drop-outs in de sovjetmaatschappij, over de zwervers en de dronkaards en over de oorlogsveteranen en de kampgevangenen (allemaal zaken die officieel niet bestonden in de Sovjetunie) werd hij een held tot in alle hoeken van het immense land. Zijn liederen werden nooit op LP uitgebracht, daar werd door de sovjetautoriteiten een stokje voorgestoken. Vysotski’s teksten werden met pen op papier overgeschreven en gingen van hand tot hand. Miljoenen cassettes werden voor privégebruik gekopieerd en verspreid.

Op subtiele wijze wist Vysotski vaak een kritische toon aan te slaan, alleen al door zijn themakeuze. Uit een West-Duitse krant uit 2 januari 1987 bewaar ik al 23 jaar de Duitse vertaling van het lied “Naar de Butyrka”.

Laten we naar Butyrka rijden”, zingt Vysotski tegen een taxichauffeur, “daar waar de gevangenis staat.”
Je bent te laat, kameraad”, antwoordt de chauffeur. “De Butyrka is twee jaar geleden afgebroken.”
Dan maar naar een andere gevangenis, gaat het lied verder. Maar ook die blijkt inmiddels afgebroken. De taxichauffeur wil de klant naar huis rijden, maar die wil met de chauffeur drinken op de tijd dat er in Rusland geen gevangenissen en kampen meer bestaan. Proost!

Vysotski stierf in juli 1980 op 42 jarige leeftijd aan een hartaanval. Drank en tabak zullen daarbij geen onbelangrijke rol hebben gespeeld. Langs de begrafenisstoet stonden tienduizenden mensen met hun cassettespelers en luisterden naar de doorleefde stem van hun dode held.

Erik de Graaf

zondag 10 januari 2010

Sneeuwjacht



Rond het middaguur in de Oosterstraat in Warffum. Drie mannen graven de auto van hun buurvrouw uit. Hopelijk hoeft ze toch niet weg.

Erik de Graaf

De hel van '63


Iedereen zijn eigen hel. 1963 was een winter, waarbij die van nu in het niet valt. Van begin december 1962 tot begin maart 1963 vroor het vaak dat het kraakte. Drie maanden lang. De beelden van de Elfstedentocht staan nog steeds iedereen voor ogen, de laatste tijd geholpen door de speelfilm over de koude hel. Maar het was niet alleen maar heroïek en witte romantiek in de winter van 1963. Het was ook afzien!

Ook voor mij. Nou ja? Op 10 januari 1963 werd ik vijf jaar. Als grote cadeau kreeg ik een mooie rode skelter met nummer 3, waarmee ik maandenlang alleen binnenshuis en over de galerij van onze jaren ’60-flat kon rijden. Altijd met de handrem erop. De buren mochten er geen last van krijgen, vond mijn moeder. Buiten was het te koud. De sneeuw wilde maar niet wijken. En de galerij was smal. Op mijn linkerhand is nog altijd een lidteken zichtbaar, dat ontstond toen ik bekneld raakte tussen mijn skelter en de spijltjes van het hek.

Pas in maart kon ik eindelijk op mijn skelter de wijde wereld in. Onder begeleiding van mijn vader reed ik onze woning uit de galerij op, na twintig meter het trappenhuis in om daar achteruit de lift in te steken. Van de tweede verdieping moesten we naar de begane grond. De adrenaline schoot door mijn vijfjarige lijf. Beneden aangekomen opende mijn vader de liftdeur. Op volle kracht spoot ik naar voren… Dwars door een draadglazen ruit in de centrale hal van het flatgebouw. Mijn vader kon er wel om lachen. De huismeester vond het niet leuk.

Erik de Graaf

zaterdag 9 januari 2010

Rainer Kunze in Praag

Iedereen dacht dat de Oost-Duitsers in 1968 met de Russen Tsjechoslowakije binnengevallen waren. Politici, historici, schrijvers, kunstenaars en de bevolking in oost- en westblok. Waarom zouden ze ook niet hebben meegedaan? De DDR was de trouwste en langdurigste, stalinistische bondgenoot van de Sovjetunie. Ik schreef daar gisteren al over.

De Oost-Duitse schrijver Rainer Kunze werd in 1933 geboren in het Erzgebirge in de buurt van de Tsjechische grens. Als zoon van een mijnwerker kreeg hij na de Tweede Wereldoorlog de kans via de Arbeiter- und Bauerfakultät (door Hermann Kant prachtig beschreven in zijn roman Die Aula), eindexamen te doen. Op 18-jarige leeftijd trad Kunze toe tot de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), de Oost-Duitse communistische partij. In 1961 leerde Kunze de Tsjechische Elisabeth Littnerova kennen. Een jaar later trouwden ze.

Door zijn vrouw raakte Kunze nauw bij Tsjechoslowakije betrokken. In 1968 zegde hij zijn Oost-Duitse partijlidmaatschap op uit protest tegen de inval in Tsjechoslowakije. Uit korte verhalen, die hij in die tijd schreef, blijkt dat niet alleen hijzelf, maar ook veel Tsjechen er vanuit gingen dat ook het Oost-Duitse leger een militair steentje had bijgedragen. In Café Slavia beschrijft Kunze hoe hij op 9 december 1968 in het Praagse café werd genegeerd door het bedienend personeel, terwijl zijn Tsjechische tafelgenoot gewoon koffie kreeg. Tot hij zich er na een uur van bewust werd dat “von dort, wo ich herkam, Truppen in die Tschechoslowakei eingefallen waren”.

Erik de Graaf

DDR-troepen en Praag 1968


Aan de Russische inval in Tsjechoslowakije in augustus 1968 deden ook twee Oost-Duitse divisies mee, schreef historicus Johan van Merriënboer onlangs. Heldring wees er donderdag in NRC Handelsblad op dat dat feitelijk onjuist is. Brezjnev zou de Oost-Duitsers tot verdriet van de DDR-leiding buiten de militaire operatie hebben gehouden om de recente herinnering aan marcherende Duitse soldaten niet op te halen.

Inderdaad zijn in 1968, behalve een paar spionage-eenheden en enkele logistieke deskundigen, geen Oost-Duitse soldaten met de Russen mee gemarcheerd. De twee divisies, waarover Van Merriënboer repte, waren niet op Tsjechoslowaaks grondgebied, maar stonden aan de Oost-Duitse kant van de grens voor noodgevallen klaar. Ze deden dus in feite wel mee, maar op de achtergrond.

Heel lang ging iedereen er vanuit dat het Oost-Duitse volksleger de Russen had geholpen bij het neerslaan van de Praagse Lente. Het in maart 1990 democratisch gekozen Oost-Duitse parlement heeft zich daarvoor zelfs officieel bij de Tsjechen verontschuldigd. Uit de Oost-Duitse staatsmedia viel in 1968 niet op te maken dat er Oost-Duitse troepen op Tsjechisch grondgebied waren, maar ontkend werd het evenmin. “De inval van de socialistische broederstaten” werd in alle toonaarden bezongen. Bovendien deden in de DDR veel verhalen over de troepenverplaatsingen de ronde. De Autobahn richting Tsechische grens was helemaal kapotgereden door Russische en Oost-Duitse tanks, mailde een vriend me vanavond nog. Hij woonde indertijd vlakbij die weg. De sovjettanks waren echter naar Praag doorgereden, terwijl de Oost-Duitsers als achterwacht aan de grens halt hadden gehouden.

Uit historisch onderzoek bleek onlangs dat sovjetleider Leonid Brezjnev lange tijd heeft geprobeerd de duif uit te hangen. Het is bijna niet voor te stellen. Hij wilde militair ingrijpen voorkomen en een politieke oplossing zoeken. Het waren echter de Oost-Duitse partijleider Walter Ulbricht en zijn Bulgaarse collega, die voor militaire korte metten pleitten. Dat is er van gekomen.

Erik de Graaf

PS: ik schreef eerder over Praag '68 en de DDR

donderdag 7 januari 2010

Wilders' wil is wet, net als bij Oud


Vorig jaar liep Geert Wilders met zijn PVV-fractie weg uit de Tweede Kamer tijdens het debat over de maatregelen tegen de crisis. Hij wilde niet meedoen aan de poppenkast, waarin alles door kabinet en coalitiepartijen was voorgekookt. Heldring schrijft vanavond in NRC Handelsblad dat Wilders in de jaren vijftig werd voorafgegaan door de staatsrechtgeleerde en VVD-leider P.J. Oud. Hij schrijft niet waarover dat debat ging (dat probeer ik in het weekend te achterhalen), maar wel dat Oud indertijd “niet voor spek en bonen wilde meedoen aan een debat waarin alles al was beslist”.

Toevallig kwam ik gisteravond zelf ook op de vergelijking tussen Oud en Wilders. In NOVA vertelde de in de PVV geïnfiltreerde HP/De Tijd-journaliste over de dominante en autoritaire stijl van Wilders binnen zijn beweging. Niets nieuws, dacht ik. Vaak genoeg was zichtbaar hoe fractiegenoten en ander voetvolk bijna voor Wilders op de knieën gingen, hoe afhankelijk en onderdanig ze waren. Barry Madlener, de Europese lijsttrekker van de PVV, stuurde voor de camera’s een journalist weg toen overduidelijk was dat Wilders niet wilde dat hij de campagne van dichtbij zou volgen. Wilders’ wil is wet!

Op eenzelfde manier drukte P.J. Oud in de jaren vijftig een zwaar stempel op de VVD. Vanaf de oprichting in 1948 (Oud stapte overigens over uit de PvdA!) trok hij de belangrijkste partijfuncties naar zich toe: na de verkiezingen van 1948 werd hij als VVD-lijsttrekker logischerwijs fractievoorzitter in de Tweede Kamer, maar kort daarop nam hij door het ministerschap van de liberale leider Stikker ook het partijvoorzitterschap over. Ouds heerschappij was daardoor gevestigd, zeker na een conflict met Stikker in 1951. Ouds gezag zou tot in de jaren zestig onomstreden blijven.

"Oud denkt voor ons en schrijft voor ons", schreef Van Riel in 1951 in een bundel ter gelegenheid van de vijfenzestigste verjaardag van de leider. Dat leverde ook wel eens problemen op. Regelmatig kwam Oud in conflict met naaste medewerkers (van Joekes en Stikker tot Van Riel). Ouds dominantie stuitte regelmatig op weerstand. Tijdens vergaderingen kon hij zijn partijgenoten erg kort houden:

"Maar mijnheer de voorzitter, ik ben hier toch niet om ja en amen te zeggen?", protesteerde ooit iemand op een vergadering van het Hoofdbestuur.
"Neen mijnheer", antwoordde Oud, "ja is voldoende. Amen houdt alleen maar op!"

Voormalig VVD-politicus en historicus Vonhoff roemde dit voorbeeld ooit als een staaltje van efficiënt vergaderen, maar een dergelijk optreden zette ook een rem op het enthousiasme van de partijgenoten. Dat gold eveneens voor Ouds “alomtegenwoordigheid”: Oud schreef de verkiezingsprogramma's, Oud bepaalde de kandidatenlijsten, Oud schreef voor wat, wanneer en op welke wijze moest gebeuren. Veel, zoniet alles, ging door de handen van de man die eigenlijk maar moeilijk kon delegeren. Wat hem niet beviel deed hij zelf dunnetjes over. Eigenlijk duldde Oud alleen zichzelf naast zich. Bij Wilders lijkt dat binnen de PVV niet anders.

Erik de Graaf

woensdag 6 januari 2010

Sportgeschiedenis

De geschiedenis van de sport is de laatste tien jaar volop in ontwikkeling. Vroeger was sport “voor de dommen” en en kon je als hele of halve intellectueel maar beter niet laten merken dat je op zondagavond naar Studio Sport keek of op maandagochtend de sportkrant spelde.

Gelukkig is dat anders geworden door tijdschriften als Hard Gras en televisieprogramma’s als Holland Sport en sinds kort Andere Tijden Sport. Regelmatig bekijk ik de website sportgeschiedenis.nl, waarop liefhebbers van sport en geschiedenis elkaar digitaal ontmoeten om over hun passies te preken. Deze website wil vooral een digitale ontmoetingplaats zijn voor liefhebbers van sport, geschiedenis en de combinaties van die twee.

Ik schreef in de afgelopen jaren ook regelmatig over sport. Over de schoonheid van de sport, over de gekte er omheen, over sport in het verleden en over persoonlijke herinneringen aan sport. Over de working class hero Nobby Stiles bijvoorbeeld, de tandeloze stofzuiger op het middenveld van Manchester United in de jaren zestig. Maar ook over de Feyenoord-verzorger Gerard Meijer en over mijn schaatsende buurman Fred Anton Maier.

Eergisteren ging het nog over de schrijver Albert Camus en zijn voetbalpassie. Dat laatste stukje werd vandaag gepubliceerd op sportgeschiedenis.nl. Werp af en toe een blik op die site.

Erik de Graaf

maandag 4 januari 2010

Albert Camus: solidariteit en voetbal


Vijftig jaar geleden, op 4 januari 1960, kwam Albert Camus om het leven bij een auto-ongeluk. Een treurig einde voor de winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur van 1957. Temeer daar Camus een grote hekel aan autorijden had. Hij ging liever met de trein. Hulpverleners deden een bittere vondst in Camus’ broekzak: een treinkaartje naar huis voor dezelfde dag. Blijkbaar had hij op het allerlaatste moment besloten met een vriend mee te rijden.

Behalve goed schrijven kon Camus ook een aardig balletje trappen. Hij was keeper van het elftal van de Universiteit van Algiers, dat in de jaren dertig een aantal belangrijke Noord-Afrikaanse prijzen in de wacht sleepte. Al vroeg moest hij stoppen met voetbal als gevolg van tuberculose. Maar toen Camus jaren later door een vriend werd gevraagd of het voetbal of het theater het meest voor hem had betekend, antwoordde hij zonder aarzeling: voetbal.

“Alles wat ik over solidariteit weet, heb ik bij het voetbal geleerd”, schijnt ook een uitspraak van hem te zijn geweest. Een jaar of wat geleden ontving ik een ansichtkaart van die strekking. Of die deugd nog steeds opgaat vraag ik me af. Bij ADO Den Haag niet altijd, heb ik de indruk.

Erik de Graaf

zondag 3 januari 2010

IJsmoppen in de hongerwinter

Zeeuwse bloem, basterdsuiker, margarine, kaneel en anijs. Het zijn de ingrediënten van de Vlaardingse ijsmoppen, keiharde koekjes die al sinds halverwege de 19e eeuw ’s winters de trofee vormden voor alle schaatsers, die over de vaart naar Vlaardingen waren geschaatst.

Stadsgeneesheer Van Meegen beschreef al in 1872 dat schaatsers met ijsmoppen terug naar Gouda reden. Vanuit Gouda en het Westland was Vlaardingen een geliefd schaatsdoel. Op de Hoogstraat kochten de winterse sporters dan een zakje ijsmoppen bij de plaatselijke bakker. Die bakker van de Hoogstraat heeft die traditie onlangs in een prachtig plaatjesboek ondergebracht.

886 ijsmoppendagen waren er sinds 1902, althans volgens een ruwe schatting van bakker Hazenberg. Vijf dagen in 1902, drie in 1908, maar liefst 60 in 1909 en 62 in 1912. Daarna zijn het er nooit meer zoveel geweest in één jaar. Alleen de strenge winter van 1963 kwam nog in de buurt.

Het ijsmoppenboek tekent vele prachtige anekdotes op. De winter van 1944 op 1945 was bijvoorbeeld een strenge. De vorst zette kort voor de kerst in en duurde tot eind januari 1945. Het was hongerwinter. Er kwamen weinig schaatsers voor ijsmoppen bij de bakker op de Hoogstraat. Toch noemt het boek acht vriendinnen uit Poeldijk, die in januari 1945 op de schaats om ijsmoppen kwamen. In het boek staat een prachtige foto van de dames in wintersjas en rok. De houten schaatsen in de hand. Klaar voor de terugweg.

De laatste keer dat ik zelf over de Vlaardingse Vaart schaatste moet in 1981 zijn geweest. Op woensdag 17 december haalden ruim 2000 schaatsers ijsmoppen op, documenteert bakker Hazenberg. Ze waren lekker.

Erik de Graaf

zaterdag 2 januari 2010

2010...


… begint met sneeuw.

Vlak voor oudejaar was de oude sneeuw verdwenen, “Schnee von gestern”. Vandaag viel er een vers pak, als een fris begin.

Een voorspoedig 2010 wens ik iedereen van harte toe!

Erik de Graaf