donderdag 30 oktober 2014

Galgenveldje


Ter Verpoozing was in 1927 het “Populair letterkundig wekelijksch bijblad van het Nieuwsblad van het Noorden”. Op 9 juli van dat jaar bracht het toenmalige cultureel katern een stuk Warffum als “Athene van het Noorden”.

Het artikel had aandacht voor de pastorie, het klooster, de Warffumerborg en het galgenveldje bij het kruispunt in ’t Honnust, waar nog steeds de drie wegen uit Baflo, Den Andel en Warffum samenkomen. Nog steeds is daar een driehoekig weilandje herkenbaar dat lang het galgenveldje werd genoemd, omdat er vroeger moordenaars, boeven en andere wetsovertreders gevonnist en terechtgesteld werden.

De laatste keer dat daar iemand “ter dood werd veroordeeld en gebracht” was bijna drie eeuwen geleden. In juli 1719 veroordeelde de plaatselijke redger Van Bolhuis de “dode” Anje Peters, omdat ze na een ongelukkige liefde zelfmoord had gepleegd “door zich met een mes den hals af te snijden”. Volgens oud Ommelander landrecht moesten zelfmoordenaars tot “pulver” worden verbrand. 

Brandstapels waren wat uit de mode geraakt, maar als  afschrikwekkend voorbeeld voor potentiële zelfmoordenaars kreeg de ongelukkige dienstmeid uit Warffumer herberg “De Kolde Winter” een eerloze begrafenis door beulshanden. Voor die taak werden de scherprechter Frans Snijders en zijn helpers uit de stad Groningen gehaald, die het lijk van Anje Peters onder grote publieke belangstelling in een graf op het galgenveldje legden, samen met het mes waarmee ze zichzelf om het leven had gebracht.


Tegenwoordig lijkt niets meer aan het galgenveldje te herinneren. Op de plek worden nu automobilsten door de gemeente Eemsmond welkom geheten. Heel vreedzaam ziet het er echter ook vandaag de dag niet uit.

Erik de Graaf


zondag 26 oktober 2014

Grensgeval: de Groningse Muur (1986)


In augustus 1986 bestond de Berlijnse Muur 25 jaar. De Werkgroep Antimilitarisme Overal en de Oost-Westgroep van de Vredeswinkel organiseerden ter gelegenheid van dat jubileum een Muuractie in de Groningse binnenstad. 


Op een drukke zaterdagmiddag werd een zelfgemaakte Muur van de Vredeswinkel naast de Martinitoren over het terras van de Kosterij naar de Herestraat gedragen. Daar verdeelde het bouwwerk korte tijd "Groningen-West" van "Groningen-Oost". Vredesbewegers maakten karikaturen van de Amerikaanse en Russische tegenstanders uit de Koude Oorlog. Als NAVO- of Warschaupact-soldaten paradeerden ze langs hun kant van de Groningse Muur. Leus van de dag: “Ieder heeft z’n steentje bijgedragen!” Ontwapen en begin bij jezelf.


Ludieke actie in augustus 1986 in Groningen, maar met serieuze ondertoon. Niemand kon toen vermoeden dat het symbool van de Koude Oorlog al drie jaar later tegen de grond zou gaan. Mooi voorbeeld van een succesvolle actie, zullen we maar zeggen.

Erik de Graaf

donderdag 23 oktober 2014

Warffum - het Athene van het Noorden


“Warffum – een der schoonste dorpen van Noord-Groningen – wordt wel eens het Athene van het Noorden genoemd. Deze eerennaam verkreeg het door de vele instellingen op onderwijsgebied, die het vroeger bezat. Naast een R.H.B.S. bezat Warffum een bloeiende Rijks Normaalschool, terwijl het eerste landbouwonderwijs indertijd in Warffum gegeven werd.
In dit Noordsch Athene werkte de bekende historicus en oudheidkundige Dr. Westerhof. Hier voltooide de taalkundige Molema zijn bekend geworden Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw.”

Op 9 juli 1927 publiceerde Ter Verpoozing, het “Populair letterkundig wekelijksch bijblad van het Nieuwsblad van het Noorden” een flink stuk over Warffum, waarin de status van het dorp kernachtig werd weergegeven. Niets overdreven, zoals u begrijpt. Al vele jaren staat er op een bureau in Warffum een standbeeld van de Atheense filosoof Socrates.

Erik de Graaf

zaterdag 18 oktober 2014

Trouw Feyenoordfan


Gisteren kwam mijn collega-historicus en –blogger Harry Perton er na 43 jaar mee voor de draad dat hij in 1971 definitief voor Ajax had gekozen, nadat Coen Moulijn hem bij het handtekeningenjagen in Assen had uitgescholden en hard was weg gedribbeld. Ik vraag me dan toch af hoe Harry indertijd om Coens handtekening vroeg. Ik kende mijn favoriete linksbuiten als een uiterst beminnelijk man, die me van harte welkom heette in zijn herenmodezaak in Rotterdam-Zuid als ik hem om een handtekening kwam  vragen. Terwijl hij toch onmiddellijk moet hebben gezien dat ik op mijn elfde nog niet in de kleinste herenmaat uit zijn assortiment paste.

Vanochtend verraste Harry me per post met twee voetbalboeken uit 1970, waarin het topseizoen 1969-1970 van alle kanten werd belicht. Hij maakte nu blijkbaar echt schoon schip. Ik heb Harry hartelijk bedankt en hem aangegeven dat ik de werkjes met mijn hele Phida Wolff Topclub Feyenoord-oeuvre als trouw Feyenoordfan ooit zal meenemen in mijn kist. Dat betekent overigens dat ze uiteindelijk in de vaargeul van Noordpolderzijl zullen worden verstrooid, wat dan toch weer als "jammer voor die boeken" klinkt.

Zelf voel ik geen enkele aansporing om mijn favoriet club aan de kant te zetten. Er is ook geen reden. Na een slechte seizoensstart worden we weer gewoon tweede, omdat we net een weekje te laat op stoom kwamen om Ajax in te halen. Vervolgens worden we leeggekocht en gebeurt er volgend seizoen weer hetzelfde. Tsja, mijn voorkeur zit diep, maar wat wil je?

-          - Wie kan er zeggen dat hij ooit het winnende doelpunt voor Feyenoord maakte? Ik.
-          - Wie kan er zeggen dat hij met Happel in de lift stond en een glaasje prik van Van Hanegem kreeg? 
-          - Wie kan er vertellen dat het halve Feyenoordelftal in 1970 naar zijn fietssleutel zocht? Ik (hoewel ik Harry wel moet toegeven dat Coen Moulijn in geen velden of wegen te zien was toen ik hem hard nodig had).
-          - Wie kan er zeggen dat  hij van Vlaardingen naar Rotterdam-Zuid fietste voor een handtekening van Coen in zijn herenmodezaak aan de Langenhorst? Ik.
-          - Wie ging er, waarschijnlijk als eerste en als laatste persoonlijke fan, bij rechtsback Piet Romeijn  op bezoek in zijn driehoogflatje aan de Van Hogenbanweg? Ik.
-          - Wie zette de beste Kindvallhandtekeningen in zijn Kindvallplakboek? Niet Kindvall, maar ik.
    
Tegenwoordig kijk ik alleen naar Studio Sport als ik zeker weet dat Feyenoord gewonnen heeft. Dat was niet vaak de laatste tijd, maar ik verheug me op de rest van het seizoen.

Erik de Graaf

woensdag 15 oktober 2014

Grensgeval: gered in Roemenië (met dank aan Cruyff)


In 1980 reisde ik in mijn uppie met rugzak door Oost-Europa. Liftend, lopend en met bus en trein. Waar ik aankwam liet ik me verrassen door de omstandigheden. Meestal leidde dat tot leuke ontmoetingen en uitnodigingen voor eten en overnachtingen. Er was echter één probleem: bij een reis door het Roemenië van Ceausescu kocht je bij entree een visum, waarop je je route vervolgens van dag tot dag moest bijhouden. Bij elke camping of hotel kwam er een nieuw stempel in het visum als bewijs van goed overnachtingsgedrag. Logeren bij particulieren was verboden in Ceausescu's rijk en bovendien niet goed voor de carrière van de gastvrije Roemeen.

Dat ging al op de eerste dag mis toen ik buiten het dorp Bratca in het westen van Roemenië werd aangesproken door twee jongens, die me in de drukte rond het station uit persoonlijke veiligheidsoverwegingen hadden genegeerd. Ik kon wel bij hen overnachten, vertelden ze nu. Na een woeste Transylvaanse avond met muziek, dans, zelfgemaakte wijn en palinka en boeiende gesprekken over het leven in oost en west kreeg ik de logeerkamer toegewezen. De drie volgende nachten logeerde ik bij Ovidiu in Cluj-Napoca, die jaloers las dat mijn paspoort "valid for all countries in the world" was. In Sibiu stond mijn tentje officieel op de camping, maar logeerde ik zelf bij een familie van Duitse afkomst, die Sibiu hardnekkig Hermannstadt noemde.

Later huurde ik een kamer bij een oude vrouw in Busteni, aan de voet van de bergen. Ze verzorgde me geweldig, maar een stempel kon ze me niet leveren. Mijn bagage liet ik een paar dagen bij haar achter toen ik met twee Roemeense dienstplichtigen de bergen inging. Hun adressen kreeg ik niet. Dat leek hen te gevaarlijk. Officieel waren we tenslotte vijanden en de Securitate zag veel. In Boekarest vond ik uiteindelijk een hotel. En daarmee een stempel in mijn visum.

Na veertien dagen Roemenië had ik vijf officiële stempels. Dat leidde tot flink oponthoud aan de grens met Bulgarije. Daar bleek het een hele klus duidelijk te maken uit welk land ik kwam, hoevaak ik ook Holland, Golland of Hollandia zei. Blijkbaar maakten niet veel West-Europeanen gebruik van de kleine grensovergang bij Călărași. De eerste grenswachten kwamen er niet uit. Er moest een hogere worden gehaald. Die bekeek mijn paspoort van alle kanten, wees zijn onderdanen allerlei informatie uit mijn pas aan, maar er leek ook iets niet te kloppen. Ten einde raad riep hij de hulp van een nog hogere grenswacht in. Die liet een poosje op zich wachten, omdat hij uit een plaatsje uit de buurt moest komen. Ik had genoeg tijd om me zorgen te maken. Hoe redde ik me hier uit?

De hoogste beschikbare grenswacht kwam, zag en overwon. Hij bladerde door mijn paspoort. Van voor naar achter en van achter naar voor. Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. "Ah, Kroeijeff!" Hij sloeg me op de schouder. Ja, Kroeijeff, lachte ik opgelucht terug. Hij bood me een Roemeense sigaret aan en als niet-roker betrad ik even later paffend Bulgaarse grond. Met eeuwige dank aan Cruyff.

Erik de Graaf

maandag 13 oktober 2014

Grensgeval: het Elfde Congres van de SED en rabarberwijn


In 1986 kreeg ik een “publicatieverbod” bij de Frankfurter Rundschau. Ik had nog nooit iets voor die krant geschreven, was het ook niet van plan, maar toch stonden alle lichten er voor mij op rood, begreep ik. Hoe kwam dat? Eigenlijk door de rabarberwijn.

Midden april 1986 vond de XI. Parteitag der SED plaats. De Oost-Duitse communistische partij zette de koers uit voor het volgende Vijfjarenplan tot 1991. Geen partijlid vermoedde dat de DDR de einddatum van dat Plan niet meer zou halen, hoewel Gorbatsjov er wel wat kritische noten kwam kraken.

In de aanloop naar dat partijcongres schreven 21 Oost-Duitse dissidenten een brief aan partijleider Erich Honecker, het Politbüro en de partijkrant Neues Deutschland. Ze bekritiseerden dat mensen met een van de officiële partijlijn afwijkende mening werden gecriminaliseerd en deden voorstellen om tot een dialoog te komen. Dan moest de SED hen wel tegemoet komen in kwesties als mensenrechten, milieuvraagstukken en militarisering, vonden de 21. En passant deden ze alvast het voorstel om als DDR uit het Warschau Pact te stappen.

Het zal u niet verbazen, de partij “die immer Recht hatte” reageerde niet op de brief, waarop de dissidenten hem zelf publiek maakten. Kort daarop werd erover bericht in de West-Duitse pers, onder andere in de Frankfurter Rundschau.

Kort voor het SED-congres zat ik met twee vrienden in een woonkamer in de Oost-Berlijnse Fehrbellinerstraβe in Prenzlauer Berg. Een van hen, Uwe, was een van de 21 ondertekenaars en vertelde over de eindeloze discussies die aan het opstellen van de toen nog onbekende brief vooraf waren gegaan. Terwijl Tom nog een fles zelfgemaakte rabarberwijn openmaakte vertelde Uwe dat hij een aanvulling op papier had gezet, omdat hij de brief aan het congres niet ver genoeg vond gaan. Hij las de brief voor en vroeg me of ik hem mee naar West-Berlijn wilde nemen en aan Roland Jahn wilde geven. Die zou hem weer door kunnen geven aan de pers, dacht hij. Tom en ik vroegen ons af hoe verstandig dat was. De brief van de 21 ging al vrij ver en kon al tot een fikse periode gevangenis leiden. Dat de 21 het achterste van de tong niet lieten zien snapten wij wel.

Naarmate de bodem van de tweede fles rabarberwijn in zicht kwam werd Uwe steeds vastberadener. We kwamen overeen dat ik de brief mee zou nemen om bij Roland in West-Berlijn af te geven. Ik zou hem dan in overweging geven of het verstandig was de aanvulling in het westen te publiceren.

Die nacht smokkelde ik Uwe’s geheime aanvulling op de brief in mijn onderbroek via Bahnhof Friedrichstraβe over de grens naar West-Berlijn. Door de rabarberwijn vond ik het op een of andere manier helemaal niet spannend. Tegelijkertijd bleek het een goede vermomming, want de grensagenten verwachtten blijkbaar niet dat iemand in kennelijke staat zo’n riskante brief naar West-Berlijn zou smokkelen.

Terug in West-Berlijn ging ik eerst bij Roland in de Görlitzer Straβe langs om de brief af te leveren. Al enigszins ontnuchterd vertelde ik dat het volgens mij niet verstandig was de brief te publiceren. Roland zou wel zien wat hij ermee deed, zei hij.

In de week van het partijcongres verscheen ook Uwe’s brief in de Frankfurter Rundschau, precies zoals hij bedoeld had als aanvulling op de brief van de 21. Onder Oost-Duitse dissidenten brak de pleuris uit. Uwe werd kwalijk genomen dat hij de eenheid had verbroken en hen in extra gevaar had gebracht. De Frankfurter Rundschau werd verweten dat ze de aanvulling had gepubliceerd. Roland kreeg de schuld, maar schoof de verantwoordelijkheid naar mij. Dat vond ik niet erg, want een “publicatieverbod” bij de Frankfurter Rundschau, wat dat ook mocht betekenen, kon mij niet deren. Ik ben wel benieuwd of het inmiddels is opgeheven.

Erik de Graaf

donderdag 9 oktober 2014

Aankomst van Belgische vluchtelingen in Warffum


“Hes ’t ook aal heurd? Der komen hier vluchtelingen!”

In zijn half-Groningse roman “Koos” schreef Benjamin Broekema in 1938 hoe zijn hoofdpersoon (maar in feite was hij het zelf) hoorde van de komst van Belgische vluchtelingen naar Warffum. Zijn vriend Wiebe vertelde dat ze werden ondergebracht in het oude gebouw van de werkverschaffing aan het water bij de Warffumer Maar. “Mit drei uurs train komen der hier aal vluchtelingen”, wist Wiebe. Het moet ergens in de loop van 1914 zijn geweest.

Na schooltijd renden de jongens onmiddellijk naar het station, waar al tientallen nieuwsgierigen de komst van de vertraagde trein afwachtten. Een oude man stapte het eerst uit, lees ik in de roman. Gevolgd door een paar meisjes, hun moeders en een paar jongens met bleke gezichten. “O, barbaarse wereld, blind van kruitdamp, rood van bloed! Hulpeloze mensen stonden in den vreemde, de nood op hun gezichten, wazig bleek…”, schreef de joodse Warffumer aan de voorafgaand van een nieuwe wereldramp, die hem zelf in 1942 in Auschwitz fataal zou worden.

De commissie van ontvangst had een welkomstwoord voorbereid, “maar in ‘t gezicht van deze nameloze ellende stonden ze sprakeloos. Iemand trachtte te spreken, maar hij kon nauwelijks iets stamelen....” Toen Koos de stoet vluchtelingen naar hun onderkomen zag gaan, stil gadegeslagen door de dorpelingen, stelde hij zich voor hoe hij zelf door een vreemd land zou lopen, aan de hand van zijn moeder. 

Erik de Graaf

PS: Eerder schreef ik een stukkie over Belgische vluchtelingen in Warffum op deze blog. Van het genoemde boek van Benjamin Broekema, “Koos. Een verhaal uit het Groninger dorpsleven”(Leek, 1938)  verscheen in 2004 een herdruk met een voorwoord van Pauline Broekema (geen familie).

dinsdag 7 oktober 2014

Grensgeval: Bahnhof Friedrichstraβe in Berlijn


Op 9 november is het vijfentwintig jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. Pats! Boem! Daar lag ie. Niemand had het verwacht. Ja, op termijn misschien, maar niet van de ene op de andere dag door een verspreking van een Oost-Duitse partijbons. Het was feest in Berlijn. Zelf hoorde ik het pas de volgende ochtend op de radio. De Muur gevallen. Onvoorstelbaar. Een paar dagen later was ik onderweg naar Berlijn om te zien of het echt waar was.

Ruim tien jaar lang reisde ik tussen West en Oost. Naar de DDR, naar Tsjechoslowakije, Hongarije, Polen, Roemenië, Bulgarije, maar meestal vanuit West-Berlijn naar Oost-Berlijn. ’s Ochtends via Bahnhof Friedrichstraβe of via Checkpoint Charly oostwaarts. Vijf D-Mark visumkosten en vijfentwintig DM verplicht wisselgeld in Ost-Mark. Op bezoek naar mijn vrienden in Oost-Berlijn. En ’s avonds weer terug via dezelfde grensovergang. Liefst vlak voor twaalven. Een paar minuten na middernacht kon tot een hoop grensellende leiden.


Tientallen keren reisde ik van West naar Oost en weer terug. Honderden keren misschien, wie zal het weten. Tientallen of honderden keren maal dertig DM. Tot mijn laatste Pfennig. Na de val van de Muur in 1989 reisde ik niet minder vaak naar Berlijn. Ik moest erheen. Om bij te praten, op de hoogte te blijven. Ik merkte dat al die grenservaringen me niet in de koude kleren waren gaan zitten. In 2000 bijvoorbeeld in het Haus für Geschichte in Bonn, waar de Grenzübergangstelle (Güst in DDR-jargon) Friedrichstraβe was nagebouwd. Het zweet brak me uit. Twee jaar geleden overkwam me hetzelfde in het Tränenpalast bij Bahnhof Friedrichstraβe, waar tegenwoordig een tentoonstelling over de grensovergang te zien is (zie foto's uit 2012). Zelfs de geur van het reinigingsmiddel waarmee de hele DDR gepoetst werd drong mijn neusgaten weer in.


Vele grenservaringen, net zoveel grensverhalen. Vijf jaar geleden schreef ik veel blogs toen de Muur twintig jaar eerder gevallen was. Daarna heb ik mijn "Koude Oorlogstrauma" wat opzijgezet. Tot ik vanochtend door een journalist werd ondervraagd voor een bijlage over vijfentwintig jaar val van de Muur. Ineens kwamen de verhalen weer boven. Over een naar Oost-Berlijn gesmokkeld boek, over een dissidente verklaring in een onderbroek, over rabarberwijn en een Knoblauchfahne. En over een fotorolletje, waarover ik jaren later las dat de Stasi het ook graag had willen hebben. De komende maanden zal ik hier een paar van die grensverhalen vertellen.

Erik de Graaf