Een week na de val van de Muur reisde ik naar Berlijn. Ik moest van dichtbij zien hoe de ossies het westen veroverden. Ik ontmoette mijn Oost-Berlijnse vrienden voor het eerst in West-Berlijn. In het Kuckucksei, een kroeg in de Kreuzberger Wrangelstraβe. Het waren emotionele momenten.
Het was ook vervreemdend om in Berlijn te zijn. Om duizenden Oost-Duitsers over de Oberbaumbrücke richting Kreuzberg te zien lopen. Aan het eind van de brug, net op West-Berlijnse bodem, was provisorisch een kantoor ingericht waar de gasten uit het oosten hun Begrüβungsgeld konden incasseren. Voor iedere ossie had de bondsregering honderd harde West-Duitse marken (omgerekend 50 euro) klaarliggen om de hoogste nood te lenigen.
Het Begrüβungsgeld kwam voort uit de zogenaamde Ostverträge van bondskanselier Willi Brandt met de DDR uit 1970. Die zorgden weliswaar voor iets meer reismogelijkheden (van vooral ouderen) uit het oosten naar het westen, maar die Oost-Duitsers mochten van hun regering maximaal 70 Oost-Duitse marken mee op reis nemen. De West-Duitse regering stelde voor alle Duitsers uit de DDR en de voormalige Duitse gebieden in Polen een bedrag van 30 mark (15 euro) per persoon beschikbaar, dat tweemaal per jaar in de Bondsrepubliek kon worden opgestreken. Toen de DDR het bedrag dat haar onderdanen naar het westen mochten meenemen in 1987 van 70 mark terugbracht tot 15 verhoogde West-Duitsland het Begrüβungsgeld tot 100 mark jaarlijks. In 1988 werd 260 miljoen mark uitbetaald aan Oost-Duitse reislustigen. Dat bedrag werd ook voor 1989 begroot. Door de Val van de Muur liep dat bedrag alleen al in november en december 1989 op tot naar schatting 3 á 4 miljard mark.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten