Zo’n vijfentwintig jaar geleden zag ik eens een Trabant met een DDR-kenteken over de Amsterdamse Marnixstraat rijden. Achter het stuur zat een gedrongen man met bril en baardje, in wie ik de Oost-Duitse jazztrompettist Andy Altenfelder herkende. Altenfelder speelde vanaf het begin van de jaren tachtig in het Willem Breuker Kollektief.
Ik dacht altijd dat Altenfelder ook op zo’n manier in Amsterdam was terechtgekomen. Gisteravond zat ik toevallig een tafeltje naast hem in een Gronings café. Nou ja, toevallig. Ik at met mijn zoon een broodje voordat we naar het jubileumfeestje Nog lang niet jarig! van het Willem Breuker Kollektief in de Stadsschouwburg zouden gaan. En Andy at ook nog iets voor de laatste soundcheck. In het spontane gesprekje dat volgde vertelde ik over mijn herinnering aan zijn Trabant in de Marnixstraat. Inderdaad was hij een paar keer met zijn Trabant naar Amsterdam gekomen.
Maar van een doorlopend visum was bij Altenfelder geen sprake. Hij vertelde me dat hij elke keer een visum voor Nederland moest aanvragen. Soms voor twee, soms voor vier en een enkele keer voor zes weken. En in ruil voor 20% van zijn inkomsten. Weer terug in de DDR kreeg hij dan een brief, waarin stond dat hij zijn paspoort binnen 48 uur moest inleveren. Belachelijk, binnen 48 uur. “Waarom niet gewoon binnen twee dagen”, lachte hij gisteravond nog. Altenfelder kreeg zijn reisvrijheid om met Breuker op te treden. Maar als het Kollektief op een internationale tournee ging had Altenfelder als Oost-Duitser in elk West-Europees land een apart visum nodig. Dat ging meestal niet op stel en sprong. Met pretogen vertelde hij hoe hij ooit samen met iemand van een Nederlandse ambassade binnen een half uur de wachttijd voor een Italiaans visum van zes weken tot vijf minuten bekortte.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten