zondag 3 oktober 2021

Tag der Deutschen Einheit

Eenendertig jaar is het alweer geleden dat Oost- en West-Duitsland op 3 oktober 1990 formeel één werden. Kort vóór de definitieve eenwording fietste ik door de zich opheffende DDR. Door de oostelijke Harz naar Thüringen, onderweg overnachtend in de tent, een pensionnetje of in het zieltogende FDGB-vakbondshuis Rosa Luxemburg in Schierke. Bij toeval was ik vermoedelijk de eerste Nederlander die sinds 1959 weer op de top van de 1141 meter hoge Brocken stond. En ook de eerste die dat op de fiets deed. Dertig jaar lang was de Brocken een militaire vesting van het Sovjetleger op de grens van oost en west geweest en de afluisterpost voor de Stasi, de Oost-Duitse geheime dienst. Op de dag dat ik langsfietste werd de Brockentop weer voor het publiek geopend. 

Tijdens mijn laatste bezoek aan de real existierende DDR was de aftakeling zichtbaar. De letters DDR brokkelden van het bord boven de ingang van het kantoor van de Kulturbund en in de straten van Wernigerode en Ilsenburg kwamen de eerste DDR-relikwieën in de uitverkoop. De ondergang was onvermijdelijk. 

Eenendertig jaar later viert Duitsland zijn vrije nationale feestdag, de Tag der Deutschen Einheit. Niet zonder discussie, want wat was de gunstigste datum? De 9e november was niet alleen de dag van de Val van de Muur in 1989, maar ook die van de Kristallnacht in 1938. Ongunstig dus. De 17e juni dan? Naar aanleiding van de opstand in de DDR op die dag in 1953 was dat al jaren een eenzijdige herdenkingsdag in West-Duitsland. Nee, het werd dus 3 oktober. Bondskanselier Schröder heeft nog weleens geprobeerd er de eerste zondag van oktober van te maken, omdat een doordeweekse vrije dag ten koste van de economie zou gaan. Hij kreeg er de handen niet voor op elkaar. Vandaag had hij geluk. In Halle wordt de feestdag vanavond met een groot festijn afgesloten. En morgenochtend weer aan het werk. 

Erik de Graaf

dinsdag 21 september 2021

Nieuw boek: De Rottum Expeditie

Op donderdag 16 september 2021 presenteerde Peter van der Schelde zijn boek De Rottum Expeditie. Bezoek aan een verboden eiland. In het auditorium van het Openluchtmuseum Het Hoogeland in Warffum ontving ik als secretaris van de Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat het eerste exemplaar.

Te midden van de tentoonstelling over Godfried Bomans en Jan Wolkers, die vijftig jaar geleden een week op Rottumerplaat verbleven, vertelde auteur Peter van der Schelde dat de Rottums tamelijk onbekend zijn als Waddeneilanden. “De Waddengeografie beperkt zich vaak tot TV TAS en de R wordt hooguit geassocieerd met Bomans en Wolkers”. Na een bezoek aan Rottumeroog in september 2019 besloot Van der Schelde een boek over zijn expeditie te schrijven.

“Onbewoonde eilanden spreken altijd tot de verbeelding,” zei in mijn dankwoord na de overhandiging van het eerste exemplaar. “En Rottumeroog zeker, want het is zo goed als verboden terrein. De natuur gaat er boven de mens. Jaarlijks is slechts een beperkt aantal excursies mogelijk.” Schipper Tsjerk Hoekstra van de 130 jaar oude zeilklipper Willem-Jacob beaamde dat. Zijn schip is uitverkoren om eenmaal per jaar een tocht naar Rottumeroog te maken. “Vorige week ben ik er op die manier nog met zes gasten geweest”, vertelde Hoekstra.

De Rottum Expeditie is een persoonlijk verhaal over een tocht naar Rottumeroog, die Peter van der Schelde twee jaar geleden ondernam met de Willem-Jacob. Hij beschrijft duidelijk hoe bijzonder het is om naar Rottumeroog te varen. Als je al het zeldzame geluk al hebt om mee te varen, blijkt het Wad zo onvoorspelbaar dat je nooit zeker weet hoe de reis verloopt. En Van der Schelde had met zijn expeditie in september 2019 ook nog eens een geluk, dat we ons toen nog helemaal niet konden voorstellen. Sindsdien zijn er door corona maar weinig mensen naar het eiland gevaren.

“Zondagochtend ben ik aan het boek begonnen met het idee dat ik dan tot de donderdag van de boekpresentatie de tijd zou hebben om het uit te krijgen, maar ik raakte er diep in verzeild en las het in een zucht uit”, vertelde ik naar waarheid in mijn dankwoord. Op twee manieren raakte ik geboeid. Allereerst als liefhebber van het wad. “Het boek beschrijft een jaloersmakend persoonlijk verhaal van de tocht van de schrijver. Elke lezer wil zelf ook zo mee op expeditie”.

Ook als historicus kwam ik aan mijn trekken, doordat Van der Schelde ook over een uitstapje van Menno van Zeeburg uit 1863 schrijft. Van Zeeburg was een jonge boer uit de Noordpolder boven Warffum, die net als Van der Schelde en ik een bijzondere fascinatie had voor Rottumeroog. Zijn uitstapje met de voogd Klaas Guitjes van Dijk beschreef hij in 1863 in het tijdschrift De Huisvriend, dat vanaf 1843 onder redactie van de Groningse dichter J.J.A. Goeverneur stond. 

De Rottum Expeditie sluit prachtig aan bij de twee pijlers van de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat: de liefde voor het Wad en voor de Rottums, maar ook de cultuurhistorie van het eiland. De Vrienden bedanken hartelijk voor het eerste exemplaar.

Erik de Graaf

Peter van der Schelde, De Rottum Expeditie. Bezoek aan een verboden eiland (Uitgeverij Ampelos, 2021). ISBN: 9789492524027 (19,95 euro)

zondag 5 september 2021

Excursie naar Bremen

 

In mei schreef ik in het Dagblad van het Noorden over twee onderduikers, die in januari 1944 in Spijk werden opgepakt en een maand later stierven in een werk- en opvoedingskamp in de buurt van Bremen. Corona verhinderde het toen om de plek des onheils te bezoeken. Dat haalde ik afgelopen vrijdag in. John uit Bremen had een dagvullend programma voor me samengesteld.

Eerst bezochten we de Bunker Valentin aan de rivier de Weser. Met de bouw van de grootste bunker van Duitsland (ruim 35.000 vierkante meter groot) werd halverwege 1943 begonnen. Tienduizend dwangarbeiders uit heel Europa werkten dag en nacht aan de gigantische hallen, waar uiteindelijk duikboten moesten worden gebouwd. Onder hen waren Theo Roodvoets uit Groningen en Tjark Kremer uit Spijk. Ruim 1600 dwangarbeiders kwamen om te leven door ongelukken, mishandelingen, ziektes, honger en uitputting.

Toen de U-Bootwerf in het voorjaar van 1945 bijna klaar was werd hij door de Engelsen gebombardeerd. Op twee plaatsen doorboorden de Engelse bommen het viermeter dikke beton. Uiteindelijk werd er dus geen enkele duikboot geproduceerd, waar er volgens het waanzinnige plan van Albert Speer en marine-admiraal Dönitz één per 56 uur van de “lopende band” de Weser in moest varen. 


De dwangarbeiders waren in de wijde omgeving van Bremen Farge gehuisvest. Roodvoets en Kremer waren gedetineerd in het Arbeits- und Erziehungslager Farge (een werk- en opvoedingskamp), op zo’n tweeënhalve kilometer van de bunker. Dagelijks marcheerden ze naar de bunker en terug over een onverharde weg, die nu nog steeds de Lagerstraβe (dus de Kampstraat) heet. De barakken zijn afgebroken, maar enkele informatieborden herinneren aan de onheilsplek. Theo Roodvoets overleed er na een week of vier door uitputting. Tjark Kremer bezweek vijf dagen later in een ziekenhuis aan de gevolgen van zware mishandelingen. Ze werden in Bremen begraven. Roodvoets werd acht jaar later overgebracht naar een Erebegraafplaats in Loenen. Kremer kreeg in 1953 een plekje tussen 167 Nederlandse slachtoffers op het Ereveld in Bremen-Osterholz.


Interessant en indrukwekkend daagje in Bremen. Wordt vervolgd.

Erik de Graaf


PS: eerder publiceerde ik een fragment uit het artikel van 3 mei 2021 op mijn blog. Op de site van het Dagblad van het Noorden staat het achter de betaalmuur. 

donderdag 26 augustus 2021

Jaren tussen graan en slik. Over de wortels van de Mansholts

De naam Mansholt is een begrip in Groningen en ver daarbuiten. Dat komt vooral door Sicco Mansholt, die in 1908 op zijn ouderlijke boerderij Torum in de Westpolder boven Ulrum werd geboren. Mansholt was boer en socialist in hart en nieren. Dat was geen vaak voorkomende combinatie, maar bij hem was het met de paplepel ingegoten. Zijn vader en zijn grootvader stonden al bekend als rode herenboeren op het Groninger land. Begin augustus verscheen Jonge jaren tussen graan en slik. Jeugdherinneringen van een bevlogen boer en politicus, dat in 1909 werd geschreven door Sicco’s grootvader Derk Roelfs Mansholt. Voor Blad las ik het boek en ging ik op onderzoek uit.

Een fragment (de rest kunt u lezen in Blad voor Noord-Groningen, nr. 22: te koop in de betere boekhandel of hier te bestellen):

Twee kilometer verder stond de gezochte boerderij in een bocht van de oude dijk. Op het land was een kinderfeestje aan de gang, maar in de schuur ontmoette ik de boer. Al na drie woorden bleek dat ik beter Nederlands met hem kon spreken. Riemer de Boer was in 2015 met zijn gezin vanuit Nederland naar Ditzumerhammrich verhuisd om zijn droom van een eigen veeteeltbedrijf waar te maken. Hij had al eens over zijn roemruchte voorgangers op zijn boerderij gehoord. Er kwamen regelmatig Nederlanders langs met dezelfde belangstelling als ik. Een familielid van de Mansholts uit de buurt had een keer foto’s gemaakt voor een boek. Ik vertelde hem dat dat boek binnenkort uitkwam.

(…)

Derk Roelfs Mansholt schreef in 1909 over zijn geboortehuis:

“Vanaf de dijk gezien maakte de boerderij een bijzonder vriendelijke indruk met zijn hoge rode pannendak, nauwelijks zichtbaar achter de iepen en fruitbomen eromheen, en met zijn groene luiken en blinkende ramen. Het geheel werd weerspiegeld in het azuurblauwe water van de kolk”.

De rode dakpannen achter de bomen zijn gebleven, de groene luiken verdwenen. Van weerspiegeling in de kolk was geen sprake meer, wist ik al van Schulte. Riemer de Boer leidde me rond door zijn boerderij. Er was in 1952 een stuk woonhuis aangebouwd. Hij wees me op de opkamer in het oude deel, die nu als opslag dienst deed. Buiten waren er nieuwe stallen gebouwd. In details was af en toe nog een glimp van de oude Mansholtboerderij op te vangen, maar pas buiten konden in het landschap de eeuwen worden afgelezen.

De Boers koeien graasden ten noorden van de boerderij op het oude land. Zompige weide, vertelde hij. Een dunne laag klei met daaronder veen. Veel vruchtbaarder was het land aan de andere kant van de weg in de Heinitzpolder, die in 1796 werd ingepolderd. “De Dollard was van oudsher onze gevreesde vijand”, schreef Derk Roelfs Mansholt in 1909, “maar tegelijkertijd ook onze weldoener”. Stormen en overstromingen vaagden door de eeuwen heen grote stukken land weg, ook aan de Nederlandse kant van de Dollard. Duizenden mensen verdronken en talloze dorpen verdwenen in zee, waaronder Torum en Fletum in de buurt van de stad Emden. Met de overstromingen spoelde ook vruchtbare slik aan, waardoor landbouwgrond ontstond die volgens Mansholt “qua vruchtbaarheid op aarde misschien wel niet geëvenaard wordt”. De polderboeren profiteerden van de vruchtbare bodem. Mochten de “dikke” boeren geen maximale oogsten behalen, schreef Mansholt in een onderhoudend stuk over de ontwikkeling van het Duitse Dollardgebied, “dan is dat niet de schuld van de polder, maar van de polderboeren”.

Erik de Graaf

zondag 13 juni 2021

Alleen op Rottumerplaat

 

In juli is het een halve eeuw geleden dat de schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers om de beurt een week op Rottumerplaat bivakkeerden. Vanuit de Breedenborg bij Warffum sprak de rijzende radio- en tv-ster Willem Ruis dagelijks voor de VARA-radio met de avonturiers op het eiland. “Hallo, hier Breede - Over”.

Voor het tijdschrift Blad voor Noord-Groningen (nr. 21, juni-juli 2021) schreef ik een stuk over Bomans en Wolkers op Rottumerplaat. Om het hele artikel te lezen kunt u een nummer van Blad kopen. Hier volgt een fragment:

“Een veelbelovend concept, vond men bij de VARA. Het was alleen nog een klus om twee geschikte kandidaten te strikken en om een geschikte locatie te vinden. Komiek en acteur Rijk de Gooyer en de populaire Rudi Carell vielen af, omdat Carell voor filmopnamen in Duitsland moest zijn. Ook Koos Postema en Tom Manders leken niet geschikt. Beter vond de VARA het om twee schrijvers te nemen. Die zouden goed in staat zijn om hun gevoelens van eenzaamheid te verwoorden, vermoedden de organisatoren. Jan Wolkers reageerde onmiddellijk enthousiast op het voorstel om naar een onbewoond eiland te gaan. Godfried Bomans moest er een paar nachtjes over slapen, maar stemde uiteindelijk in.

Ondertussen werd ook een locatie gevonden: Rottumerplaat boven de kust van Groningen. Geen zonovergoten tropisch eiland, zoals tegenwoordig zou worden gekozen. Strikt genomen was het ook geen onbewoond eiland, maar een werkeiland van Rijkswaterstaat. Na de Watersnoodramp van 1953 werd de zandplaat in de Waddenzee belangrijk in de Groningse kustverdediging. Uit alle macht versterkte Rijkswaterstaat Rottumerplaat met rijsdammen en helmgras, wat na jaren van noeste arbeid tot duinvorming leidde. In de jaren zestig ontstond zelfs het plan om de oostelijke Waddenzee droog te leggen voor nieuw akkerland. Het versterkte eiland Rottumerplaat vormde een bruggenhoofd in die inpolderingsplannen. In 1971 werd er keihard werd gewerkt, maar tijdens de zomervakantie van de eilandarbeiders van Rijkswaterstaat konden Bomans en Wolkers een paar weken in een oranje tent van de omroep voor Robinson Crusoe spelen. De accommodatie van Rijkswaterstaat ging op slot. Anders zou een weekje overleven op Rottumerplaat te makkelijk worden.”

Erik de Graaf

PS1: in hetzelfde nummer van Blad staat ook een Dagboek van vogelwachter Addo van der Eijk op Rottumerplaat. Hij zit momenteel op het eiland.

PS2: in de haven van Noordpolderzijl was het druk bij de terugkeer van Wolkers op zaterdag 24 juli 1971. De foto is afkomstig van de Stichting v/h De Eendracht - Usquert. 

dinsdag 1 juni 2021

Dertig jaar Vrienden van Rottum

Dertig jaar geleden werd de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat opgericht. Graag hadden we het jubileum gevierd met een sprankelend feest in ’t Zielhoes in Noordpolderzijl. Het staren vanaf de Waddendijk naar de eilanden in de verte kan nog wel, maar de viering van het jubileum moet door de corona worden uitgesteld tot het najaar of misschien zelfs volgend voorjaar.

 

Begin 1991 woedde de Slag om Rottum. Rijkswaterstaat adviseerde “om alle stabiliserende onderhoudsmaatregelen aan de eilanden Rottumeroog en Rottumerplaat te beëindigen”. Dat sloeg in als een bom. “Rottumeroog zal in Eems verdwijnen”, kopte het Nieuwsblad van het Noorden. Nadat hevige stormen het eiland in tweeën hadden gespleten gaf de overheid het eiland het laatste zetje naar de ondergang, zo luidde de teneur.

 

In Noord-Groningen ontstond grote bezorgdheid over de toekomstplannen van Rijkswaterstaat. Boeren en oevereigenaren wezen op de rol van de Rottums in de kustverdediging. Ook de provincie Groningen maakte zich zorgen over het kustbeheer. De ophef leidde tot een debat in de Tweede Kamer en een aangenomen motie om eerst te onderzoeken of de Rottums daadwerkelijk tot ondergang gedoemd waren.

 

De Slag om Rottum leidde in maart 1991 tot de bezetting van Rottumeroog. Hendrik Toxopeus, de zoon van de laatste vaste voogd van Rottumeroog, voer met zijn vrouw naar zijn eiland van verlangen. Ze kraakten de voogdwoning, rolden het spandoek “Wij houden van Rottumeroog” uit en stonden dagenlang de pers te woord. Rottumeroog hoeft niet te verdwijnen, vertelde Toxopeus keer op keer. Hij stelde voor om de natuur een handje te helpen en het “wandelende” eiland de juiste kant op te begeleiden. De noodzakelijke werkzaamheden zouden onder zijn deskundige leiding door groepen vrijwilligers kunnen worden verricht. Hendrik Toxopeus zag zichzelf wel als een verlate opvolger van zijn vader naar Rottumeroog terugkeren.

De bezetting van het eiland duurde twee weken en kreeg veel bijval. Jan Wolkers stuurde duizend gulden voor een steuncomité en Waddenschilder Geurt Busser begon een handtekeningenactie voor het behoud van Rottumeroog. Toch was er ook kritiek. De Waddenvereniging nam het initiatief voor een Rondetafelconferentie om het verhaal van alle kanten te belichten. Die vond eind april 1991 plaats in Warffum. Hendrik Toxopeus wist dat het voorbestaan van Rottumeroog met vijftig jaar kon worden gerekt als hij het eiland met zijn vrijwilligers aan de zuidkant mocht onderhouden. Rijkswaterstaat reageerde niet afwijzend. Voor de Vereniging van Oevereigenaren stond de veiligheid voorop. De Waddenvereniging wees erop dat het oostelijk Waddengebied veel waardevoller zou worden als het eiland aan de natuur zou worden overgelaten. Vicevoorzitter Reitsma van de Waddenadviesraad vond dat er maar moeilijk werd gedaan. Het eiland zou hoe dan ook verdwijnen. Volgens hem kon beter naar passende stervensbegeleiding worden gezocht.

 

Ondertussen zaten de sympathisanten van Hendrik Toxopeus niet stil. Nog tijdens de bezetting van Rottumeroog werd besloten een Stichting van Vrienden op te richten. Op 19 april 1991 kwamen de oprichters voor het eerst bijeen in Wehe den Hoorn. Eind mei 1991 passeerde de Akte van Oprichting bij de notaris. De Vrienden van waren een feit.

 

Eerst bepaalden alleen Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer het beleid en beheer van de Rottums. Voortaan hadden ook de Vrienden van Rottum een stem in het kapittel. Hendrik Toxopeus en oprichter Jan Klompsma leidden minister Maij-Weggen van Verkeer en Waterstaat in augustus 1991 rond op het eiland. De minister maakte daar een compromis bekend: de Vrienden zouden Rottumeroog onderhouden en met de werkzaamheden op Rottumerplaat zou gestopt worden. De verwachting was dat daarvan dan niet veel overblijven dan een zandplaat. De VSB-bank was bereid het onderhoud van Rottumeroog met een flink bedrag te sponsoren. De Rondetafelconferentie van Warffum kreeg een structureel vervolg in de Beheers- en Adviescommissie Kustverdediging Rottumeroog en Rottumerplaat, afgekort de BAKR, waarin de partijen nog jarenlang lijnrecht tegenover elkaar stonden.

 

Anno 2021 zijn de onderlinge verhoudingen sterk verbeterd. Verschillen werden overbrugd, voortaan werd samengewerkt. Rijkswaterstaat staat voor kustbeheer, Staatsbosbeheer voor natuurbeheer, terwijl de Vrienden zich richten op de cultuurhistorie van de eilanden. Daarnaast coördineren de Vrienden onderhoudswerkzaamheden en opruimacties.

 

Erik de Graaf


PS: dit feestelijke stuk verscheen afgelopen weekend ook op de website van de jubilerende Vrienden van Rottum.