zaterdag 21 november 2009

Desolaat Eemsmond


“Leeglopende Groningse dorpen moeten worden gesloopt”, verwees de presentator van Goedemorgen Nederland gisterochtend naar het pleidooi van de economen Brakman en Van Witteloostuijn in NRC/Handelsblad van afgelopen maandag. Zij pleitten voor samenvoeging van gemeenten in krimpgebieden om het eenvoudiger te maken “hier en daar een wegkwijnend dorp of een leeglopende stad af te breken”.

Kom, dachten ze bij Goedemorgen Nederland, daar maken we een item van en ze stuurden verslaggever Bram Rekers voor een interview met burgemeester Van Beek naar de (volgens de presentator) “desolate Groningse gemeente Eemsmond.” Over naar het “het winderigste stukje Nederland”, hoorde ik de presentator zeggen.

Op de dijk bij Noordpolderzijl, de kleinste getijdenhaven van Nederland aan het officiële Werelderfgoed Waddenzee, waren de camera’s zo smal mogelijk ingesteld op de burgemeester en wat asfalt bij de Waddendijk. Van de fraaie natuurlijke omgeving geen spoor. Dat paste overduidelijk niet bij het “desolate” beeld, waarmee de verslaggever naar het noorden was gekomen. Zijn vragen moesten het beeld nog versterken.

“Goedemorgen mevrouw Van Beek, wat waait het hier zeg, in Eemsmond”.
“Nou is er een econoom, de heer Brakman, die zegt dat dit soort dorpen opgeheven moeten worden. Wat vindt u daarvan?”
“Levendig? Ik reed hier net doorheen en er is niet zoveel. Wat heb je hier dan?”
“Ik vind het hier voornamelijk alleen maar waaien”

De burgemeester had niet alleen de wind, maar ook de verslaggever tegen. Ze weerde zich kranig, maar een diepte-interview kon het in anderhalve minuut met zoveel vooroordelen niet worden. Terecht zie de burgemeester tegen de verslaggever: “kom nog eens terug en geef je ogen goed de kost”.

Erik de Graaf

PS: het interview is te zien op Goedemorgen Nederland en begint na 9.50 miniuut.

dinsdag 17 november 2009

Begroetingsgeld


Een week na de val van de Muur reisde ik naar Berlijn. Ik moest van dichtbij zien hoe de ossies het westen veroverden. Ik ontmoette mijn Oost-Berlijnse vrienden voor het eerst in West-Berlijn. In het Kuckucksei, een kroeg in de Kreuzberger Wrangelstraβe. Het waren emotionele momenten.

Het was ook vervreemdend om in Berlijn te zijn. Om duizenden Oost-Duitsers over de Oberbaumbrücke richting Kreuzberg te zien lopen. Aan het eind van de brug, net op West-Berlijnse bodem, was provisorisch een kantoor ingericht waar de gasten uit het oosten hun Begrüβungsgeld konden incasseren. Voor iedere ossie had de bondsregering honderd harde West-Duitse marken (omgerekend 50 euro) klaarliggen om de hoogste nood te lenigen.

Het Begrüβungsgeld kwam voort uit de zogenaamde Ostverträge van bondskanselier Willi Brandt met de DDR uit 1970. Die zorgden weliswaar voor iets meer reismogelijkheden (van vooral ouderen) uit het oosten naar het westen, maar die Oost-Duitsers mochten van hun regering maximaal 70 Oost-Duitse marken mee op reis nemen. De West-Duitse regering stelde voor alle Duitsers uit de DDR en de voormalige Duitse gebieden in Polen een bedrag van 30 mark (15 euro) per persoon beschikbaar, dat tweemaal per jaar in de Bondsrepubliek kon worden opgestreken. Toen de DDR het bedrag dat haar onderdanen naar het westen mochten meenemen in 1987 van 70 mark terugbracht tot 15 verhoogde West-Duitsland het Begrüβungsgeld tot 100 mark jaarlijks. In 1988 werd 260 miljoen mark uitbetaald aan Oost-Duitse reislustigen. Dat bedrag werd ook voor 1989 begroot. Door de Val van de Muur liep dat bedrag alleen al in november en december 1989 op tot naar schatting 3 á 4 miljard mark.

Erik de Graaf

zondag 15 november 2009

De romp onder Treijtels hoofd


De discussie over mijn stuk over de meeuw van Treijtel lijkt zich te concentreren op de slotzin, waarin ik me afvraag op wiens romp Eddy’s hoofd is geplaatst. Vergelijk maar met de andere plaatjes, zegt Gelkinghe, die zijn voetbalplaatjes van het seizoen 1969-1970 ook compleet zegt te hebben, maar dat niet kan bewijzen. Zijn album ligt te goed opgeborgen.

Misschien is het inderdaad zoals Egbert vermoedt de romp van Franz Hasil, de middenvelder met de kanonskogel, die Koeman in zijn beste tijden deed verbleken. Overigens lijkt Hasils hoofd ook op een leenromp te staan. Hetzelfde geldt voor Theo van Duivenbode. De overige portretten lijken me wel één geheel.

Laten we er een zoekplaatje van maken. Op wiens romp staat Treijtels hoofd?

Erik de Graaf

De meeuw van Treijtel


“Welke doelman kan het verste uitschieten?”, was lange tijd het raadsel. Het antwoord was duidelijk: Eddy Treijtel, die schiet met gemak naar Israël.

Bedoeld werd “ijzeren” Rinus Israël, die samen met Theo “de tank” Laseroms rond 1970 jarenlang het hart van de Feyenoord-verdediging vormde. Maar Eddy Treijtel stond als het om uitschieten ging inderdaad voor niets. Op 15 november 1970, vandaag 39 jaar geleden, schoot hij tijdens een uitwedstrijd tegen Sparta (1-1) een meeuw uit de lucht. Nog niet zolang geleden leidde die voltreffer tot heftige Rotterdamse discussies, omdat zowel Feyenoord als Sparta tegelijkertijd aanspraak maakte op het “originele” stoffelijke meeuwenoverschot.

Eddy Treijtel speelde jarenlang in Feyenoord 1 en heeft vijf interlands achter zijn naam. Juist voor het hoogtepunt van zijn keepersloopbaan, de Europa Cup-finale van 1970, werd hij gepasseerd. Treijtel kon geweldige wedstrijden afwisselen met lullige blunders. Dat werd ooit prachtig geïllustreerd in het kinderprogramma Oebele, met Rob de Nijs en Martin Brozius. Europees en wereldkampioen Feyenoord speelde een oefenwedstrijd tegen een Oebele-selectie. Na een paar prachtige reddingen kwam Feyenoord op achterstand, doordat een paar Oebele-fans Eddy op een strategisch moment afleidden met de vraag of hij een snoepje wilde. Ja, daar had Eddy wel trek in. Pats-boem, doelpunt.

In mijn voetbalplaatjesalbum van het seizoen 1969-1970 staat Eddy er nogal prehistorisch gefotoshopped op (zie hierboven). Ik ben benieuwd op wiens romp ze Eddy’s hoofd hebben geplakt.

Erik de Graaf

zaterdag 14 november 2009

Brandalarm


We wonen aan de noordkant van Warffum aan het einde van een doodlopende zijweg van een doodlopende straat. De laatste bocht de Katershorn in is aan de krappe kant en vooral voor grotere auto’s onneembaar. De gemeentelijke vuilniswagens bijvoorbeeld kunnen de Katershorn niet in. De bewoners van de zeven woningen in onze straat lopen elke week met hun vuilniscontainers naar de Oudendijk. Voor mij is dat een wekelijkse wandeling van zo’n 200 meter, wat ik bij gebrek aan hond overigens helemaal niet erg vind. Ook leveranciers met grotere auto’s kunnen de bocht in vaak niet maken. Regelmatig worden goederen het laatste stuk per steekwagen vervoerd.

Het is heerlijk wonen aan de Katershorn, maar de krappe toegang baart me wel eens zorgen als ik denk aan onverhoopte calamiteiten. Wat gebeurt er bijvoorbeeld in geval van brand in een van de zeven woningen aan de Katershorn? Lukt het dan de brandweerwagen om met zwaailicht en loeiende sirene onze straat in te draaien? Die vragen stelde ik in december 2008, dus bijna een jaar geleden, in een brief aan de gemeente Eemsmond. Ik verzocht de gemeente de situatie ter plekke te bekijken en mij te garanderen dat bij calamiteiten adequaat door hulpverleners kan worden opgetreden.

Drie maanden later, op 5 maart 2009, ontving ik een gemeentelijk antwoord op mijn vragen. Uit onderzoek door de brandweer, zo schreef men mij, was gebleken “dat het voor brandweervoertuigen niet of nauwelijks mogelijk was om vanaf de Oudendijk de bocht te nemen richting de Katershorn”. Bovendien was geconstateerd “dat de bluswatervoorziening aan de Katershorn middels een brandkraan, de zogenaamde primaire bluswatervoorziening, ontbreekt (…) Door een te geringe diameter van het waterleidingnet is het niet mogelijk een brandkraan te plaatsen”.

Als oplossing opperde de gemeente in geval van brand aan de Katershorn voortaan twee blusvoertuigen te alarmeren, “teneinde te kunnen beschikken over voldoende bluswater”. De vraag hoe die dan wél de straat inkomen bleef onbeantwoord. Bovendien is een brand blussen een ding, ik hoop dat er ook een wagen met ladder tot bij de woningen kan komen om bewoners en poezen van de bovenverdieping te redden. De gemeentelijke brief van maart 2009 werd afgesloten met de verwachting “binnen redelijk korte termijn een bochtverruiming te kunnen realiseren.” Sindsdien is echter niets meer vernomen. Uit gesprekjes en e-mails met het gemeentehuis bleek me vooral dat niet duidelijk was wie hier nu verder over ging. Hopelijk verandert dat nu snel en kan men mij nog net binnen een jaar na mijn brief van 10 december 2008 duidelijkheid verschaffen.

Erik de Graaf

vrijdag 13 november 2009

Een Trabant in de Marnixstraat


Zo’n vijfentwintig jaar geleden zag ik eens een Trabant met een DDR-kenteken over de Amsterdamse Marnixstraat rijden. Achter het stuur zat een gedrongen man met bril en baardje, in wie ik de Oost-Duitse jazztrompettist Andy Altenfelder herkende. Altenfelder speelde vanaf het begin van de jaren tachtig in het Willem Breuker Kollektief.

Ik had wel eens begrepen dat hij met een officieel visum tussen Oost-Berlijn en Amsterdam reisde. Het gebeurde wel vaker dat Oost-Duitse kunstenaars met een doorlopend visum in het westen verbleven. Schrijvers, acteurs, muzikanten en beeldende kunstenaars verhuisden zo naar het westen zonder alle schepen in het oosten achter zich te hoeven verbranden. Daar stond dan wel de afdracht van een deel van de inkomsten aan de DDR tegenover.

Ik dacht altijd dat Altenfelder ook op zo’n manier in Amsterdam was terechtgekomen. Gisteravond zat ik toevallig een tafeltje naast hem in een Gronings café. Nou ja, toevallig. Ik at met mijn zoon een broodje voordat we naar het jubileumfeestje Nog lang niet jarig! van het Willem Breuker Kollektief in de Stadsschouwburg zouden gaan. En Andy at ook nog iets voor de laatste soundcheck. In het spontane gesprekje dat volgde vertelde ik over mijn herinnering aan zijn Trabant in de Marnixstraat. Inderdaad was hij een paar keer met zijn Trabant naar Amsterdam gekomen.

Maar van een doorlopend visum was bij Altenfelder geen sprake. Hij vertelde me dat hij elke keer een visum voor Nederland moest aanvragen. Soms voor twee, soms voor vier en een enkele keer voor zes weken. En in ruil voor 20% van zijn inkomsten. Weer terug in de DDR kreeg hij dan een brief, waarin stond dat hij zijn paspoort binnen 48 uur moest inleveren. Belachelijk, binnen 48 uur. “Waarom niet gewoon binnen twee dagen”, lachte hij gisteravond nog. Altenfelder kreeg zijn reisvrijheid om met Breuker op te treden. Maar als het Kollektief op een internationale tournee ging had Altenfelder als Oost-Duitser in elk West-Europees land een apart visum nodig. Dat ging meestal niet op stel en sprong. Met pretogen vertelde hij hoe hij ooit samen met iemand van een Nederlandse ambassade binnen een half uur de wachttijd voor een Italiaans visum van zes weken tot vijf minuten bekortte.

Erik de Graaf

donderdag 12 november 2009

Gaten in de Muur


Die Mauer durchlässig machen. Dat was lange tijd één bescheiden doelstelling van de oppositie in de DDR. Op 9 november 1989 was het zover. Korte tijd later kreeg ik deze foto van een vriend. Gaten in de Berlijnse Muur. Nog wel bewaakt, maar met een vrolijker gezicht…

Erik de Graaf

zaterdag 7 november 2009

Val van de Muur


Erik de Graaf (51), leraar Duits, Warffum

"Vanaf 1979 reisde ik naar de DDR om daar vrienden te ontmoeten die ik op vakantie had leren kenen. Zij dachten niet veel anders dan ik maar konden niet doen wat ze wilden doen en werden vervolgd. Later organiseerde ik ontmoetingen tussen Oost en West-Europese jongeren op Tsjechische en Hongaarse campings. We discussieerden over vrede en veiligheid, mensenrechten en het dagelijks leven in Oost en West. Tot mijn verbazing werd ik altijd tot de DDR toegelaten, hoewel ze me wel in de gaten hielden, bleek uit een Stasi-dossier. Ik volgde de politieke ontwikkelingen al maanden op de voet maar juist het hoogtepunt, de val van de Muur, ontging me omdat ik laat thuis kwam. Ik hoorde het pas de volgende ochtend op de radio. Ik ben een week later naar Berlijn gegaan. Het was er een chaos maar een vrolijke chaos. Het was heel emotioneel om mijn Oost-Duitse vrienden voor het eerst in West-Berlijn te ontmoeten. Door mijn vriendschappen met Oost-Duitsers heb ik van dichtbij onderdrukking en dictatuur meegemaakt. Een aantal vrienden is voor korte of langere tijd in de Oost-Duitse gevangenis beland. Maar ik heb ook van dichtbij gezien wat een massale beweging voor burgerrechten kan bewerken."

Uit: Dagblad van het Noorden, 7 november 2009

woensdag 4 november 2009

Diagonaal in Londen en Vlaardingen


In het drukke centrum van de wereldstad Londen steekt men sinds gisteren diagonaal over. Op het Oxford Circus zijn de stoplichten zo afgesteld dat bij groen voor de voetgangers al het andere verkeer stilstaat, zodat zowel recht als diagonaal over speciaal aangebrachte zebrapaden naar de overkant kan worden gewandeld. 5,5 miljoen euro heeft dat gekost.

In mijn hometown Vlaardingen wordt al ruim dertig jaar schuin overgestoken. Op het kruising van de Korte Hoogstraat en de Gedempte Biersloot in het aanzienlijke minder drukke Vlaardingse centrum zijn al sinds 1977 diagonale zebrapaden aangebracht. Voor aanzienlijk minder geld dan in Londen, mag ik aannemen.

De Vlaardingse goegemeente vond het indertijd het maar overdreven om letterlijk en figuurlijk uit de pas te lopen. Maar wethouder Goudriaan, ook berucht om de afbraak van historische panden projecten ten behoeve van de “vaart der volkeren”, kreeg er veel publiciteit mee en blijkt nu ineens zijn tijd ver vooruit te zijn geweest. Als jongere in een stad waar nog niet zoveel te beleven viel was het leuk 's nachts alle oversteekmogelijkheden uit te proberen.

Op Wikimapia is de bescheiden uitvoering van het Vlaardingse oversteekproject te bewonderen.

Erik de Graaf

zondag 1 november 2009

Een Indonesiëweigeraar in de DDR


Jurrien Dubbelboer (inmiddels 82) liep in juli 1948 in de sluizen van IJmuiden van het schip af dat hem als soldaat naar Indië moest brengen. Kort na de Tweede Wereldoorlog vond hij het als jonge communist vanzelfsprekend om de Nederlandse landsgrenzen als dienstplichtig soldaat te verdedigen, maar hij weigerde om in Indië tegen een onafhankelijkheidsbeweging te gaan vechten. “We waren in Nederland dolblij met onze heroverde vrijheid”, vertelde hij me pas, ruim zestig jaar later. “Ik kon me voorstellen, dat de Indonesiërs ook eindelijk vrij en onafhankelijk wilden zijn”.

Tot 1952 leefde Dubbelboer illegaal in Amsterdam. Na de Indonesische onafhankelijkheid in december 1949 werd het steeds moeilijker begrip en vooral steun te krijgen. Hij voelde er niets voor zich vrijwillig bij de politie te melden en besloot naar de DDR te reizen om daar politiek asiel aan te vragen. Twee jaar leefde hij in Oost-Berlijn om uiteindelijk teleurgesteld naar Nederland terug te keren. De DDR leek bereid de Nederlandse communist asiel te verlenen, maar wel op voorwaarde dat de Nederlandse communistische partij schriftelijk verklaarde dat Dubbelboer zuiver op de communistische graat was. En dat wilde de CPN niet meer, nadat Dubbelboers stiefvader Albert Potze en moeder Harmanna Zoet in 1952 conflict met de partij waren gekomen. De in de jaren dertig in Moskou opgeleide stalinist Potze werd in 1953 uit de CPN gezet, ironisch genoeg omdat hij in Nederland voor de Sovjetunie zou hebben gespioneerd. De binnenlandse veiligheidsdienst (BVD) had het onderzoek hiernaar wegens gebrek aan bewijs gestopt, maar de CPN had Potze uit voorzorg geroyeerd. De partijleiding was doodsbang in diskrediet te raken of zelfs verboden te worden. Deze echte reden voor het royement bleef officieel geheim, ook voor Dubbelboer. Maar CPN-partijsecretaris Van Dillen liet wel doorschemeren, dat men in Oost-Europa waarschijnlijk anders over de reden zou denken als bekend werd dat Dubbelboers stiefvader voor Moskou had gespioneerd. De CPN wilde echter niets voor Dubbelboer doen, zolang hij zich niet “voor het front van de partij” openlijk van zijn stiefvader distantieerde.

Na twee jaar keerde Dubbelboer terug uit de DDR, omdat zijn zaak daar uitzichtloos leek. In 1954 meldde hij zich alsnog bij de politie, kreeg hij een milde gevangenisstraf plus nadiening van de verzuimde militaire dienstplicht. Daarna kostte het hem grote moeite werk te vinden. Regelmatig was hij bijna aangenomen, maar voorkwam de lange arm van de BVD dat op het laatste moment. In de jaren zestig verhuisde hij terug naar Groningen, waar hij eindelijk een baan kreeg bij de motorenfabriek Brons in Appingedam.

Erik de Graaf

Op zaterdag 31 oktober verscheen een lang artikel, dat ik over Jurrien Dubbelboer schreef, in het Dagblad van het Noorden. Met foto’s, die hij in de jaren vijftig in Oost-Berlijn maakte. Eerder verscheen een vergelijkbaar artikel in het Duitse tijdschrift Horch und Guck.