zaterdag 4 mei 2013

Kleerhanger uit Auschwitz terug in Warffum

Lydia en Thijs uit Amersfoort verzamelen houten kleerhangers. Of kapstokjes, zoals ze in Groningen genoemd worden. Liefst met oude teksten erop in mooie letters. Ze kopen ze op rommelmarkten en op vakanties kijken ze altijd even in de kast van hun hotelkamer. Je weet tenslotte nooit of je iets tegenkomt voor je verzameling.

Vorig jaar waren Lydia en Thijs in Oświęcim, de Poolse naam voor Auschwitz. Om de volgende ochtend vroeg het voormalige concentratiekamp te bezoeken namen ze een kamer in een hotel op 200 meter van de ingang. Gewoontegetrouw trok Thijs direct na binnenkomst in de hotelkamer de kastdeur open. Wat hij vond was een oude houten kleerhanger met de tekst:

A. MEDENDORP – MAATKLEEDING – WARFFUM.

“Warffum”, zei Thijs tegen Lydia. “Nederlands. Van vóór de oorlog. Hoe komt dat in Auschwitz terecht?” De vraag alleen al deed hen de rillingen over de rug lopen. 
Een paar weken later schreef Lydia mij een mailtje met de vraag of ik hier meer over kon vertellen. Toen ik het verhaal las voelde ik dezelfde rillingen. Een kapstokje van Medendorp uit Warffum in Auschwitz.

Albertus Medendorp was vanaf 1912 kleermaker aan de Torenweg 9. Hij maakte “maatkleeding”, met dubbel EE. Na de oorlog duurde dat niet lang meer. Rond 1950 stopten veel kleermakers door het oprukken van de confectie-industrie. Zijn zoon Klaas werd nog wel kleermaker, maar dan in loondienst in de stad.

Maar hoe kwam de kleerhanger van Medendorp in Auschwitz terecht?

Meegenomen door een joodse dorpsgenoot om de kleding netjes op te hangen? Het klinkt vreemd, maar in het museum in Auschwitz liggen stapels voorwerpen die mensen meenamen naar het kamp: brillen, scheerkwasten, schoensmeer. Spullen waarvan ze dachten, of hoopten, dat ze ze nodig zouden hebben. Waarom dan geen kleerhanger? Dan kon je je kleding tenminste netjes houden.
 
Op de begraafplaats in Warffum staat een monument voor tweeëntwintig joodse dorpsgenoten, die in 1942 door de Duitsers werden weggevoerd en niet terugkeerden. Achttien van hen werden in Auschwitz vermoord, twee in Sobibor, ééntje in Mauthausen, terwijl een jongetje van negen maanden in Westerbork overleed. Vier gezinnen. Allemaal kenden ze kleermaker Medendorp uit het dorp. Sommigen bestelden waarschijnlijk hun pakken bij hem. Anderen kenden hem van verenigingen of gewoon als dorpsgenoot van de straat. 
 
Wie van de achttien kan het kapstokje hebben meegenomen naar Auschwitz? We zullen het nooit met zekerheid weten, we kunnen alleen maar vermoeden.

1.
Schuin tegenover kleermaker Medendorp woonde Jezaija van der Hal met zijn vrouw Bertha en hun twee kinderen. Samen met zijn broer Hartog had Jezaija een slagerij aan de Torenweg. Op de plek, waar nu de sportschool is. De Van der Hals werden op een avond in september 1942 onverwachts van huis opgehaald. Via Westerbork kwamen ze in Auschwitz, waar ze in oktober werden vergast. Zouden zij het kleerhangertje voor de reis naar het onbekende hebben ingepakt? Het is de vraag of ze tijd hadden om spullen te pakken.

2.
Voor hun neef Sallie van der Hal uit de Oosterstraat lag dat anders. Sallie had van tevoren een oproep gekregen om zich bij het station te melden voor vertrek naar Westerbork. Vandaar werd hij naar Auschwitz gebracht, waar hij in augustus 1942 werd vermoord. Drie dagen voor zijn dood was Sallie vader geworden van Victor. Dat heeft hij nooit geweten.
In november 1942 moesten ook Sallies vrouw Selma en hun drie kinderen naar Westerbork. Daar overleed de kleine Victor op 31 mei 1943. Anderhalve maand later kwamen Selma en haar kinderen Roza en Comprecht in Auschwitz aan. Dezelfde dag werden ze vergast.

3.
Dan was er nog de veehandelaar Noach Benninga, die ook aan de Torenweg woonde. Benninga werd in 1942 gearresteerd, omdat hij in strijd met de Duitse voorschriften handel zou hebben gedreven. In oktober 1942 werd op de Torenweg het bericht bezorgd dat hij op de vlucht uit het concentratiekamp Mauthausen was doodgeschoten. Zijn vrouw en kinderen hebben dat bericht nooit gelezen. Ze waren een maand eerder in Auschwitz om het leven gebracht.

4.
Het vierde Warffumer gezin dat in Auschwitz terechtkwam was dat van Benjamin Broekema. Broekema was slager, schrijver en vooral dorpsmens. Hij schreef een streekroman, korte verhalen, toneelstukken in het Gronings en honderden columns in het dagblad Het Volk. Broekema was een arme sloeber, die waarschijnlijk niet snel een maatpak kocht. Maar hij zat wel samen met Klaas Medendorp in de muziekvereniging Euphonia. Benjamin vertrok in juli 1942 naar Westerbork, samen met Sallie van der Hal, nadat hij daarvoor een oproep had ontvangen. Hij had kunnen onderduiken, maar uit angst voor gevolgen voor zijn gezin meldde hij zich toch voor vertrek bij het station.

Met of zonder kleerhanger? Niemand kan het meer vertellen.

Op 17 augustus 1942 werd Benjamin Broekema in Auschwitz vermoord. Een paar maanden later waren zijn moeder, zijn vrouw en zijn twee dochters aan de beurt. Voordat zij naar Westerbork vertrokken naaiden buurvrouw Kuilder en Klaas Medendorp van de overgordijnen en een tafelkleed lange broeken en capuchons voor de kinderen. Het werd tenslotte snel winter. Van de stof die overbleef maakte Medendorp rugzakjes voor onderweg. Misschien ging er ook nog een kapstokje mee. We weten het niet. Op 19 november vonden ze de dood in de gaskamers van Auschwitz.

Achttien joodse Warffumers werden naar Auschwitz gedeporteerd en kwamen niet meer terug. Waarschijnlijk nam één van hen het kapstokje mee. Daar is het ongetwijfeld op de grote hoop gekomen tussen de brillen, de scheerkwasten en de schoensmeer. Waarschijnlijk heeft iemand uit de buurt het naar huis meegenomen. De armoede was daar enorm. Hoe het kapstokje uiteindelijk in het hotel bij de ingang van het herinneringscentrum terecht is gekomen zullen we nooit weten. Bijzonder is vooral dat het nu is teruggevonden. Getekend door de tijd. Gehavend, want het onderste stokje, waarover een broek kon hangen, ontbreekt. 
 
Vandaag brengen Lydia en Thijs Edelkoort het kapstokje na zeventig jaar weer terug naar Warffum, waar het een plekje krijgt in de joodse slagerij Huis Markus  in Openluchtmuseum het Hoogeland.

Erik de Graaf 
 
PS: Vanavond is op twee plaatsen gesproken over een vooroorlogse kleerhanger uit Warffum, die vorig jaar werd gevonden in een hotelkamer in Auschwitz.  Pauline Broekema noemde de kleerhanger op de herdenking in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Ikzelf vertelde erover op een herdenkingsbijeenkomst in de Hervormde kerk in Warffum. Vorig jaar schreef ik er al eens over.

Geen opmerkingen: