maandag 30 januari 2012

Denk ik aan Duitsland...


Denk ich an Deutschland in der Nacht,
Dann bin ich um den Schlaf gebracht.


Het zijn ongetwijfeld Heinrich Heines beroemdste dichtregels, die hij in 1843 in Parijs schreef. Duitsland hield hem uit zijn slaap, maar in het gedicht Nachtgedanken niet zozeer vanwege het politieke klimaat en het antisemitisme, dat hij al in 1831 ontvlucht was. Al twaalf jaar had hij zijn oude moeder niet gezien en in zijn lange afwezigheid waren al vele geliefden gestorven.

Nog in hetzelfde jaar 1843 voerde de Heimweh Heine van Parijs naar zijn moeder in Hamburg. Zijn reis legde hij vast in Deutschland. Ein Wintermärchen, waarin de liefde voor de Heimat veelvuldig tegenover de afkeer staat. Prachtig beschrijft Heinrich Heine hoe de Pruisische douane vergeefs in zijn bagage zoekt naar verboden boeken, maar dat hij al zijn illegale gedachtengoed in zijn hoofd zit. “Mijn hoofd is een tsjilpend vogelnest van in beslag te nemen boeken”.

Lees meer over Heinrich Heines reis naar Hamburg en over de geur van Duitslands toekomst op mijn nieuwe blog Denk ik aan Duitsland...

Erik de Graaf

zaterdag 28 januari 2012

De "ontaarde" danseres


Hoog op haar sokkel staat een naakte danseres van 65 centimeter in een zaal van het Nieuwe Museum in Berlijn. De ogen terneergeslagen, alsof ze nog moet wennen aan het felle licht. De danseres is van messing, maar als ze van vlees en bloed was zou ze ons veel te vertellen hebben.

In 1926 werd ze gemaakt door de beeldhouwster Marg Moll, die in 1884 als Margarethe Häffner in de toen Duitse Elzas werd geboren. Aan het begin van de twintigste eeuw leerde ze schilder Oskar Moll kennen, met wie ze tot na de Tweede Wereldoorlog in Berlijn, Parijs, Wroclaw (het indertijd nog Duitse Breslau) en Düsseldorf woonde. Als beeldhouwster ontwikkelde Marg Moll zich van het realisme tot de abstracte kunst. De kubistische danseres werd in de jaren twintig verkocht aan een museum in Breslau, dat het eerst tentoonstelde en vervolgens in depot bewaarde.

In 1937 en 1938 werd de danseres met 650 andere door de nazi’s in beslag genomen kunstwerken vertoond op de tentoonstelling van Entartete Kunst. Alle tentoongestelde kunstwerken beledigden volgens opperpropagandanazi Goebbels “het Duitse gevoel”. In München trok de tentoonstelling twee miljoen bezoekers, veel meer dan een gelijktijdige expositie van door de nazi’s gepropageerde kunst. Na München was de ontaarde kunst in Berlijn, Wenen en tal van andere Duitse steden te zien. Na afloop van de tournee werden veel kunstwerken aan buitenlandse musea verkocht, in kelders opgeslagen of, als zich geen kopers voordeden, vernietigd.


De danseres van Marg Moll werd opgeslagen in een kelder in het centrum van Berlijn. Een keer werd het beeld daar uitgehaald voor een bijrol in de propagandafilm Venus vor Gericht (1941), die tegen de Entartete Kunst was gericht. In de bommenregens op het centrum van Berlijn aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verdween de kelder onder metersdik puin.

De danseres was verdwenen en werd vergeten. Totdat in 2010 bij archeologisch onderzoek bij de bouw van een nieuwe metrolijn bij de Alexanderplatz elf beelden uit een ingestorte kelder werden opgegraven, waaronder Molls danseres. Sinds november 2010 staat ze met tien andere geredde slachtoffers in het 64 jaar na de bombardering heropende Neue Museum.

Erik de Graaf

donderdag 26 januari 2012

Torenval in Warffum


Eerder deze week schreef ik over de bezetting van een boortoren van de Nederlandse Aardolie Maatschappij, de NAM, op 25 januari 1977. De sensationele actie, die veel publiciteit kreeg, wordt beschreven in een hoofdstuk van de roman Torenval van Jan Folkerts. Vijfendertig jaar geleden was Folkerts de journalist van de Nieuwe Revu, die als een van de vijf actievoerders een dag in de 34 meter hoge boortoren zat. Gisteren was hij opnieuw in Warffum om in de bibliotheek uit zijn debuutroman voor te lezen.

Atoomtegenstanders vermoedden in 1977 dat de NAM vanuit een proefboorlocatie in Warffum onderzoek deed naar opslagmogelijkheden voor radioactief afval in de zoutkoepels onder Pieterburen, een kilometer of acht westwaarts. Vijf actievoerders klommen met proviand voor een dagenlang verblijf in de 34 meter hoge boortoren, tot stomme verbazing van de NAM-werknemers en de plaatselijke autoriteiten. In het Provinciehuis in Groningen werd een crisiscentrum opgericht onder leiding van Commissaris van de Koningin Toxopeus. “Voor vijf mensen met vreedzame bedoelingen in een boortoren tuigen ze de boel wel heel erg op”, schamperden de actievoerders in de roman.

Afgelopen zondag schreef ik al dat het mij niet altijd duidelijk was waar de roman op waargebeurde feiten berustte en waar de fictie begon. Een volgens de roman gebeurd ongeluk met grote gevolgen kon niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijn, want dan lag dat nog veel verser in de collectieve Warffumer herinnering.

Wie zou ik kunnen vragen om de regionale versie te horen? Ik besloot oud-burgemeester Ayolt Kloosterboer van Warffum te bellen. De inmiddels 96 jaar oud-bestuurder herinnerde zich de actie nog als de dag van gisteren. Zo vaak was er tenslotte niet zoiets aan de hand in het 2500 inwoners tellende dorp. Hij vertelde me over de risico’s, die de actievoerders hadden gelopen. Ze wisten bijvoorbeeld niet dat de NAM elk moment op twee kilometer oer het aardoppervlak het gas kon bereiken, vertelde Kloosterboer. "Als het boorgat dan niet op tijd zou worden toegedekt bestond er een gevaar op een zogenaamde blow out, waarbij gas aan het aardoppervlak komt”, aldus Kloosterboer. Dat was de reden dat het crisisteam de actie zo snel mogelijk wilde beëindigen. Of de arbeiders van de NAM zich van dat gevaar bewust waren valt te betwijfelen als je op oude filmpjes ziet hoe ze naast het boorgat staan te roken.

In Groningen werd enkele uren na het begin van de actie besloten om de bezetters met een brandspuit uit de boortoren te jagen. Kloosterboer weigerde dat bevel op te volgen. Hij wist dat dat met de kou en de snijdende wind op een smalle, 34 meter hoge toren te gevaarlijk was. Ter plekke werd op zijn initiatief een hoogwerker in elkaar gelast, waarmee de bezetters in de loop van de avond naar beneden werden gehaald. Toen Kloosterboer ’s avonds bij het crisiscentrum in Groningen verscheen begroette Commissaris van de Koning Toxopeus hem met de woorden “daar is de man die mijn bevel niet heeft opgevolgd”. Kloosterboer antwoordde dat het wél goed was afgelopen, waarop Toxopeus hem feliciteerde en zei dat hij het goed had gedaan.

De boortorenbezetters werden de volgende ochtend vrijgelaten. Dezelfde dag bereikte de NAM het gas onder Warffum. Volgens Kloosterboer had het slecht kunnen aflopen als dat tijdens de bezetting was gebeurd. De actievoerders waren zich daarvan niet bewust. In de roman komt het niet aan de orde.

Erik de Graaf

zondag 22 januari 2012

Occupy in Warffum 1977



Occupy in Warffum. Deze week is het 35 jaar geleden dat ten noorden van Warffum een boortoren van de Nederlandse Aardolie Maatschappij, de NAM, door actievoerders werd bezet. Op 25 januari 1977 beklommen vijf actievoerders, waaronder een journalist en een fotograaf van de Nieuwe Revu, het bouwwerk, op de grond ondersteund door enkele tientallen actievoerders.

In de jaren zeventig overwoog het kabinet-Den Uyl (1974-1977) serieus om radioactief afval op te slaan in zoutkoepels in Noord-Nederland. Behalve de Drentse plaatsen Anloo, Schoonloo en Gasselte waren ook de Groningse dorpen Onstwedde en Pieterburen in beeld. De bevolking in Noord-Nederland was fel tegen. Gemeenteraden en Provinciale Staten keerden zich tegen de kabinetsplannen. De anti-atoombeweging floreerde.

Atoomtegenstanders uit Pieterburen vermoedden dat de NAM vanuit een proefboorlocatie in Warffum stiekem onderzoek deed naar de opslagmogelijkheden voor radioactief afval in de zoutkoepels onder Pieterburen, een kilometer of acht westwaarts. De vijf actievoerders klommen met proviand voor een dagenlang verblijf in de 34 meter hoge boortoren, tot stomme verbazing van de NAM-werknemers en de plaatselijke autoriteiten. Na een bezetting van tien uur in regen en windkracht 9 stapten ze in een hoogwerker van de Mobiele Eenheid. Actie ten einde.

Eind 2011 verscheen de roman Torenval van Jan Folkerts. Folkerts was de journalist, die in 1977 de boortoren bezette. De huidige gemeentesecretaris van het Friese Littenseradiel beschrijft in zijn debuutroman zijn werkzaamheden voor de linkse familieweekblad Nieuwe Revu, dat in die jaren veel aandacht schonk aan de anti-atoombeweging en niet terugdeinsde voor “participerende journalistiek”.

Torenval biedt een mooi beeld van de activistische sfeer van de tweede helft van de jaren zeventig. De roman leest als een sleutelroman, waarin voor de “gemiddelde milieuactivist uit Warffum en omgeving”(pff, wie is dat?) wel een paar hoofdpersonen “ontsleuteld” kunnen worden. Wat dan opvalt is de continuïteit. Niet alleen deelt de anti-atoomonderzoeker Marc van Dam nog steeds zijn enorme kennis over energievraagstukken met de milieubeweging, maar dan onder eigen naan. Ook Pieterburen voert in feite nog dezelfde actie. Nu tegen de Franse energiegigant EDF, die de zoutkoepels onder het dorp voor gasopslag wil misbruiken.

Frappant is dat ook de huidige Pieterbuurster actievoerders vrezen dat EDF met een dubbele agenda werkt en in werkelijkheid radioactief afval onder het dorp wil opslaan. Pieterburen Tegengas als erfgenaam van de Atoom Alarmgroep Pieterburen.

Niet overal in Torenval is duidelijk waar de factie eindigt en de fictie begint. Op donderdag 25 januari komt Jan Folkerts in de bibliotheek in Warffum om de 35e verjaardag van Occupy Warffum met een lezing te vieren.

Erik de Graaf

dinsdag 10 januari 2012

Heinrich Zille


Tegen een blinde muur aan de Marheineckeplatz in het (toen nog) West-Berlijnse Kreuzberg zag ik ooit een reusachtige tekening van het Berlijnse volksleven in de jaren twintig. Onder de kleurige afbeelding stond de naam van de oorspronkelijke kunstenaar: "Heinrich Zille: 10.1.1858 - 9.8.1929". De Berlijnse volkstekenaar en fotograaf was toen net vijftig jaar dood.

Vandaag is het precies 154 jaar geleden dat graficus, lithograaf, schilder, tekenaar en fotograaf werd geboren. Hij groeide in armoede op, werkte jarenlang in een foto-atelier, maar kwam pas goed aan zijn eigen werk toe toen hij rond zijn vijftigste werkloos werd. "Ga liever de straat op. Kijk om je heen en teken", had zijn leermeester hem gezegd. Zijn sociaal-kritische weergave van het Berlijnse leven van het late keizerrijk en de Republiek van Weimar sloeg in als een bom.


"Moeder, als ik wil kan ik bloed in de sneeuw spugen", zegt een meisje op een van Zilles tekeningen trots tegen haar moeder. Of: “moeder, zet de twee bloempotten eens buiten. Ons Liesje zit zo graag in het groene”. De heersende klasse vond Zilles werk maar niks. "Die kerel ontneemt ons alle levensvreugde", becommentarieerde een officier uit het keizerrijk een Zille-tentoonstelling.

In het Nicolaïviertel in het centrum van Berlijn staat sinds zijn honderdvijftigste verjaardag, vandaag vier jaar geleden, een standbeeld van Heinrich Zille. Om de hoek is een Zille Museum. Alles in het oudste deel van de tegenwoordige wereldstad ademt Zille en zijn Berliner Milljöh. Sinds ik in 1979 de muurschildering op de Marheineckeplatz zag sta ik altijd even stil bij Heinrichs verjaardag. Al die tijd al is hij op de dag af een eeuw ouder dan ik. Proost!

Erik de Graaf