dinsdag 27 januari 2015

Van Bellamy naar De Ruyter


Jacob Bellamy overleed in 1786 en werd maar 28 jaar. Vier jaar voor zijn dood publiceerde hij de gedichtenbundel Gezangen myner Jeugd, dat met een vooruitziende blik makkelijk ook zijn poëtisch testament had kunnen zijn. Een kort niet al te vrolijk leven met een jarenlange heimelijke liefde met zijn verboden Fransje, ook wel Fillis genoemd.

“’k Heb twee bronnen, die de voedsters
van mijn jeugdig leven zijn:
‘k Leef bij Fillis door de Liefde –
op mijn kamer door den wijn.”


Ik moest deze week aan de arme Bellamy denken doordat ondanks zijn korte leven in zijn geboortestad Vlissingen wel een park en een plein naar hem zijn genoemd. Aan het eind van het Bellamyplein staat aan de Schelde het standbeeld van een andere beroemde zoon van Vlissingen. Volgescheten door mijn favoriete vogel, de meeuw. Michiel Adriaanszoon de Ruyter, in zijn blauw geruite kiel. Zeeheld of zeerover, daarover lopen de meningen uiteen. 

Erik de Graaf

zaterdag 24 januari 2015

De winter van....


“Pa, je wordt oud”, zei de dochter toen haar vader op de eerste sneeuwwandeling sinds bijna twee jaar al na driehonderd meter over de winter van 1979 wilde vertellen. “Compleet ingesneeuwd en pas na drie dagen hadden ze in het westen eindelijk door. We barstten van de honger”.

Als je in Noord-Groningen op een mooie winterse dag met een laagje sneeuw willekeurige mensen aanspreekt over de winter van 1979 krijg je zoveel verhalen te horen dat je ’s avonds een boek kunt schrijven. Interessant idee. Wachten op de volgende sneeuwbui.

Erik de Graaf

zondag 18 januari 2015

Aardbevingspolitiek

 

“Fraaie” staaltjes aardbevingspolitiek van de regeringspartijen VVD en PvdA in het afgelopen weekend. Pff, beetje dom en doorzichtig. En Groningen voelt zich bedonderd.

Vrijdagvond openbaarde Tweede Kamerlid René Leegte in de telefoongesprek in de trein de VVD-partijlijn inzake aardbevingen. Vertragen, vertragen, tegen beter weten in extra onderzoeken of de bevingen te maken hebben met gaswinning en nog eens vertragen om toch nog zoveel mogelijk gas uit de Groninger bodem te winnen. Het vermoeden was al sterk, maar het is toch prettig het uit “onverdachte” bron te vernemen. Leegte verdient een standbeeld. Een sokkel is genoeg, leegte vult vanzelf.

Vandaag stemt het partijcongres van de PvdA over motie 66 “Gaswinning: veiligheid van Groningers voorop”. Tweede Kamerlid Jan Vos van de PvdA dacht afgelopen vrijdag tijdens een bezoek van Kamerleden aan Groningen de bevolking te paaien met de toezegging in Nieuwsuur dat de PvdA voortaan bereid is de gaskraan “indien nodig” verder terug te draaien. In de motie van vele afdelingen wordt de Tweede Kamerfractie van de PvdA opgeroepen “de veiligheid van de Groningers voorop te zetten, indien nodig door verdere vermindering van de gaswinning”. Het pre-advies van het PvdA-bestuur was "overnemen". Tja, “indien nodig”. Slim geformuleerd.

De provinciale VVD heeft woedend op de bekentenis van Leegte gereageerd. Er zijn tenslotte ook in Groningen binnenkort provinciale verkiezingen. Dat heeft PvdA’er Vos beter begrepen. Maar ja, dat “indien nodig” baart wel enige zorgen. Daar zullen we na de verkiezingen waarschijnlijk niets meer over horen.


Erik de Graaf

zondag 4 januari 2015

Wolk en Wad


Wolken en Wad zijn de enige overgebleven nog oorspronkelijke vormen van natuur in Nederland, las ik vanochtend in Het ontsnapte land van Geert Mak uit 1998. Reden om er verrekte zuinig op te zijn.

Vanaf Pieterburen fietste ik vanmiddag door de Linthorst Homanpolder naar het Wad. Op de dijk stond de dijkwachter me op te wachten. Dijkwachter noem ik hem altijd, maar in werkelijkheid heet de over de kwelders naar het eiland in de verte turende man de wadloper. Het wadlopen heeft de dijkbewaking in deze streek als bestaansmiddel overvleugeld.

De dijkwachter is de man met het mooiste uitzicht van het land. Over Wolk en Wad, onze twee overgeblevenen vormen van natuur. Volgens Mak. Veel andere kan ik ook niet bedenken. Ik nam plaats naast mijn dijkwachter en genoot een poosje met hem van het majestueuze vergezicht.

Erik de Graaf

PS: voor meer foto's kijkt u op GraafWerk..... foto's.

donderdag 1 januari 2015

Nieuwjaarsochtend op Rottumeroog


In het archief van Guitje Klaassen van Dijk, de voogd van Rottumeroog van 1865 tot 1908, vond ik pas een ansichtkaart met zijn beste wensen voor het nieuwe jaar. Ook ik wens iedereen een voorspoedig 2015 en hoop “dat ik u nog dikwerf op den Nieuwjaarsdag mag schrijven”.

Eeuwenlang werd het Groningse eiland Rottumeroog in opdracht van rijk en provincie beheerd door de voogden van Rottum. Van 1738 tot 1908 beheerde en heerste de dynastie Van Dijk. Vier achtereenvolgende voogden uit één familie: vader – zoon – kleinzoon – achterkleinzoon. Tot er in 1908 geen opvolger meer was en de eerste Toxopeus aantrad.

Guitje van Dijk was voogd van Rottum van 1865 tot 1908, als vierde en laatste uit de familiedynastie. Met zijn gezin bewoonde hij het voogdhuis op Rottumeroog, samen met een handvol arbeiders in de winter en pakweg drie handenvol in de zomer. Het leven op het eiland was hard voor die noeste werkers. Hard werken in felle zon en striemende regen in de zomer. Harde winden, die het droge zand deden opwaaien. In de herfst en de winter werden die winden woeste stormen, die steeds opnieuw het voortbestaan van het eiland in gevaar brachten. Die stormen waren “zoo hevig dat de koppen op het water wit waayen of dat het te Rottumeroog reeds buldert in de schoorsteen”, schreef Guitje van Dijk in het schrift waarin hij de weersgesteldheden op het eiland bijna vijftig jaar minutieus bijhield.

Erger dan de harde werkdagen en het ruwe weer was het isolement van de arbeiders op het eiland. Zeker in de winter was het geen pretje om op het eiland te leven. Maand in, maand uit, zonder al te veel verzetjes. Gescheiden van de zwijgzame voogd, die met zijn gezin het betere woongedeelte van het voogdhuis bewoonde.

Een van de jaarlijkse verzetjes was op nieuwjaarsmorgen. Traditioneel trakteerde de voogd dan op boerenjongens. Rozijnen op brandewijn. Bovendien was er voor iedereen een lange Goudse pijp. Op tafel stond een zak met een pond herenbaaitabak, waaruit iedereen vrij mocht roken. De voogd rookte normaal niet, maar maakte op nieuwjaarsdag altijd een uitzondering. Hij stopte de eerste pijp, daarna mochten zijn arbeiders toetasten. Tot aan de jongste knecht toe. De voogd vertelde op nieuwjaarsmorgen verhalen uit het familiegeheugen. Over de stormen die zijn eiland al eeuwenlang teisterden. Over gestrande schepen en verdronken zeelieden. “Tot vijf keer toe werden de glazen gevuld”, schreef de kleine Marten veel later over nieuwjaarsdag in 1891, “en voor mij werd de etenskamer met zijn witte muren en de rode tegelvloer steeds mooier en er kwam zelfs beweging in”.

De kleine Marten uit Warffum was toen net elf jaar oud. Hij werkte sinds mei 1890 als eierzoeker en schapenjong voor de voogd. Uit pure armoede, omdat zijn grootmoeder geen eten meer voor hem had. Pas in 1899 verliet hij het eiland voor de militaire dienst. Daarna monsterde hij in Rotterdam aan als matroos op de grote vaart. Van vrijwel analfabeet op zijn twintigste werkte hij zich op tot kapitein op de grote vaart.

Erik de Graaf