zondag 31 oktober 2010

Harry Mulisch en de geest van de tijd

Het is mijn overtuiging, dat de tweede wereldoorlog tot het einde der tijden een oriëntatiepunt zal blijven, - en in elk geval is dat te hopen”, schreef Harry Mulisch in 1972 in De toekomst van gisteren.

Of Mulisch gelijk zal krijgen is inmiddels zeer de vraag, maar in zijn eigen oeuvre vormt de Tweede Wereldoorlog de rode draad. Vanuit 1972 gezien zowel gisteren als in de toekomst. Met fantastische werken die in het collectieve geheugen gegrift staan. Niet eens doordat ze nog zo gelezen worden, maar mede doordat ze vaak richting gaven aan de maatschappelijke discussie over de Tweede Wereldoorlog.

In 1959 relativeerde Mulisch met Het stenen bruidsbed het beeld van heldhaftigheid van het Nederlandse volk tijdens de bezetting (overigens kort na W.F. Hermans’ De donkere kamer van Damocles in 1958). Enkele jaren later volgde Mulisch als journalist het proces Eichmann in Jeruzalem. Zijn beschrijving van het proces in De Zaak 40/61 (1962) katalyseerde de terugkerende belangstelling voor de oorlog aan het begin van de jaren zestig in Nederland. De aanklacht van aanklager Gideon Hausner tegen Eichmann was een eindeloze opsomming van nazi-misdaden, stelde Mulisch vast, die suggereerde dat alleen Eichmann daarvoor verantwoordelijk was. “Maar tegelijk ontlast deze procedure de andere nazi’s op een volstrekt ongeoorloofde manier. Ik ben ervan overtuigd dat Hausners aanpak in Duitsland grote tevredenheid wekt”.

Opvallend is dat Harry Mulisch de Tweede Wereldoorlog een halve eeuw lang beschreef, maar steeds vanuit de geest van de tijd. Halverwege de jaren zestig werd de Tweede Wereldoorlog voor Mulisch, net als voor de wat jongere generatie van Provo, een soort wapen in de strijd tegen de oorlogsgeneratie. In Bericht aan de rattenkoning (1966) beschreef hij Provo als een verbinding “tussen zaken als Claus en Klaas, republiek en Gnot, anarchisme en Image, atoombom en Hoempapa” (p. 71). De aanslag uit 1982 trekt de lijn van de Tweede Wereldoorlog door naar de angsten in de Koude Oorlog en Siegfried (2001) is de afsluiting van Mulisch’ oorlogsoeuvre in een periode dat de wereld de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog voor een ander religieus conflict verruilde.

Ik ben de Tweede Wereldoorlog” is een steeds terugkerend citaat van Mulisch. In die zin is de Tweede Wereldoorlog gisteren ook overleden. Maar zoals we Mulisch’ werk nog wel een poosje zullen herlezen zullen we ook nog vaak terugdenken aan de donkere jaren '40-'45.

Erik de Graaf

zaterdag 16 oktober 2010

Plaatselijk een bui

Vanochtend uit bij VVSV ’09, een fusieclub van UVV uit Ulrum en Zeester uit Zoutkamp. Zeester. Dat je zo’n clubnaam opgeeft. En dan nog wel voor VVSV ’09: Vol Vertrouwen Samen Verder. Het eerste speelt altijd in Ulrum, het tweede in Zoutkamp. De C’s in Ulrum, de D’s weer in Zoutkamp. VVNV, vol vertrouwen netjes verdeeld.

Mijn favoriete voetbalteam, Warffum C1, speelde vanochtend zijn vroegste uitwedstrijd van het seizoen en ik stond natuurlijk op het lijstje om te rijden. Bij het eerste fluitsignaal om klokslag negen uur kwam de regen met bakken uit de hemel. In de tweede helft was er plaatselijk een bui. Op de helft van de thuisclub brak de zon door, terwijl het in het Warffumse doelgebied bleef regenen. Een regenboog completeerde het beeld. De pot goud stond aan de Ulrumse kant: 8-0. Ze kunnen vol vertrouwen samen verder. Warffum droop af.

Erik de Graaf

zondag 10 oktober 2010

Snelle 4 mijl van Groningen

Snelle jongens op de 4 mijl van Groningen. Te snel voor mijn camera op weg naar een parcoursrecord (17.36 minuten). Anderhalf uur later kwam mijn favoriet langs. Voor ik er erg in had was mijn zoon voorbij in zijn groene Kyteman t-shirt. Op zijn laatste meters naar de finish op de Vismarkt. Zijn tijd: 32.33.1 minuten. Mijn familierecord van vijf jaar geleden (30.11 minuten) bleef fier overeind.

Erik de Graaf

Tante Tonja uit Odessa

We woonden in Vlaardingen-West, maar trokken allebei naar het oosten. Mijn oude buurjongen, met wie ik 35 jaar geleden naar concerten van Genesis of Led Zeppelin ging, schrijft tegenwoordig prachtig over zijn reizen naar Rusland en de oude Sovjetunie.

Het verhaal over tante Tonja in Odessa wil ik niemand onthouden. Hoe ze onschuldig in Stalins goelag verzeild raakte en een dikke halve eeuw later de eindjes aan elkaar knoopte door borrelglaasjes te beschilderen. Prachtig verhaal, Egbert.

Voor wie benieuwd is: lees eerst deel 1, daarna deel 2.

Erik de Graaf

zaterdag 9 oktober 2010

Stasi- en BVD-dossier

In augustus 1985 werd ik lid van de Vereniging Nederland-DDR in Amsterdam. Schoorvoetend, mij volledig bewust van het propagandistische karakter van die club, maar toch uit vrije wil. Het lidmaatschap was gratis en als dank ontvingen de leden het bonte tijdschrift DDR Revue en in het Nederlands vertaalde redevoeringen van DDR-opperhoofd Erich Honecker. Ken uw vijand, dacht ik. Bovendien was het een goedkope manier om mijn DDR-documentatie op peil te houden.

Achteraf was het een grappig moment om me als lid aan te melden van zo’n zwaar door de communistische DDR gesubsidieerde club. Zonder dat ik het wist had de Stasi in Oost-Berlijn een paar weken eerder, op 25 juli 1985, mijn contacten met de linkse oppositie in de DDR “beloond” met een zogeheten Einreise- und Transitsperre tot en met 31 december 1985. Dat hield in dat ik in die periode niet tot Oost-Duits grondgebied toegelaten zou worden, ook niet voor de doorreis (Transit) van West-Duitsland naar West-Berlijn of verder naar Polen of Tsjechoslowakije. Tien dagen later, op 5 augustus, werd mijn Einreise- und Transitsperre omgezet in een Einreisefahndung mit Beobachtung. Voortaan moest er in Oost-Berlijn iemand achter mij aan gestuurd worden met als doel mijn ontmoetingen met dissidenten te documenteren.

In het najaar van 1985 zocht de Vereniging Nederland-DDR een vertaler van Oost-Duitse propaganda. Als vers afgestudeerde, werkloze leraar Duits en Nederlands schreef ik een brief waarin ik solliciteerde naar die baan in Dresden. Vooral die werkloosheid leek me een pré, want daarmee was ik in Oost-Duitse ogen een slachtoffer van het kapitalistische systeem. Van tevoren had ik mijn plan met enkele Oost-Duitse staatsvijanden besproken, misschien wel van een afstandje beobachtet of gadegeslagen door mijn volgers van de Stasi. Mijn vrienden, antimilitaristen en mensenrechtenactivisten, zagen er de grap wel van in, maar waarschuwden ook voor de risico’s. Verder verwachtten ze niet dat het zou lukken, want volgens hen was er grote kans dat de Stasi me al in de smiezen had.

Na een paar weken ontving ik een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek in Amsterdam. Kort voor de afgesproken dag heb ik afgebeld, omdat ik geen realistische mogelijkheden zag om de vertaling van DDR-propaganda te combineren met staatsvijandelijke, oppositionele contacten. In mijn Stasi-dossier heb ik niets over deze sollicitatie teruggevonden. In mijn BVD-dossier wordt op 14 augustus 1985 vermeld dat ik lid van de Vereniging Nederland-DDR (afgekort VND, zie illustratie) ben geworden. Waarom konden zij ook niet weten.

Erik de Graaf

woensdag 6 oktober 2010

Spion Bartholomäus Runge

Afgelopen week constateerde ik dat er veel Duitsers op Graafwerk kwamen voor Der Stasi-Pfarrer uit juni 2009, ook te lezen als De Stasi-dominee. Een korte zoektocht leidde tot het geheim. Op enkele regionale televisiezenders, onder andere in Beieren, werd vorige week de film Deckname Bartholomäus Runge uitgezonden. Over Oost-Duitse dominees, die als spion voor de Stasi werkten.

In De Stasi-dominee schreef ik over mijn herinneringen aan een kerkelijke vredesbijeenkomst in januari 1982 in het Oost-Duitse Jena. “Geen poen voor raketten” luidde de titel van de avond, waarvan de voorzitter, dominee Konstantin Stanescu (zie foto), na afloop zijn verslag afleverde bij de geheime dienst Stasi. Ondertekend met zijn schuilnaam Bartholomäus Runge.

Helaas biedt onze kabelmaatschappij de Beierse televise niet aan. Hopelijk is de film binnenkort ook op internet te zien. Overigens is Stanescu al jaren geleden overleden. Jammer, ik had die avond in 1982 graag nog een keertje met hem doorgesproken. Zijn analyse van de wapenwedloop ging toch een beetje mank.

Erik de Graaf

dinsdag 5 oktober 2010

Voor is voor, tegen ook!

“Wie voor is stemt tegen, wie tegen is stemt voor. Makkelijker kan ik het niet maken”, riep dagvoorzitter Houben afgelopen zaterdag op het extra CDA-congres. En hij leek verbaasd dat het niet helemaal helder was.

Vanmiddag ging het al beter. De voorstanders uit de CDA-fractie stemden vóór het regeer- en gedoogakkoord. De tegenstanders echter ook.

Ze beginnen het al een beetje te begrijpen bij het CDA. Nog een paar nachtjes slapen en iedereen stemt naar eigen goeddunken. Misschien nog net op tijd voor de eerste motie van wantrouwen.

Erik de Graaf

Daltons dood in Coffeyville

Recidivisten van de taaiste soort waren het, onverbeterlijke schurken. Joe, Jack, William en Averell Dalton, de beroemde Daltonbende uit de strips van René Goscinny en tekenaar Maurice de Bévѐre (oftewel: Morris) beroofden banken en postkoetsen en maakten het wilde westen onveilig. Alleen lieten ze zich elke keer weer oppakken door de lonesome cowboy Lucky Luke en, als het zelfs hem niet lukte, door zijn schaduw.

De vier stripbroers waren volle neven van de historische gebroeders Dalton, die in Vogelvrij (1952), de eerste Lucky Luke, optraden. Bob, Bill, Grat en Emmett Dalton kregen het aan de stok met Lucky Luke en vonden aan het einde van het verhaal de dood in Coffeyville in Kansas. Ze werden met hun laarzen aan begraven.

In datzelfde Coffeyville in Kansas waren op 5 oktober 1892 ook in werkelijkheid twee van de historische Daltons om het leven gekomen. Bob, Grat en Emmett Dalton (broer Bill kon niet meedoen, omdat hij net een gevangenisstraf uitzat) wilden die dag met enkele handlangers twee banken tegelijk beroven. Dat was iets te veel van het “goede”. De Daltons werden herkend. Bill en Grat (en twee handlangers) sneuvelden in een vuurgevecht.

Emmett Dalton overleefde en kreeg levenslang. Hij kwam in 1907 vervroegd vrij. Hij verhuisde naar California en beterde zijn leven. Jarenlang toerde Emmett Dalton rond om de jeugd voor de criminaliteit te waarschuwen. Bovendien schreef hij de boeken Beyond the law (1918) en When the Daltons rode (1931), die beide verfilmd werden. Emmett stierf in 1937 een natuurlijke dood, als eerste Dalton in twee generaties.

Erik de Graaf