woensdag 10 juni 2015

Fred Anton Maier (1938-2015) - schaatsheld

Gisteren overleed schaatsheld Fred Anton Maier. In de winter van 1971 probeerde ik op een Vlaardingse sloot aan te klampen. Tevergeefs. Hieronder een verslag uit 2009:

Vanaf 1970 had ik een paar jaar een beroemde buurman. Na een imposante schaatsloopbaan werkte de Noorse stayer een paar jaar als sportinstructeur bij het Noorse zeemanscentrum in de Rotterdamse haven.

Wonen deed hij met zijn gezin aan de rand van Vlaardingen, in de Vossiusstraat. Hij op nummer 20, ik ernaast op 22. Zijn zoon Sven leerde ons Noorse woorden, waarvan vooral de ‘hestebes’ (of iets dergelijks) altijd is blijven hangen. Paardenpoep was de Nederlandse vertaling. Daar had ik iets aan op latere reizen door Noorwegen.

Eén scene uit de winter van 1971 zal ik nooit vergeten. Het was ijzig koud. Met mijn schoolvrienden schaatste ik al dagen over de sloten in onze nieuwbouwwijk. In wedstrijdjes waren we Kees Verkerk, Ard Schenk of Jan Bols en we dachten dat we knalhard schaatsten. Tot het moment dat buurman Fred Anton zijn noren onderbond.

Er ging een zindering over het ijs. De Europees, wereld- en Olympisch kampioen van 1968 op een Vlaardingse sloot. Tientallen kinderen dromden rond de plek waar de schaatscrack zijn schaatsveters strikte. Eenmaal op het ijs wilden de gedroomde Ard & Keessies achter de echte Fred Anton aan, maar die sloeg onmiddellijk met speels gemak en imposante, krachtige slag een onoverbrugbaar gat met zijn achtervolgers. Nee, we waren nog lang geen schaatskampioenen in de dop. Sterker, we hadden misschien helemaal geen talent.

Erik de Graaf

dinsdag 9 juni 2015

Herta Müller en Oskar Pastior


Welke vier boeken zou u meenemen als u in een koude winternacht zou worden opgehaald voor een lang, onvrijwillig verblijf in een werkkamp of een gevangenis? Van mij vergt die vraag eerlijk gezegd te veel inlevingsvermogen.

Het overkwam de Duits-Roemeense dichter Oskar Pastior wel. In januari 1945 moest hij zijn koffer pakken, omdat hij als zeventienjarige jongen op de lijst van de Russen stond om naar een werkkamp in Stalins Sovjetunie gestuurd te worden. Als Roemeen van Duitse komaf moest hij voor “herstelbetaling” zorgen.

Onderin een oude grammofoonkist legde hij de Faust van Goethe, de Zarathustra van Nietzsche, een dunne dichtbundel van de Oostenrijkse Heimatdichter (maar ook nazi-poëet) Joseph Weinheber en een bloemlezing met gedichten uit acht eeuwen. “Geen romans, want die lees je een keer en dan nooit weer”. Bovenop de vier boeken kwam allerlei noodzakelijk gerei: van scheerkwast tot nagelschaar.

De beschrijving komt niet direct van Oskar Pastior. Ze staat in de roman Atemschaukel van Herta Müller, de Nobelprijswinnar van 2009. Dat boek is zwaar gebaseerd op Pastiors levensverhaal. In lange gesprekken vertelde hij Müller over de kou, de angst, de pijn, de honger en alle andere ellende in het werkkamp, waarin hij vijf jaar werd afgebeuld. En over zijn verborgen homosexualiteit, die hem de kop zou hebben gekost als ze bekend zou zijn geworden. Hij vertelde haar alles.

Nou ja, bijna alles. Vorig jaar, vier jaar na zijn dood in 2006, werd ontdekt dat Pastior onder de schuilnaam “Otto Stein” van 1961 tot 1968 informant voor de Roemeense geheime dienst Securitate was geweest. Nadat hij overigens in de vijf jaren daarvoor zelf intensief was bespioneerd. In 1968 hield de “samenwerking” op toen Pastior na een reis naar het westen in West-Berlijn asiel vroeg en kreeg. Dat was dus achteraf ook een vlucht uit de klauwen van de Securitate.

Herta Müller was geschokt door de ontdekking, maar voelde ook “medeleven” en “verdriet”. Pastior was kwetsbaar en chantabel als Duitser, homo, dichter en regimecriticus in Roemenë. Jammer vond Müller wel dat hij na 1968 niemand ooit iets had verteld over die zwarte bladzijde uit zijn leven.

Erik de Graaf

PS: dit stond in 2011 eerder op mijn blog. Vanavond is er een documentaire over Herta Müller op tv.