donderdag 25 september 2014

Sunlight uit, altijd lastig


Eergisteren stootte het Vlaardingse Deltasport de eredivisieclub Willem II uit het KNVB-bekertoernooi. Mooie prestatie, waarvoor ik gisteren als oud-Vlaardinger een paar keer werd gefeliciteerd. Beetje overdreven, maar toch.

In mijn voetbaljeugd speelde ik voor de gereformeerde zaterdagclub Zwaluwen. Vlaardingse tegenstanders waren HVO (van het Havenbedrijf Vlaardingen-Oost, maar in de volksmond Honderd Vuile Onderbroeken), TBS (The Shell Boys), RKWIK (het Rooms Katholieke Willen Is Kunnen, ook een soort bedrijfsclub), Fortuna Vlaardingen, VFC en nog een aantal clubs.

Deltasport bestond toen nog niet. Het is een fusieclub uit 1990. Een van de fusiepartners was de bedrijfsvoetbalclub Sunlight, overigens hardnekkig Sunlicht genoemd in Vlaardingen en omstreken. De zeepmaatschappij Sunlight was al vanaf de jaren dertig onderdeel van Unilever, maar bleef op het oog zelfstandig voortbestaan met producten als Omo, Vim, Sunil, Andy en de handzeep Lux.

Sunlight, of eigenlijk dus Sunlicht, had een voetbalveld naast de zeepfabriek. Daar speelde ik rond mijn tiende een paar keer met de pupillen van Zwaluwen een uitwedstrijd. Ik vond het altijd een naargeestig terrein, zonder dat ik als kleine jongen wist hoe dat kwam. Waarschijnlijk had ik flarden opgevangen van gesprekken over de Duitse V1-raketbasis op het Sunlight-terrein, die in maart 1945 door de Engelsen werd gebombardeerd. VIM, had de illegaliteit aan Engeland doorgegeven om de raketinstallatie te kunnen lokaliseren.


Voordeel van “Sunlight-uit” was dat je altijd schoon thuiskwam. Je speelde er in een wolk van zeeplucht, omdat de zeepproductie tijdens de wedstrijd gewoon doorging. Het voetbalzweet begon nog net niet te schuimen. En bij de douches lagen altijd genoeg blokken zeep. Voetballend hadden we in mijn herinnering weinig last van Sunlight. We droogden ze eenvoudig af.

Erik de Graaf

donderdag 18 september 2014

Belgische vluchtelingen in Warffum


Na de val van Anwerpen in augustus 1914 vluchtte een miljoen Belgen naar Nederland. In zevenenvijftig Groninger gemeenten werden bijna 3400 Belgen opgevangen, waarvan zo’n vijfhonderd in de stad. De rest waaierde uit over de provincie. Toen de rust in Antwerpen enigszins terugkeerde trokken de meeste vluchtelingen weer zuidwaarts. Toch bleven er nog lang Belgische vluchtelingen in Groningen.

In maart ontving ik een mail van de journaliste Ariane de Borger uit Brussel. Voor het Belgische PlusMagazine schreef ze een serie over de belevenissen van haar voorouders als vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog. In mei 1916 ontvingen zij in het opvangkamp in Harderwijk een kaart van hun vriend Lowie Bastanie, die vanuit Harderwijk naar Warffum was overgeplaatst. 

"Beste vrient Theofiel”, las ik op de kaart. “Zoo heeft ik de zondag ook aan het strand geleegen met mijnen verloofde. Vrient zoo dus kunt gij wel denken wat plizier ik nu heeft teegen dat ik daar was". Blijkbaar beviel het leven op het Groningse Hogeland Lowie met zijn verloofde beter dan de drukte in het opvangkamp aan de rand van de Veluwe. Welk strand bij Warffum hij bedoelt is niet duidelijk. Waarschijnlijk staarden Lowie en zijn verloofde vanaf de dijk over het Wad bij Noordpolderzijl.


Of ik  haar aan achtergrondinformatie over de opvang van Belgische vluchtelingen in Warffum kon helpen, vroeg Ariane de Borger. Er waren zowel Belgische militairen als burgers in Warffum. Ze werden op drie locaties in het dorp ondergebracht. In de Hoofdstraat 12-14 woonden enkele militairen, die door Nederlandse soldaten werden bewaakt. Van die militaire "interneeringsgroep" bestaat een foto, die gemaakt werd voor dat huis. Een enkele Warffumer weet nog dat Hoofdstraat 12-14 lang de kazerne werd genoemd.


Verder woonden er vluchtelingengezinnen in het pand van de Grietje Reinders Stichting aan de Warffumer Maar. Die Stichting bekommerde zich al vanaf 1898 om het lot van achtergestelden in de gemeente. Van spijsverdeling voor arme kinderen tot opvang van vluchtelingen. In de Jaarverslagen van de Stichting las ik voor het eerst over de huisvesting van oorlogsvluchtelingen in 1915: “Het gebouw heeft het heele jaar dienst gedaan als huisvesting voor Belgische vluchtelingen.” Volgens het verslag van 1916 vertrokken de vluchtelingen aan het eind van dat jaar.

De derde opvanglocatie was een barak bij de joodse begraafplaats. Die barak was al in de negentiende eeuw gebouwd om besmettelijke zieken, bijvoorbeeld met cholera, af te zonderen. In de volksmond werd de barak "het ziekenhuis" genoemd. Van de drie opvangplekken is alleen van de laatste niets overgebleven.

Ook aan Warffum is de Eerste Wereldoorlog dus niet ongemerkt voorbijgegaan. En niet alleen omdat de kermis van 1915 werd afgelast. Ik hoop er binnenkort op terug te komen.

Erik de Graaf

zaterdag 13 september 2014

Feest op het kerkhof


Ooit was de wierde van Ezinge een van de grootste van Groningen. Al ver voor het jaar 0 werd de droge verhoging in het landschap door mensen bewoond. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Plinius (in Naturalis historia uit het jaar 77) leken de bewoners bij vloed op zeelieden en bij eb op schipbreukelingen. Vanaf de vroege dertiende eeuw stond bovenop de wierde een romaanse kerk met een losstaande toren. Rondom de kerk werden eeuwenlang de Ezinger doden begraven. 

De glooiende verhoging in het landschap werd rond 1900 voor driekwart afgegraven. De vruchtbare grond werd voor goed geld aan de veenkoloniƫn in het oosten van de provincie verpatst. De kerk van Ezinge staat sindsdien op een soort klif, metershoog boven de afgraving, die tegenwoordig als ijsbaan op de volgende strenge winter ligt te wachten. Ook aan enkele boerderijtjes in de omgeving kun je nog zien dat eromheen afgegraven is.

Vandaag was het feest in Ezinge. Waarom werd me niet duidelijk. Misschien was het vanwege Open Monumentendag. Bovenop de wierde stond tussen eeuwenoude graven een enorm springkussen voor de jeugd. Jong en oud genoten van hapjes, drankjes en gezelligheid. Ook de doden hadden ook weer eens een verzetje.

Erik de Graaf

donderdag 11 september 2014

Helden van het noorderlicht


Misschien is in de komende nachten in Nederland het noorderlicht te zien, las ik net op de site van National Geographic. Dinsdag en woensdag zijn er op de zon uitbarstingen geweest, die een wolk van elektromagnetisch geladen deeltjes richting aarde hebben gezonden. Als die deeltjes op de magnetosfeer van de aarde stuiten ontstaat het noorderlicht, zeggen de deskundigen.

ONZIN, weet iedere Bommellezer. Van mei tot juni 1943 publiceerde Marten Toonder in de De Telegraaf het verhaal Het geheim van het noorderlicht, waarin Tom Poes met kapitein Wal Rus (het was zijn debuut in Toonders strip) uiterst actueel een oorlog om de schatten van de Noordpool voorkwam.

Wal Rus’ schip de Albatros is met een lading bananen voor de Eskimo’s onderweg naar het hoogste noorden. Vlak voordat ze de poolcirkel binnenvaren raadt Wal Rus Tom Poes aan iets warms aan te trekken. “Niet iedereen kan de kou verdragen, en de meeste landhaaien worden er ziek van. Ik voor mij voel me het prettigst, als de ijspegels aan mijn snor hangen”.


Net binnen de poolcirkel loopt de Albatros in dichte mist op een ijsberg. De bemanning lijdt schipbreuk. Tom Poes en Wal Rus bereiken met een reddingssloep de Noordpool. Van de andere opvarenden wordt niets meer vernomen. Bij toeval stuiten de twee overlevenden op het huis van Wammes Waggel, die sindskort handel drijft met Eskimo’s. Hij ruilt wafels, van ijswafels houden de poolbewoners niet, tegen ijsberenhuiden.

Door de handel van Waggel raken Tom Poes en Wal Rus verzeild in een conflict tussen zuidelijke en noordelijke Eskimo’s. De zuidelijken willen de reusachtige diamant van Eskimo-voorman Aino Kaino veroveren, waarmee hij ’s winters het noorderlicht veroorzaakt. Door een list weet Tom Poes de zuidelijke belagers af te laten druipen en de diamant te redden.

Daarmee redden Tom Poes en Wal Rus ook het noorderlicht. Vanavond toch maar even de wekker zetten om te zien wat Aino Kaino ervan bakt. Hij toont zijn lichtshow nog maar zelden. In 2003 voor het laatst, las ik zojuist.

Erik de Graaf

vrijdag 5 september 2014

Persoonlijk vredesverdrag


In september 1964, in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog, kondigde het communistische Oost-Duitsland een Bausoldatengesetz aan (Gesetz = wet). Voortaan konden jonge mannen met religieuze en ethische bezwaren tegen het Oost-Duitse leger hun militaire dienstplicht zonder wapentuig vervullen. Als zogenaamde bouwsoldaten werden de kritische Oost-Duitse rekruten ingezet voor infrastructurele werken, meestal voor militaire doeleinden

Het was bepaald niet de vervangende dienstplicht waarvan de Oost-Duitse pacifisten hadden gedroomd, maar het was een stap in de goede richting. Vijftienduizend dienstplichtigen maakten gebruik van de regeling. Veel meer gegadigden werden helemaal niet meer door het leger opgeroepen, want te hoge aantallen critici stonden niet goed in de statistieken van de DDR. 

Vanmiddag is in de Lutherstadt Wittenberg een Bausoldatenkongress 2014 begonnen. Afgelopen woensdag belde mijn vriend Knopf Burghardt om te vertellen dat daar een Arbeitsgruppe over persoonlijke vredesverdragen zou zijn. "Je raadt wel aan wie ik moest denken toen ik dat las", zei Knopf. Nou, dat wist ik wel.

In november 1983 leerde ik de voormalige Bausoldat Knopf kennen tijdens een vredesbijeenkomst in een kerk in Erfurt in de DDR. Drie dagen later ondertekenden we op zijn zolderkamer een persoonlijk niet-aanvalsverdrag. Friedensvertrag schreven we boven het A4-tje, waaronder later nog de foto van het historische moment werd geplakt. Knopf beloofde plechtig nooit een wapen op Erik Holland te richten. Ikzelf ondertekende mijn belofte nooit op Knopf DDR te schieten.

Het was allemaal uiterst symbolisch. Ik had (en heb) nog nooit een wapen op iemand gericht. Ik heb sowieso nog nooit een wapen gericht, zelfs niet op de kermis. Maar het was Koude Oorlog en met deze “vijand” bleek ik het prima te kunnen vinden. Nog steeds. Eergisteren hebben we elkaar lachend verklaard dat de afspraak van 31 jaar geleden nog steeds geldt.


Ik wens Knopf en vele andere bouwsoldaten veel succes op hun congres in Wittenberg. Ik had er best bij willen zijn.

Erik de Graaf