donderdag 31 december 2009

Im Sturm geschieden...


Eind december 1981. Twee weken na de machtsgreep van Jaruzelsi reed ik in een Trabant door sneeuw en wind van Rostock naar Hiddensee. Met Achim zou ik oud & nieuw vieren op het Oostzee-eiland. Het was ijzig koud op Hiddensee. De verbinding met Rügen was moeizaam door de ijsgang. In ons huisje van de universiteit van Greifswald maakten we het ons gezellig. We lazen, we schreven, we voerden urenlange gesprekken over Gott-und-die-Welt: over literatuur, over politiek en veel over Polen.

Op oudejaarsavond raakten we verzeild op een feestje in de Heiderose, een vakantiekolonie van de Oost-Duitse, door de staat gestuurde, vakbond. “Vakbond - staat – Polen?” Raar idee. Voor tien mark per persoon mochten we van Karl-Heinz, de Objektleiter van de Heiderose, plaatsnemen aan de lange tafels in een rokerig feestzaaltje. Met een portret van Honecker boven de deur en al snel zes glazen bier voor de neus. Om twaalf uur werd geproost, gewenst en gezoend. Strontlazarus waren de meesten. Wij snapten er niets van, we dachten aan Polen, dat zo dichtbij was, misschien maar vijftig kilometers hemelsbreed. Twee eenzamen noemde een dronken vrouw ons, maar we voelden ons allesbehalve eenzaam. We waren goede vrienden en namen nog een keer het gedicht door dat Achim die middag in mijn nieuwe agenda had geschreven. Friedrich Schillers Antritt des neuen Jahrhunderts:

Edler Freund! Wo öffnet sich dem Frieden,
Wo der Freiheit sich ein Zufluchtsort?
Das Jahrhundert ist im Sturm geschieden,
Und das neue öffnet sich mit Mord.

Schiller schreef het bij de eeuwwisseling van de 18e naar de 19e eeuw, maar het is nog elk jaar actueel. In Schillers tijd, maar ook 28 jaar geleden in Polen en ook morgen en over tien jaar, vrees ik, waar ook ter wereld. Daarom uiterst bruikbaar als jaarafsluiting. Zeker aan het eind van een Schillerjaar, dat herdacht dat de oude Friedrich 250 jaar geleden werd geboren. En Achim? Die was deze week een jaar dood.

Erik de Graaf

zondag 27 december 2009

Erken ook Indonesiëweigeraars!


Erken de 17e augustus 1945 als onafhankelijkheidsdag van Indonesië! Daartoe riepen enkele dagen geleden schrijvers, historici en juristen de Nederlandse regering op. Ze betoogden twee verhaallijnen bijeen te willen brengen: het officiële geschiedverhaal met de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 én het verhaal van de tegenstanders van het toenmalige regeringsbeleid, die 17 augustus 1945 altijd al als politiek feit erkenden.

Het officiële verhaal is wijdverbreid. Toen, maar ook nu nog. Eind 1948 was ruim 60% van de Nederlanders was volgens opinieonderzoek van het NIPO voorstander van de Tweede Politionele Actie. Slechts 19% was tegenstander, tegen de stroom in. De tegenstanders erkenden de onafhankelijkheid van 1945 en spraken over het algemeen over Indonesië. Indië bestond voor hen niet meer.

De 120.000 Nederlandse soldaten, die in opdracht van de Nederlandse regering naar de Oost werden verscheept, heten tot op de dag van vandaag Indië-veteranen. De paar duizend die niet gingen heten Indonesiëweigeraars. Jarenlange gevangenisstraffen zaten ze uit, omdat ze 17 augustus 1945 toen in feite al respecteerden. Geïntimideerd werden ze, onder druk gezet om toch naar Indië te gaan. Velen heb ik gesproken, die zeiden: "ik was bereid de Nederlandse landsgrenzen te verdedigen, maar ik voelde er niets voor om in Indonesië tegen een onafhankelijkheidsbeweging te vechten. Of, zoals Jurrien Dubbelboer onlangs in een interview met mij in het Dagblad van het Noorden zei: "Na de bevrijding waren we in Nederland dolblij met onze heroverde vrijheid. (...) Ik kon me voorstellen dat de Indonesiërs ook eindelijk vrij en onafhankelijk wilden zijn".

Voor de erkenning van het verhaal van de tegenstanders is een eerlijke discussie noodzakelijk met keiharde waarheden. Bijvoorbeeld de erkenning door de Nederlandse regering dat de Indië-veteranen indertijd onder valse voorwendselen als dienstplichtigen een koloniale oorlog werden ingestuurd en voor niets hun levens hebben gewaagd (of zelfs gegeven). Als we die eerlijkheid hebben opgebracht is het een logisch vervolg om de duizenden weigeraars de officiële erkenning te geven waar ze al sinds een eerste reünie in 1988 vergeefs om vragen. De behoefte aan een “sorry” bestaat nog steeds. En we zijn het hen verplicht.

Erik de Graaf

vrijdag 25 december 2009

Kerstbestand van 1914


Het was een klein wonder. In 1914, in het eerste jaar van de Eerste Wereldoorlog, vierden Britse en Duitse soldaten met elkaar kerst in het niemandsland tussen de loopgraven. Een paar dagen lang klonken kerstliederen over en weer in plaats van artillerievuur. Het Duitse bier werd gedeeld, tabak en chocola werden geruild. Her en der werd gevoetbald.

Slechts een paar dagen duurde de vrede. Daarna ging het doden verder… De legerleidingen aan beide kanten van de loopgraven reageerden duldden in latere jaren geen spontane bestanden meer. Er werd gedreigd met zware straffen.

Sinds 2008 staat in het Noord-Franse Frelinghien een monument voor het kerstbestand van 1914. Bij de onthulling speelden Britse en Duitse soldaten een potje voetbal, net als 94 jaar daarvoor.

Erik de Graaf

woensdag 23 december 2009

Erken 17 augustus 1945 en rehabiliteer de Indonesiëweigeraars!


Regering! Erken 17 augustus 1945 als de datum van de Indonesische onafhankelijkheid!

Daartoe riepen 22 schrijvers, historici en juristen gisteren op in NRC Handelsblad.

Zestig jaar geleden, op 27 december 1949, werd de Indonesische onafhankelijkheid formeel bezegeld met de handtekening van koningin Juliana. Vier jaar eerder echter, op 17 augustus 1945, hadden Soekarno en Hatta de Republik Indonesia geproclameerd. Twee dagen na de capitulatie van Japan in de Tweede Wereldoorlog. Tot op de dag van vandaag is 17 augustus een officiële Indonesische feestdag.

De tweede en laatste zin van de onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945 luidde: “zaken betreffende de overdracht van de macht, enzovoort, zullen zo spoedig mogelijk en met de nodige zorg worden uitgevoerd”.
In Nederlandse ogen was Indonesië nog lang geen onafhankelijke staat, hoewel al wel het besef was gegroeid dat Indië een eigen positie moest krijgen in een soort Nederlandse Gemenebest. Eerst moest orde op zaken worden gesteld in de kolonie. Ruim 120.000 Nederlandse soldaten voerden tot eind 1949 een koloniale oorlog, die in Nederland hardnekkig politionele acties werden genoemd. Het ging tenslotte in Nederlandse ogen om een “binnenlandse kwestie”.

Nederland was in 1945 van de ene in de andere oorlog gegleden. Een belangrijke rol speelde daarin het axioma van de economische onmisbaarheid van Indië voor Nederland, maar ook de sterke overtuiging dat in Indië voor een rechtvaardige zaak werd gestreden. Alleen werd over het hoofd gezien dat het buitenland daar anders over dacht. Dat werd overduidelijk tijdens de tweede “politionele actie” in december 1948. Op 22 december 1948 kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voor het eerst in haar bestaan in een spoedzitting bijeen. De Nederlandse militaire acties werden unaniem veroordeeld. Het waren de Verenigde Staten die daarna duidelijk maakten dat Nederland snel tot een akkoord met Indonesië moest komen om de Amerikaanse financiële Marshallhulp niet op het spel te zetten.

De koloniale oorlog van 1945 tot 1949 was een traumatische vergissing, die na zestig jaar eindelijk eens als zodanig erkend zou moeten worden. Kenmerkend is de reactie van het ministerie van Buitenlandse Zaken op de oproep van de 22: „De daadwerkelijke soevereiniteitsoverdracht was pas op 27 december 1949; Indonesië heeft de soevereiniteit toen aanvaard. Dat is een vaststaand historisch en juridisch feit dat je niet, 60 jaar na dato, kunt veranderen”.

De angst voor de gevolgen voor erkenning zit kennelijk diep, zeker twee weken nadat de overlevenden van het bloedbad in Rawagede naar de rechter zijn gestapt. Maar er is ongetwijfeld ook angst voor de Indië-veteranen en hun nabestaanden. Erkenning van 17 augustus 1945 zou ook betekenen dat die 120.000 soldaten voor niets hun levens hebben gewaagd (en gegeven). En erkenning van 17 augustus zou tenslotte ook moeten leiden tot rehabilitatie van duizenden Indonesïeweigeraars, die jarenlang achter slot en grendel gingen.

Regering! Het is de hoogste tijd voor zo’n moedige stap! Erken de 17e augustus en rehabiliteer de Indonesiëweigeraars!

Erik de Graaf

maandag 21 december 2009

In a Glass House



Groningen is in de ban van het glazen huis. Ik denk dat ik deze week ook maar een plaatje ga aanvragen. Ik dacht aan een nummer van de vrijwel vergeten Britse rockband Gentle Giant. Iets van de fantastische LP In a Glass House lijkt me toepasselijk.

Eind 1973, ik was bijna zestien, kocht ik de nieuwe LP van Gentle Giant bij Plato op de Hoogstraat in Vlaardingen. Ongehoord, want wie Three Friends kon maken kon nooit diep wegzakken. Thuisgekomen draaide ik eerst het volumeknopje voluit, daarna zette ik de naald (ja, plaatjes draaien was nog puur handwerk) aan het begin van eerste nummer van kant A. The Runaway. Even later rende mijn moeder naar mijn kamer, omdat ze dacht dat de ruiten sneuvelden. In a Glass House begon met het geluid van brekend glas.

In mijn verstofte platencollectie vond ik vanochtend nog vijf LP’s van de vriendelijke reus. Ze zullen ook dit jaar weer niet in de Top 2000 staan. Daar zijn ze ook veel te mooi voor. Als ik deze week in de stad kom kijk ik bij Plato, nu in Groningen, wat ze op CD hebben.

Erik de Graaf

PS: op youtube is vanalles van Gentle Giant te zien en horen. Geniet ook even van On Reflection van de LP Free Hand (1975)

Wittigheid


Geniet er nu alvast van, je weet niet of het er eind van de week nog ligt!

Erik de Graaf

zondag 20 december 2009

De eerzame schaatser

Op 1 februari 1787 overleed de Klaas Jans uit Midhuizen onder Vierhuizen aan de oevers van de Lauwerszee. Hij was 28 jaar, vijf maanden en twee dagen oud. Klaas Jans liet een vrouw en een zoontje na. Hij werd begraven op het kerkhof van Vierhuizen.

Eind januari 1787 had Klaas Jans weer zoveel last van zijn hem al jaren kwellende breuk dat hij besloot op de schaats over het Reitdiep naar de “breukenmeester” in Groningen te rijden. De arts kon hem niet helpen. Klaas Jans schaatste terug naar Midhuizen, maar kwam koud, nat en afgepeigerd thuis bij zijn “geliefde vrouw en kroost”. Ziek ging hij vroeg naar bed, vermoedelijk met hoge koorts. Twee artsen uit de buurt konden hem niet meer helpen. Op 1 februari 1787 overleed de “eersame”schaatser thuis in zijn bed. Zijn liggende grafsteen “ter gedagtenis van de eersaame Klaas Jans” vertelt het verhaal van zijn dood:

“Toen ik nog was, zeid men van mij,
Geen sterker mensch ziet men als gij,
’t Was waarlijk soo maar merkt dat god,
Mij deed ontmoeten tot mijn lot,
Daar ‘k ’s morgens van mijn vrouw en kind,
Hoe sterk geliefd en teer bemind,
Mijn afscheid nam op schaatsen reed,
Na gruno’s stad, daar nu nieuw leed.
Mij nu weer trof doordien een breuk
Mij jaaren lank veel smart en kreuk
Heeft angebracht, vermeesterd mij,
In deeze stand waarom ik vrij,
Bij een breukmeester mij begaf,
Maar juist die man had op de pas,
Geen baat, zoodat ik doe
Mij dus beried om naar huis toe
Op schaatsen weer te rijden wou.
In zulk een stand is waare rouw
Die hyr op viel, ik kwam zoo thuis
Doornat gesweet van pijn en kruis
Bij mijn geliefde vrouw en kroost.
Direkt na ’t bed, ‘k was afgeslooft.
Terstond gehaald twee ars om raad
Vlijt angewend, maar ’t was te laad.
Want ziet, geen kruid voor mij zij kenden
Moest ik den derden dag ten enden
Mijn leeftijd zijn, dus ben ik net
Ten tijnde dag in ’t graf gezet.
Vanwaar ik weer verijsen zal
Vaarwel geliefde, looft God al.”

En nu maar wachten op het "verijsen", wat me wel toepasselijk lijkt voor een schaatser.

Erik de Graaf

zaterdag 19 december 2009

... en aan de kusten stijgt de vloed



In de herfst van 1919 bracht Kurt Pinthus zijn expressionistische gedichtenverzameling Menschheitsdämmerung (de schemering van de mensheid) uit. De inmiddels tachtigjarige bloemlezing geldt tot op de dag van vandaag als hét standaardwerk van het literaire expressionisme, maar was niet alleen in literair opzicht een hoogtepunt. Het ging van hand tot hand in het Duitsland van vlak na de Eerste Wereldoorlog en kreeg al snel een cultstatus. Het was bovendien “één felle, verwilderde, letterlijk hartverscheurende kreet om de redding der mensheid, der wereld”, aldus de Nederlandse dichter Hendrik Marsman in 1929.

Pinthus’ bloemlezing presenteerde 23 expressionistische dichters. Zes van hen maakten de publicatie niet meer mee. Vier van hen waren al in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld. Anderen maakten de gruwelen van de loopgravenoorlog van nabij mee. Wereldberoemd werd het eerste gedicht uit de bloemlezing, geschreven door Jakob von Hoddis.

Weltende

Dem Bürger fliegt vom spitzen Kopf der Hut,
In allen Lüften hallt es wie Geschrei.
Dachdecker stürzen ab und gehn entzwei
Und an den Küsten – liest man – steigt die Flut.

Der Sturm ist da, die wilden Meere hupfen
An Land, um dicke Dämme zu zerdrücken.
Die meisten Menschen haben einen Schnupfen.
Die Eisenbahnen fallen von den Brücken.

Jakob von Hoddis overleefde de Eerste Wereldoorlog, maar bracht de rest van zijn leven, totaal van de kaart, grotendeels in inrichtingen door. Vanaf 1933 leefde hij in een joodse inrichting in de buurt van Koblenz, waar vanaf 1940 alle joodse “zenuwzieken” uit het Derde Rijk centraal werden ondergebracht. In 1942 werd hij door de nazi’s vermoord, hoogstwaarschijnlijk in Sobibor. Von Hoddis’ persoonlijke einde van de wereld.

Erik de Graaf

donderdag 17 december 2009

Half Nederland plat


“Prachtig weer, hé”, voegde ik de vrouw in het voorbijgaan toe.
“Ja, heel mooi”, antwoordde ze. “Maar wat overdrijven ze toch, half Nederland ligt plat. Vroeger hadden we dit veel vaker en deed niemand moeilijk”.
“Heeft u het niet koud?”, vroeg ik.
“Nee joh. Ik heb kousen aan”.

Erik de Graaf

Wit in Warffum


Sneeuw. Veel sneeuw. Al voor half acht vertrok ik van huis. Iets vroeger dan normaal. Na een half uur was ik bijna op de helft, een kilometer of twaalf van huis. Sportdag afgelast in verband met de hevige sneeuwval, hoorde ik telefonisch. Rechtsomkeer. Nu met nog meer sneeuw. Stapvoets, met de auto dan wel, door een witte wereld. Een reis door een kerstkaart.

Erik de Graaf

dinsdag 8 december 2009

De waskracht van het socialisme...


Al bijna twintig jaar heb ik twee foto’s uit Rostock in mijn werkkamer hangen. Ik kreeg ze in eind december 1989 tijdens een bezoek aan die stad in het noorden van de DDR. Half oktober schreef ik dat ik geen idee meer had wie ze me indertijd schonk. Evenmin wie de fotograaf was. Beide foto’s (plus nog twee, die ik onlangs in mijn archiefkast vond) waren gesigneerd met “Wittenberg 1989”. Althans, zo dacht ik.

Eerdere digitale speurtochten naar de fotograaf hadden niets opgeleverd, maar een maandje geleden vroeg ik mijn oude Rostocker vriend Harald in een felicitatiemail ter gelegenheid van zijn herverkiezing als groen Bondsdaglid of hij zich ene fotograferende Wittenberg herinnerde. Het moest wel Wittenburg zijn, mailde hij terug, die kort daarvoor een fotoboek over “die friedliche, freiheitliche und demokratische REVOLUTION ROSTOCK ‘89” uitgebracht had.

Een letter verschil maakte een wereld van verschil in mijn zoektocht naar de fotograaf. Ik mailde Siegfried Wittenburg dat ik op niet te achterhalen manier in het bezit was van enkele van zijn foto’s. Hij schreef vrijwel onmiddellijk terug. Verheugd en zich verontschuldigend voor het slechte handschrift onder de foto’s. Eind 1989 was een snelle en bewegende tijd. Ik moest wel snel schrijven, meldde hij met een knipoog.

Inmiddels heb ik me een exemplaar van REVOLUTION ROSTOCK ’89 laten toesturen. Ooggetuigenverslagen met foto’s van Siegried Wittenburg. Prachtige foto’s uit een bewogen periode, waaronder de vier uit mijn trotse bezit (ik mag ze overigens houden van Siegfried). Maar niet alleen in het boek, ook op zijn website zijn prachtige platen over het leven in de DDR van eind jaren zeventig tot aan het eind in 1990 te zien. Ondere andere bovenstaande foto met het ongelooflijke ideologische contrast. Der Sieg des Sozialismus ist der Triumph des Friedens… en zijn waskracht is enorm.

Erik de Graaf

zaterdag 5 december 2009

Pakjesstress

Een student uit Amsterdam kwam er vanmiddag kort voor Groningen achter dat hij thuis zijn Sinterklaaskadootjes was vergeten. Snel had hij in Groningen nog wat kleinigheden gekocht voor hij nog noordelijker naar zijn familie treinde. In de coupé kwam hij naast een meisje te zitten dat net haar laatste inkopen had gedaan, maar... eigenlijk alleen voor zichzelf was geslaagd. Een Michael Jacksonkalender met een drukfout, waardoor een jaar plotseling 16 maanden leek te hebben. Naast haar een druk dichtend meisje op weg naar de Sinterklaasviering bij haar ouders.

Tegenover haar mijn zoon met een pak peterselie voor een surprise voor zijn moeder. Met net bij de Bruna gekocht pen en papier voor een laatste moeizaam gedicht. Iedereen is er klaar voor. Het wachten is alleen nog tot ook Eltjo klaar is. Pakjesstress.

Erik de Graaf

donderdag 3 december 2009

Bevolkingskrimp & woningbouw (2)


“Prachtige bruggen vormen verbindingen naar doodlopende straatjes in een nieuwbouwplan in Warffum. Maar de straten blijven voorlopig onbebouwd, want er worden nauwelijks kavels verkocht.“

Precies een jaar geleden, op 3 december 2008, schreef ik dit in een blog over bevolkingskrimp & woningbouw. Sindsdien is de provincie Groningen landelijk bekend geworden door de volledige stagnatie van de ontwikkeling van de Blauwe Stad (vorige maand nam de provincie een verlies van 29 miljoen op de koop toe) en dreigt het Stad-Groninger nieuwbouwproject Meerstad ook in de financiële gevarenzone te belanden.

De klad zit echter niet alleen in deze megaprojecten, ook in kleinere gemeenten stagneert de nieuwbouw. Warffum is een van de twee voorbeelden in de gemeente Eemsmond, die ik vorig jaar op 3 december beschreef. Tweeënzeventig kavels, waarop vorig jaar acht huurwoningen en vier koopwoningen in aanbouw waren. Die twaalf woningen zijn inmiddels bewoond. Zeggen en schrijven één kavel is sindsdien verkocht en bebouwd. Nog 59 kavel liggen braak, wachtend op belangstelling. Op funda.nl staan vandaag 37 woningen in Warffum te koop. Twee meer dan een jaar geleden, verder grotendeels dezelfde.

Als tweede voorbeeld beschreef ik vorig jaar het plan Almersma in Uithuizen. Van de 61 kavels werden twaalf koopwoningen door de Stichting Uithuizer Woningbouw (SUW) gebouwd. Keurige woningen, zo lijkt me van buitenaf, maar blijkbaar onverkoopbaar. Onlangs begreep ik dat er van de twaalf maar een paar verkocht zijn. Het overgrote deel lijkt gebouwd voor de leegstand. Dat moet een flinke strop voor de SUW zijn, want die bouwde deze koopwoningen om de herstructureringsplannen elders te kunnen financieren. Van de overblijvende 49 bouwkavels waren er vorig jaar zo’n acht verkocht. Inmiddels zijn dat er een paar meer. Op funda worden 57 woningen in Uithuizen te koop aangeboden.

Flinke stroppen dus. Niet alleen voor de corporatie, maar ook voor de gemeente Eemsmond, die jaren geleden al de hele infrastructuur aanlegde, zowel in Warffum als in Uithuizen. Inclusief waterpartijen en prachtige stenen bruggen en in Uithuizen zelfs met een heuse nepwierde. Die gemeentelijke investeringen, maar ook de grondaankopen, worden zonder kavelverkopen niet terugverdiend. Veel te lang zijn “tegen beter (kunnen) weten in” nieuwbouwplannen ontwikkeld.

Ik blijf het een beetje volgen. Tot volgend jaar op 3 december.

Erik de Graaf

woensdag 2 december 2009

Sammy



Het moet in 1966 zijn geweest dat mijn vader totaal onverwachts met een grijze koffergrammofoon thuiskwam. De nieuwe “installatie” kreeg een plekje op het dressoir in de huiskamer. De muziek deed haar intrede in Huize de Graaf.

Aanleiding was Sammy van Ramses Shaffy. Mijn moeder was onder de indruk van dat nummer en mijn vader wilde het haar cadeau doen. Maar wat had je aan een grammofoonplaatje zonder grammofoon? Het laatste geld werd dus bij elkaar gelegd voor Sammy plus koffergrammofoon. Maandenlang draaiden we ons enige singletje grijs. Sammy op de a-kant, op de achterkant 5 uur. “Het is 5 uur, het feest is geweest.” Tot er een tweede singletje bij kwam, dat ik overigens volledig verdrongen heb… van het Urker Mannenkoor.

Door onze luxe koffergrammofoon kregen we de smaak te pakken. Enkele jaren later werd een grammofoonplatenwisselaar aangeschaft, waarop je meerdere singles achterelkaar kon afdraaien. De grijze koffergrammofoon kwam toen op mijn slaapkamer. Vanaf het najaar van 1968 draaide ik daarop mijn eigen eerste singletje grijs: Hey Jude van de Beatles (met Revolution op de achterkant), dat ik ongehoord kocht, omdat het van niks op 1 van de Top 40 kwam.

Erik de Graaf