zondag 28 maart 2010

Receptie van de rode familie


(dubbelklik op de lopende film om hem in de juiste formaat te bekijken)

In 1950 bestond de VARA 25 jaar. Voor die gelegenheid schreef Meyer Sluyser (1901-1973), journalist bij Het Vrije Volk en propagandist van de PvdA, het jubileumboek Hier is de VARA. 25 jaar democratisch-socialisme in de omroep. Sluyser probeerde hierin het oude en vertrouwde, vooroorlogse ‘rode-familie-gevoel’, dat in de in 1946 nieuw geformeerde PvdA maar niet terug wilde komen, nieuw leven in te blazen.

In Hier is de VARA staat een uit het rode leven gegrepen, fictief verhaal centraal over de bouwvakker Karel van Veen en zijn vrouw Kee, die vanaf de oprichting in 1925 tot aan het jubileum in 1950 het vuur uit de sloffen liepen voor de Vereniging Arbeiders Radio Amateurs (VARA). Aan de hand van Karels belevenissen vanaf de pionierstijd met de VARA-bouwcursussen, toen arbeiders met elkaar goedkope ontvangertjes fröbelden om maar naar hun VARA te kunnen luisteren, schetste Sluyser een geschiedenis van de VARA, maar vooral de sfeer in de rode familie.

In het laatste hoofdstuk gaat Karel van Veen op 11 juni 1950 met het hele gezin naar het VARA-familiefeest in Hilversum, dat in werkelijkheid mede door Sluyser werd georganiseerd. Met tienduizenden bezoekers zagen Karel en zijn vrouw Kee hoe fakkellopers uit Amsterdam het vuur van de VARA-geestdrift ontstaken. Ze juichten mee toen het nieuwe recordaantal leden bekend werd gemaakt. Er traden bekende VARA-artiesten op, van de Ramblers tot aan Teun de Klepperman. En tenslotte waren Karel en Kee en en al oor voor de rustige en bedaarde speech van Drees. “Niks geen vuurwerk of flauwe kul, maar even zo vrolijk is het een kei van een redevoering”, aldus onze romanheld Karel van Veen.

Het VARA-familiefeest was de eerste massamanifestatie van de sociaaldemocratische beweging na de Tweede Wereldoorlog. “De receptie van de grote rode familie”, schreef Sluyser een dag later enthousiast in Het Vrije Volk en zo was het ook bedoeld door het VARA-hoofdbestuur, waarvan ook Sluyser lid was. “Toch fijn dat wij weer eens zo een massale bijeenkomst van de beweging hebben”, hadden velen Sluyser op die dag toevertrouwd. Tegelijkertijd smaakte het naar meer. Hopelijk hoefden ze niet weer 25 jaar op zo’n familiefeest te wachten, aldus Sluyser in zijn krant.

Erik de Graaf

donderdag 25 maart 2010

Walter Ulbricht Stadion


Feyenoord-supporter Nard Loonen reisde in maart 1970 met vrienden in een Volkswagen Kever (zie foto)naar Oost-Berlijn. Aanleiding was de heenwedstrijd van de kwartfinale van de Europa Cup I tegen de Oost-Duitse landskampioen Vorwärts Berlin. Deze week publiceerde hij zijn reisverslag op de site van de supportersvereniging van Feyenoord.

Bij lezing komt de benauwde grauwheid van de DDR in de vroege jaren zeventig weer tot leven. Even dacht ik tijdens het lezen zelfs dat ik bruinkool rook, de brandstof die in een stevige winter als die van 1970 veel smog in heel Berlijn veroorzaakte. Nard Loonen beschrijft de ontmoeting van Feyenoord- en Ajax-supporters bij de Duits-Duitse grens bij Helmstedt (Ajax speelde op dezelfde dag in Jena), de trage rit over de transitweg naar Berlijn met een boete voor te snel rijden, een daagje toerisme in der Hauptstadt der DDR en tenslotte de met 1-0 verloren wedstrijd. Twee weken later zette Feyenoord in de eigen Kuip orde op zaken. Het werd 2-0, precies zoals Van Hanegem al na de wedstrijd in Oost-Berlijn had voorspeld.

Het verslag van Nard Loonen is geïllustreerd met prachtige eigen foto’s van het Walter Ulbricht Stadion. Dat stadion werd al in 1992 afgebroken. Op die plek wordt nu het nieuwe hoofdkwartier van de Duitse geheime dienst, de Bundesnachrichtendienst, gebouwd.

Erik de Graaf

woensdag 24 maart 2010

Nicht gewuβt?

Als het bekende “wir haben es nicht gewuβt” uit de kast wordt gehaald kun je op de vingers uittellen dat er iets verdonkeremaand wordt.

Tientallen jaren werden Duitsers weggehoond, die zichzelf met deze uitspraak schoon van oorlogsmisdaden probeerden te praten. Ze wisten wel degelijk dat de joden tussen 1933 en 1945 groot onrecht werd aangedaan. Het was absoluut geen geheim dat joden door de nazi’s getreiterd, vervolgd en gedeporteerd werden. Niet voor niets vluchtten Duitse joden al vanaf 1933 naar het buitenland. Het “wir haben es nicht gewuβt” gaf vooral aan dat ze de reikwijdte van de misdaad hun voorstellingsvermogen te boven ging of dat ze het uit schaamte niet wilden weten.

Kardinaal Simonis gebruikte gisteravond bij Pauw & Witteman in volle bewustzijn de beladen term “wir haben es nicht gewuβt”. Ook Simonis blijkt vooral de reikwijdte van het sexueel misbruik in de katholieke kerk te bedoelen. “Je hoorde weleens dat er iets gebeurd was”, zei hij over de tien gevallen die hij in 38 jaar had meegemaakt. Dat lijkt me toch een erkenning dat het voorkwam. Maar het verschil tussen die erkende tien en de honderden inmiddels gebleken gevallen (althans in Nederland) ging Simonis' voorstellingsvermogen te boven. Of wilde hij uit schaamte niet weten en dus ontkennen?

Erik de Graaf

dinsdag 23 maart 2010

Anton Constandse: kameraadschappelijk


Met die krabbel in zijn boek Het weerbarstige woord (1981) namen Anton en zijn vrouw Gerda Constandse op een mooie voorjaarsmiddag in 1984 afscheid van twee studenten die alles wilden weten over de pers in Nederland in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Het was mijn voorstel Anton Constandse als primaire historische bron te interviewen, maar ik wilde hem ook graag spreken als inspirerend vrijdenker en anarchist.

Het viel aanvankelijk niet mee een afspraak met hem te maken. Niet uit onwilligheid, maar omdat het niet meezat met de gezondheid van zijn vrouw Gerda. Ze was verlamd en blind en had veel zorg nodig. De eerste afspraken werden afgezegd door noodzakelijke ziekenhuisbezoeken, maar op 17 mei werden we dan toch 's middags verwacht in de Rusthoek 37 in Scheveningen.

We hadden ons goed voorbereid met talloze interviewvragen, maar met het innemende echtpaar Constandse van ver in de tachtig kreeg het gesprek meer het karakter van een genoeglijk bijkletsen, waarmee wij toch keurig van informatie voor ons werkstuk werden voorzien. Tegenover ons zat een brok levende geschiedenis met enorme belangstelling voor wat “de jeugd van tegenwoordig” bewoog.

Alleen door zo open te staan voor de jeugd kon je prettig 85 worden, was Antons theorie, die ik me heb ingeprent. Hand in hand zaten Anton en Gerda, zo mochten we hen al snel noemen, in het zonnetje achter het raam. Ze leken na een lang huwelijk nog smoorverliefd. Anton praatte honderd uit. Op zijn kenmerkende manier, die ik van zijn radiotoespraken voor de VPRO kende. Alleen al door de wijze waarop hij het woord fascisme uitsprak wist je dat het een verwerpelijk systeem moest zijn. Hij kotste het woord bijna uit. Om vervolgens zorgzaam zijn Gerda te helpen in of uit haar stoel te komen.

Het was een onvergetelijk en ontroerend schouwspel. Nog geen jaar later beleefde ik de hele middag opnieuw. Ik woonde inmiddels in West-Berlijn en las in een Nederlandse krant dat Anton Levien Constandse, geboren in 1899 in Brouwershaven, op 23 maart 1985 was overleden. Ik was er dagenlang door van streek. Hoe moest het nu verder met Gerda? Vandaag, precies 25 jaar na zijn dood, kwam ik toevallig ons werkstuk over de journalistiek in de jaren dertig tegen. Een door de Groningse Ploeg-schilder Jan Wiegers geschilderd portret van Constandse, ooit uit een krant geknipt, hangt al jaren keurig ingelijst boven mijn bureau. Hij bleef inspirerend.

Erik de Graaf

zaterdag 20 maart 2010

Claudia Pechstein en sferocytose


“Als je ooit op doping gecontroleerd wordt moet je wel zeggen dat je sferocytose hebt”, zei ik een paar jaar geleden tegen mijn zoon. Hij lachte een beetje zuur. Hij zou best een dopingtest willen, maar hij sport er niet goed genoeg voor.

Vorige week verklaarden “vooraanstaande Duitse hematologen en oncologen” dat schaatsster Claudia Pechstein een erfelijke bloedafwijking heeft. Haar rode bloedlichaampjes hebben een afwijkende vorm, waardoor ze versneld door de milt worden afgebroken. Haar rode bloedlichaampjes hebben dus een kortere levensduur dan die met de gebruikelijke vorm. Om het zuurstoftransport op peil te houden reageert haar lichaam door zelf extra rode bloedcellen aan te maken. Daardoor is het logisch dat bij een dopingtest een verhoogd aantal jonge rode bloedcellen, zogenaamde reticulocyten, wordt aangetroffen. En dat wordt bij gezonde sporters gezien als een aanwijzing voor bloeddoping, epo of ander dopingmisbruik.

Volgens de Duitse medici is Claudia Pechstein echter ten onrechte geschorst, omdat de vreemde bloedwaarden veroorzaakt zijn door een ziekte. Dat lijkt me inderdaad goed denkbaar, maar ik blijf toch met wat vragen zitten. Sferocytose is een erfelijke bloedafwijking, die Pechstein dus al haar hele leven moet hebben. En twintig jaar geleden net zo ernstig of juist net zo mild als nu. Het is bovendien een anemie, een bloedarmoede dus. Bij infecties of in periodes van oververmoeidheid, en die moet ze in haar afgelopen sportcarrière ook hebben gehad, vernietigt de milt meer rode bloedcellen dan normaal. Die afbraak wordt gecompenseerd door een verhoogde aanmaak van rode bloedlichaampjes met de bekende problemen bij een dopingtest als gevolg.

Hoe kan het dat dit nu pas aan het licht is gekomen? Pechstein is 38 jaar en heeft al vijf gouden medailles gewonnen op vijf Olympische Winterspelen voordat ze dit jaar haar zesde door de schorsing miste. Aan de andere kant geeft het ook weer hoop. Mijn zoon heeft de afgelopen winter veel op het ijs getraind. Wie weet is Sjotsji in 2014 haalbaar (nou ja, eerst nieuwe schaatsen kopen!). Alleen zullen de reticulocytenwaarden nog hoger uitvallen dan bij Pechstein. De dopingcommissie is gewaarschuwd.

Erik de Graaf

vrijdag 19 maart 2010

Kolencentrales in de Eemshaven


In de Eemshaven wordt flink gebouwd aan twee nieuwe energiecentrales. RWE ontwikkelt een kolencentrale met ontzaglijke CO2-uitstoot. NUON bouwt een “kaveltje” verder een multi-fuelcentrale (zie foto), die waarschijnlijk eerst op gas zal draaien maar in een later stadium zeker ook steenkolen niet uitsluit.

Niet helemaal van deze tijd, lijkt het me eufemistisch, hoewel economische en politieke crises de klimaatcrisis al wat lijken te hebben verdrongen. Ondertussen zijn de bouwactiviteiten in de Eemshaven goed voor de Groningse economie. Honderden, later zelfs duizenden bouwarbeiders (voor 90% uit verre buitenlanden) verblijven een poos in Noord-Groningen en laten hun sporen na voor regionale bedrijven. Hoeveel structurele arbeidsplaatsen de centrales zullen opleveren blijft nog even de vraag.

Gisteren was er een banenmarkt in de Eemshaven, waarop zo’n 2000 belangstellenden zich oriënteerden op 250 á 400 toekomstige banen bij energiecentrales en andere bedrijven. Maar de protesten tegen de bouw van de kolencentrales zijn nog niet verstomd. Volgende week zaterdag organiseert de Vereniging Zuivere Energie, die de bouw van een kolencentrale aan de Duitse kant van de grens in Oost-Groningen met succes bestreed, een protestbijeenkomst bij het bouwterrein van de smerigste kolencentrale in de Eemshaven, die van RWE. Alle bezwaarprocedures zijn nog niet doorlopen. Er rest dus nog hoop een stokje voor deze CO2-giganten te steken.

Erik de Graaf

PS: een eerder stuk over bezwaren tegen de kolencentrales

dinsdag 16 maart 2010

Vorwärts, DDR-voetbal en politiek


Op 18 maart 1970 speelde Feyenoord de return tegen de Oost-Duitse landskampioen Vorwärts Berlin in de kwartfinale van de Europa Cup, warin Feyenoord een 1-0 achterstand moest goedmaken. Politiek en sport waren allerminst gescheiden in de DDR. De topsport was een belangrijke vorm van propaganda, die later (zoals bekend) tot in het absurd onmenselijke en onsportieve werd doorgevoerd. Op buitenlandse reizen werden ook de spelers van de legerclub Vorwärts geacht hun politieke engagement te tonen.

Een dag voor de wedstrijd in de Kuip legden de aanvoerder Otto Frässdorf en aanvaller Jürgen Nöldner namens het elftal van Vorwärts Berlin een krans bij een verzetsmonument op de Rotterdamse Coolsingel. Opmerkelijk, want tot op de dag van vandaag worden Duitsers slechts spaarzaam tot Nederlandse oorlogsherdenkingen en –monumenten toegelaten. In 1970 lag de herinnering aan 1940-1945 nog veel verser in het geheugen. Toch bleef de Oost-Duitse kranslegging zonder commentaar.

De voetballers van Vorwärts herdachten met hun krans op de Coolsingel de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog, waaronder ook Jürgen Nöldners vader Erwin, die in 1944 als communistisch verzetsheld door de nazi’s was vermoord. Nog steeds herinnert het Berlijnse metrostation Nöldnerplatz aan de vader van Mister Vorwärts, die in 265 Oberligawedstrijden 90 doelpunten maakte.

Op de dag van Feyenoord-Vorwärts gingen de Nederlandse kiezers naar de stembus voor de Provinciale Statenverkiezingen. Vier dagen later, op zondag 22 maart 1970, waren er districts- en gemeenteraadsverkiezingen in de DDR. In een speciaal Europa Cupnummer van het clubblad van Vorwärts Berlin richtte aanvoerder Otto Frässdorf een oproep tot de Oost-Duitse kiezers. Het Algemeen Handelsblad drukte de Nederlandse vertaling van Frässdorfs oproep af op de dag van de wedstrijd. De krant vroeg zich daarbij cynisch af waarom Feyenoord-aanvoerder Rinus Israël het had nagelaten de Nederlandse kiezers voor de Provinciale Statenverkiezingen toe te spreken.

Erik de Graaf

Met Lenin tegen Feyenoord


Kunt u zich voorstellen dat Rinus Israel voor de Provinciale Statenverkiezingen in maart 1970 met een stemadvies kwam? Nee, het Algemeen Handelsblad ook niet. Die krant drukte op 18 maart 1970 wel zo'n kiezersoproep af van de Oost-Duitse voetballer Otto Frässdorf, die toen met zijn club Vorwärts Berlin in Rotterdam was voor de return van de kwartfinale van de Europa Cup I tegen Feyenoord. De oproep getuigt vanhet vereist politieke (communistische) engagement van de Oost-Duitsers voetballers.

Hieronder Otto Frässdorfs oproep tot de Oost-Duitse kiezers:

“Verkiezingen zijn bij ons in de DDR altijd aanleiding, de afgelopen kiezersperiode te overzien en onze blik op de toekomst, op de nog komende opgaven te richten. Dat is des te zinvoller aan het begin van het derde decennium van onze republiek.
In de kiezersoproep van de Nationalrat van het Nationale Front in het democratische Duitsland wordt daarover gezegd:
‘Het was een tijd van inspannende, scheppende en succesvolle arbeid van miljoenen burgers uit alle klassen en lagen. Het was een tijd van vooruitgang op alle gebied, waarbij de twintigste verjaardag van de DDR een hoogtepunt was’.
Zonder onbescheiden te zijn, geloof ik, dat wij manschappen van het volksleger en wij sportlieden van de DDR, en speciaal ook wij voetballers van FC Vorwärts Berlin hebben bijgedragen tot die positieve balans.
Maar wij kunnen en mogen ons niet neerleggen bij het bereikte. Wij zijn allen geroepen, ieder op zijn plaats en in zijn groep, nieuwe opzienbarende prestaties voor de verdere totale versterking van onze republiek te volbrengen. Aldus eren wij Lenin het beste en bereiden wij ons waardig voor op de 25e verjaardag van de bevrijding van het Duitse volk van het Hitlerfascisme.
Het doet me natuurlijk bijzonder veel genoegen, dat de sport in de kiezersoproep een passende plaats heeft gevonden, want als een van de komende opgaven wordt de verdere ontwikkeling van een rijk geestelijk-cultureel leven, de sport en de recreatie genoemd. Dat zal voor mij en al mijn collega’s uit de Oberligagroep aanleiding zijn ons nationale volksleger en onze republiek bij de wedstrijden om de Europa Cup tegen Feyenoord en bij de komende competitiewedstrijden te vertegenwoordigen”.

Erik de Graaf

zondag 14 maart 2010

Station Zoutkamp, denk aan uw bagage!


Vanuit de stad Groningen kun je met de trein over het Hogelandspoor naar Roodeschool. Vanaf het tussenstation Winsum was er van 1922 tot 1942 de aftakking voor de Marnelijn naar Zoutkamp aan de Lauwerszee. Met de stops in Eenrum, Wehe den Hoorn, Leens en Ulrum.

Langs het traject zijn nog talloze herinneringen van de spoorlijn terug te vinden. Van resten van oude spoorbruggen bij Eenrum tot aan de oude stationsgebouwen van Leens, Ulrum en Zoutkamp. Twee jaar geleden opperde ik de mogelijkheid de spoorlijn opnieuw aan te leggen om nieuw asfalt met nieuwe treinlijnen te bestrijden. Nog langer geleden schreef ik over een botsing van de trein uit Zoutkamp met een bus met werklozen, die in het kader van de werkverschaffing onderweg waren naar de inpoldering van de Linthorst Homanpolder. Dertien tewerkgestelden en hun chauffeur kwamen om het leven.

Van het voormalige station in Zoutkamp is weinig herkenbaars overgebleven. Zelfs het spoorrails schijnen in de oorlog naar Duitsland te zijn vervoerd. In een oude familiedoos vond ik een foto van het spoorwegemplagement Zoutkamp (met g), gemaakt door B. Oosterhof uit Zoutkamp. Behalve het stationsgebouw ontstonden er in 1920 ook een locomotiefloods en woning voor de stationschef.

Erik de Graaf

donderdag 11 maart 2010

Vorwärts Berlin verloor van de Stasi


In maart 1970 verloor de Oost-Duitse landskampioen Vorwärts Berlin in de kwartfinale van de Europa Cup van de latere Europa Cupwinnaar Feyenoord (lees het verslag van de eerste wedstrijd). Een jaar na die sportieve nederlaag verloor het een politieke strijd met de geheime dienst, de Stasi. Vorwärts moest weg uit Oost-Berlijn.

Het begrip voorwaarts was in de DDR, net in andere communistische landen, nauw verbonden met het leger. Tot 1952 was het echter lastig om in de DDR openlijk een legerclub op te richten. Door de demilitarisering van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog bestonden er officieel geen legers in Oost- en West-Duitsland. Wel bestonden in beide Duitslanden bewapende politie-eenheden als opstapje naar een echt leger. Zo was de SV Volkspolizei Vorwärts Leipzig vanaf 1951 een opstapje naar een echte legerclub Vorwärts. In de discussies over de herbewapening van Duitsland konden de Oost-Duitsers opener worden over de echte, militaire aard van de club. Vanaf november 1952 ging de club SV Vorwärts der KVP Leipzig heten (KVP stond voor “kasernierte Volkspolizei”), in 1953 mocht de club als Vorwärts KVP Berlin naar de Oost-Duitse hoofdstad verhuizen. Pas na de volledige herbewapening van Duitsland in 1955 (de BRD sloot zich aan bij de NAVO, de DDR bij het Warschau Pact) mocht de club voluit ASK Vorwärts Berlin heten. ASK stond voor Armee (= leger) Sportklub). Na 1965 werd het FC Vorwärts Berlin.

Vorwärts speelde in het Friedrich Ludwig Jahn Stadion in de Oost-Berlijnse wijk Prenzlauer Berg. Zesmaal werd de club voetbalkampioen van de DDR, tweemaal werd de nationale beker gewonnen. Internationaal waren de kwartfinales in de Europa Cup I tegen Feyenoord in 1970 en in de Europa Cup II tegen PSV in 1971 de hoogtepunten.

Na 1971 was het overigens gedaan met de club. Opnieuw werd Vorwärts van hogerhand verhuisd, nu naar Frankfurt aan de Oder in het uiterste oosten bij de Poolse grens. De redenen voor de verhuizing (of was het misschien meer een verbanning?) zijn tot op de dag van vandaag onduidelijk. Vorwärts Berlin was gezien de toeschouwersaantallen geen populaire club, wat ongetwijfeld ook met het militaire karakter te maken had. Sportief was Vorwärts daarentegen de nummer 1 in Oost-Berlijn. Concurrent Dynamo Berlin, de club van de geheime dienst Stasi, stond jarenlang op het tweede plan. Tot ergernis van staatsveiligheidsminister Erich Mielke. In 1971 besloot het Ministerie van Defensie met enige tegenzin om Vorwärts Berlin in Vorwärts Franfurt (Oder) te veranderen. De Stasi was blijkbaar machtiger dan het Oost-Duitse volksleger. Stasi-chef Erich Mielke wilde zijn eigen Stasi-club Dynamo Berlin tot nummer 1 van de hoofdstad maken. Daarvoor moest alles wijken, ook Vorwärts Berlin.

Erik de Graaf

woensdag 10 maart 2010

Hier volgt een zondermelding


Op 10 maart 1966 trouwde prinses Beatrix met Claus von Amsberg. Aan het huwelijk waren vele discussies voorafgegaan over de vraag of het wel verstandig was een Nederlandse kroonprinses te laten trouwen met een Duitser die als 17-jarige als soldaat van de Wehrmacht in Noord-Italië was geweest.

De Toestemmingswet voor het huwelijk werd in 1963 ondanks protesten van oorlogsslachtoffers, verzetstrijders, republikeinen en provo’s door de Staten Generaal goedgekeurd. Het huwelijk werd vastgesteld op 10 maart 1966 en op speciaal verzoek van de prinses zou de plechtigheid in de Amsterdamse Westerkerk plaatsvinden. Het was voor het eerst dat een lid van de koninklijke familie in de hoofdstad zou trouwen. De keuze leidde veel protesten, vooral toen de lokale autoriteiten de blunder begingen om het Anne Frankhuis, om de hoek bij de Westerkerk, als politiepost in te richten.

Waarom moest er nu juist in Amsterdam worden getrouwd, in de stad waar zoveel mensen hadden geleden onder het nazi-regime, vroegen velen zich af. Amsterdam was ook van oudsher veel minder monarchistisch dan bijvoorbeeld Den Haag. Bovendien was het door Provo al een poosje onrustig in de stad. Dit leek vragen om moeilijkheden.

In de laatste maanden voor het huwelijk waren er regelmatig protesten tegen het huwelijk van Beatrix met een Duitser, bijvoorleed:
- veel organisaties zagen af van deelname aan plaatselijke huwelijkscomité’s
- in februari 1966 lieten de televisiereporters Pier Tania en Koos Postema weten te weigeren het huwelijk op tv te verslaan
- veel joden en verzetsmensen sloegen de uitnodiging om het huwelijk bij te wonen af
- van de 45 Amsterdamse gemeenteraadsleden waren er uiteindelijk slechts 21 bij de plechtigheid aanwezig.

Op 23 februari 1966 werd het KRO-programma Van uur tot uur, over de bruidstocht van Beatrix en Claus door Amsterdam, voorafgegaan door de opmerking “Hier volgt een zondermelding”. Het was een verwijzing naar het begin van de speciale aankondigingen van de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. KRO-voorzitter Harry van Doorn liet de programmamakers weten dat hij bij een herhaling van “dergelijke zogenaamde grappigheden” tot verstrekkende maatregelen genoodzaakt zou zijn.

De toon was gezet. De rookbom van Provo bepaalt tot op de dag van vandaag het beeld van die tiende maart in 1966. Er was veel discussie en oorlogsgerelateerd protest aan voorafgegaan.

Erik de Graaf

zondag 7 maart 2010

Muurtje!


V.V. Drieborg in het uiterste noordoosten van Groningen, een paar kilometer boven Nieuweschans. Altijd moeilijk in uitwedstrijden. De muurtjes zijn onneembaar, lijkt me. De hervatting van de competitie laat hier nog even op zich wachten.

Erik de Graaf

zaterdag 6 maart 2010

Günter Grass en de Stasi in Scheveningen


De (West)-Duitse schrijver Günter Grass gold als staatsvijand voor de Oost-Duitse geheime dienst, de Stasi. De Nobelprijswinnaar voor de Literatuur van 1999 reageerde zelf laconiek in een interview met Die Zeit van 4 maart jongstleden. “Terwijl ze me in de DDR bespioneerden en als belangrijke vijand zagen werd me in het westen regelmatig gezegd dat ik maar naar het oosten moest verhuizen. Niet alleen door de Bild Zeitung werd ik als verkapte communist behandeld”.

Binnenkort verschijnt een boek over het Stasi-dossier van Günter Grass, waarin uit 2000 pagina’s blijkt dat hij al vanaf 1961 in de gaten werd gehouden. De Stasi-informanten waren vaak onbekenden, die hem van een afstandje volgden op zijn weg door de DDR. Vaak waren het echter ook bekenden. Grass’ Oost-Duitse uitgever bijvoorbeeld of collega-schrijvers. Na gemoedelijke onderonsjes en zware discussies briefden zij hun belevenissen met Grass door aan de Stasi.

Een van de Stasi-informanten was Hermann Kant, de schrijver en jarenlange voorzitter van de Oost-Duitse schrijversvakbond. Grass zal zich nauwelijks verbaasd hebben over Kants dubbelrol. In Oost-Duitse dissidente kringen was al in de jaren zeventig duidelijk dat Kants loyaliteit met het DDR-regime gemakkelijk tot verraad kon leiden.

In 1982 maakte ik Grass en Kant mee op een bijeenkomst van schrijvers uit Oost en West over vrede en ontwapening. Het zogenaamde Haager Treffen vond plaats in het Kurhaus in Scheveningen. Als student Duits met goede contacten kon ik de tweedaagse bijeenkomst bijwonen. In een pauze op het terras van het Kurhaus fotografeerde ik Günter Grass in gesprek met Hermann Kant. In de spiegeling van het raam is ook de fotograaf te zien. Ik ben benieuwd hoe het gesprek in het Stasi-dossier is terechtgekomen.

Erik de Graaf

donderdag 4 maart 2010

Feyenoord tegen het Warschau Pact


Op de weg naar Europese glorie in het seizoen 1969-1970 rekende Feyenoord in de tweede ronde af met Europacuphouder AC Milan. In de volgende rondes moesten de Rotterdammers het in het heetst van de Koude Oorlog tegen het halve Warschau Pact opnemen. Eerst was in maart 1970 de Oost-Duitse legerclub Vorwärts Berlin tegenstander in de kwartfinale. Later zouden de soldaten van Legia Warschau in de halve finale volgden.

Eerst was Vorwärts dus aan de beurt. Voor 4 maart 1970 stond de eerste wedstrijd gepland. Het veld in het immense Walter-Ulbricht-Stadion, genoemd naar de toenmalige communistische partijleider, was echter door een maandenlange vorstperiode veranderd in een ijspiste. Honderden Oost-Duitse militairen deden hun uiterste best de wedstrijd door te laten gaan. De wedstrijd moest doorgaan. Afgelasting zou de rest van het seizoen van Vorwärts in de war schoppen. Bovendien wilden de Oost-Duitsers de 12.000 meegereisde Nederlanders niet teleurstellen. “Ze kunnen toch niet voor niets die reis en die kosten hebben gemaakt”, dachten de Oost-Duitsers met socialistische solidariteit aan de Rotterdamse fans. Maar Wim van Hanegem achtte het veld hooguit geschikt voor een schaatskampioenschap. Trainer Ernst Happel bezag het van een andere kant: “Er kan best op gespeeld worden. Alleen moet het juiste schoeisel voor zo’n veld nog worden uitgevonden”.

Voor Happel was Vorwärts Berlin tot aan de aftrap op 4 maart 1970 een raadsel. Hij had de legerclub door alle afgelastingen niet vantevoren kunnen bekijken, maar als je Rode Ster Belgrado in de tweede ronde uitschakelt kon je volgens de Oostenrijker alleen maar over een elftal met klasse beschikken. Coen Moulijn werd op eigen verzoek buiten de ploeg gelaten, omdat hij op Walter Ulbrichts ijsvlakte toch niet uit de voeten had gekund. Bovendien had hij de Oost-Berlijnse publiekslieveling, de rechtsback Otto Frässdorf, moeten afstoppen. Het leek Happel tactisch beter om Theo van Duivenbode bij Frässdorf te zetten.


In de eerste helft speelde Feyenoord uiterst zorgvuldig en degelijk, volgens de krant van de dag erna. Het enige gevaar kwam van doelman Treytel, die een paar keer zwak ingreep bij hoge ballen. Zonder fatale gevolgen, zodat de rust met 0-0 werd bereikt. Na de rust begon Feyenoord te uitbundig op het onbespeelbare veld. Het eerste kwartier was voor de Rotterdammers, maar daarna namen de Ossies het heft in handen. Volgens Feyenoord-historicus Phida Wolff in Topclub Feyenoord deel 2 speelden de Oost-Duitsers alleraardigst voetbal op het moeilijk bespeelbare veld. Door Piepenburg kwam Vorwärts met geluk op een 1-0 voorsprong. Kort daarna kreeg Piet Romeijn een rode kaart, nadat hij diezelfde Piepenburg een stomp in de maag had gegeven. Niet te rechtvaardigen, volgens Phida Wolff, “ook al bleek reeds lang dat Piepenburg geen gemakkelijke knaap was”.

Trainer Fritz Belger van Vorwärts had een sterke tegenstander gezien, hoewel hij de heren Laseroms en Van Hanegem een beetje gemeen vond. Ook de partijkrant Neues Deutschland vond de Feyenoorders overdreven hard. Ondanks de 1-0 nederlaag reisde Feyenoord tevreden terug naar Nederland. Och, vergoeilijkte Van Hanegem: “thuis winnen we met 2-0. En dat is voldoende”.

(wordt vervolgd)

Erik de Graaf

maandag 1 maart 2010

De dominee van Oterdum


In 1634 stierf dominee Johannes Toxopeus aan de pest. Hij werd begraven voor de preekstoel van zijn kerk in Oterdum, een paar kilometer oostelijk van Delfzijl aan de Eems in Noord-Groningen. Op zijn steen staat onder het familiewapen van Toxopeus de tekst van 1 Corinthe 15 in het Grieks:

"Dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen."

Maar wat betekenen onvergankelijkheid en onsterfelijkheid naast een oprukkend industriegebied? De kerk van Toxopeus werd in de jaren zeventig afgebroken om de economische vooruitgang bij Delfzijl alle ruimte te bieden. Evenals de rest van het 200 zielen tellende dorp. Alles is weg. De steen van dominee Toxopeus ligt sindsdien op het bizarre kerkhof van Oterdum. Een hof zonder kerk eigenlijk.

Oterdum moest plaatsmaken voor de vooruitgang. Alleen doet het cynische feit zich voor dat het geplande industrieterrein nog steeds Oterdum niet heeft bereikt. Het had dus nog gemakkelijk behouden kunnen blijven. Wat nu van het dorp rest zijn de grafstenen, die keurig zijn herplaatst op de op Deltahoogte gebrachte dijk aan de Eems. En het monument, dat het dorp, de golven van de zee en de opkomende industrie toont.

Erik de Graaf