woensdag 30 december 2020

Kaap te koop

De Kaap komt te koop. Ik bedoel niet dat u ons donateursblad voortaan in de krantenkiosk zult vinden. Nee, het baken van Rottumeroog komt in de aanbieding. Als we de onlangs gepubliceerde lijst van vijftig door de gemeente Het Hogeland te verkopen gebouwen en monumenten tenminste mogen geloven. Tussen enkele voormalige schoolgebouwen, stations, molens en kerktoren viel mijn oog op de naam van de Kaap op Rottumeroog. 

Eerst overheerste de verbazing. Ik wist al wel dat de gemeente in financiële problemen verkeert. In mijn OZB-heffing zal dat volgend ongetwijfeld zichtbaar worden, maar dat zelfs een leugenbankje in de haven van Zoutkamp en de Kaap op Rottumeroog in de verkoop gaan om de financiële nood te lenigen verbaast me zeer. Toen kwamen er nog even wilde fantasieën: de Kaap als het ideale clubhuis van de Vrienden van Rottum en de Donateursdagen voortaan op Rottumeroog. Dat zou dan kunnen, zeker als het door Gemeentebelangen in de laatste verkiezingscampagne beloofde voetveer van Noordpolderzijl naar Rottumeroog in de vaart komt.

Maar alle gekheid op een stokje. De gietijzeren Kaap uit 1883 is een uniek rijksmonument in kwetsbaar gebied dat valt onder de Wet Natuurbescherming (WNB). Een koper kan toch nauwelijks zijn nieuwe eigendom nauwelijks bezoeken, behalve wellicht met de excursies van Staatsbosbeheer (als hij geluk heeft met een cultuurhistorische bijdrage van de Vrienden van Rottum). En dat voetveer komt er ook niet, want dat is in strijd met de wet. Het was een verkiezingsbelofte voor de bühne.

Telefonische inlichtingen kon ik niet krijgen, vertelde een receptioniste me bij de gemeente toen ik daar wel een poging toe deed. De lijst was wat te vroeg gepubliceerd, wilde ze nog wel kwijt. Twee gemeenteraadsleden vertelden me dat ze ook verbaasd hadden gestaan over de verkoopactie en dat achterliggend beleid tot nu toe ontbrak. Na een mail aan het college ontving ik eerst keurig een ontvangstbevestiging en later een ambtelijke mail zonder antwoorden op mijn vragen. Ik was benieuwd naar de overwegingen om de Kaap te verkopen. Drukt hij te zwaar op de gemeentelijke begroting? Of speelt vooral de angst mee dat het rijksmonument over enkele jaren weer voor veel geld verplaatst moet worden om niet in zee te verdwijnen? Rottumeroog wandelt nog steeds gestaag zuidoostwaarts, waardoor de bebouwing al eeuwenlang van tijd tot tijd aan de noordwestkant van het eiland moet worden gered. Dat ging vroeger al zo met de boerderijen van de voogd en in 1999 werd de Kaap al eens vierhonderd meter verplaatst.

Dat de Kaap acuut gevaar loopt ontkende wethouder Dijkhuis van Het Hogeland in januari 2020 na vragen uit de raad. Daar had hij ook gelijk in, maar hij staat al wel weer op de rand van het duin. Stevig verankerd tot zes meter in de bodem. Maar toch, het strand komt steeds dichterbij en op de langere termijn komt hij toch weer in het water te staan. Een nieuwe verplaatsing gaat weer veel geld kosten en discussie opleveren. De gemeente hoopt die verantwoordelijkheid nu blijkbaar te verkopen.

Erik de Graaf

PS: dit stuk stond in het decembernummer van De Kaap, het donateursblad van de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat. Dick Spijker zorgde voor de illustratie.


zaterdag 19 december 2020

Herleeservaring


Zelden herlees ik een boek, maar vier roze banden in mijn boekenkast stonden me er al dik 25 jaar toe te verleiden. Vier maanden geleden begon ik weer aan Jahrestage van Uwe Johnson. Driehonderdzesenzestig dagen uit het leven van Gesine Cresspahl, beginnend op 21 augustus 1967. Tot nu toe hield ik me steeds keurig aan mijn dagelijkse portie. Gisteren kon ik me voor het eerst niet inhouden en herlas ik alvast de dag van 19 december 1967 om de eerste band uit te krijgen.

Elke ochtend neemt Gesine Cresspahl de New York Times door. “In de afgelopen week zijn in Vietnam 2376 mensen beroepsmatig aan de oorlog gestorven”, leest ze op 15 september. In november ontvangt een echtpaar uit Chico in Californië een bodybag uit Vietnam met een vreemde man in plaats van hun gesneuvelde zoon. Op 13 december meldt de krant dat bijna 750 Amerikaanse soldaten wegens dienstweigering zijn veroordeeld. Tussen alle berichten door vertelt Gesine over haar leven in New York met haar achtjarige dochter Marie, die vroegwijs haar vinger legt op talloze onrechtvaardigheden in de Amerikaanse samenleving van de jaren zestig.

Kleine verhalen uit het dagelijks leven worden afgewisseld met grote verhalen uit het leven van de familie Cresspahl onder twee Duitse dictaturen in het fictieve stadje Jerichow in Mecklenburg. Gesine werd er op 3 maart 1933 geboren. Van Hitlers nationaalsocialistische dictatuur raakte de familie in het oosten van Duitsland in de communistische DDR-dictatuur verzeild. Vader Cresspahl werd na de Tweede Wereldoorlog als sociaaldemocraat burgemeester van Jerichow, maar viel al snel in ongenade en kwam om het leven in een Russisch kamp. In het echt kwam de vader van de schrijver niet anders aan zijn eind.

Het is een indrukwekkend boek. Onmogelijk na te vertellen na één keer lezen, na twee keer waarschijnlijk nog niet. Op elke dag kun je eindeloos kauwen en herkauwen. Toen ik er in augustus weer in begon wist ik niet dat er een Nederlandse vertaling in aantocht was, die nu her en der vijf sterren krijgt. Vandaag voel ik leegte, omdat ik gisteren al de negentiende december 1967 beleefde. Stom, het voelt bijna als verraad. Morgen verder met de twintigste. En dan weer netjes dag voor dag. Nog acht maanden.

Erik de Graaf

PS: In 2016 kwam ik op een fietsvakantie door Klütz in Mecklenburg, dat model staat voor Jerichow.

dinsdag 10 november 2020

Warffum Alert! naar de Raad van State


Warffum Alert! keert zich tegen de gaswinning vanuit de NAM-locatie in Warffum. Vanuit die put wordt al tientallen jaren gas gewonnen uit het Warffumerveld, een klein gasveld pal naast het grote Groningenveld. In april 2017 organiseerden we een demonstratie, waarop zo'n 400 mensen uit Warffum en omgeving met noodklokken en spandoeken optrokken naar een Open Avond van de NAM op de gaswinningslocatie net buiten het dorp. Een van de meegedragen leuzen op de demonstratie luidde "Warffum is woest!" De mensen waren de gaswinning en de schade door bodemdaling en aardbevingen beu. Er was bovendien veel ergernis over de arrogante houding van de NAM, die maar deed (doet) wat haar goeddunkt en abominabel communiceert. De Open Avond, waarvoor slechts beperkt was uitgenodigd, werd overigens in allerijl afgelast toen duidelijk werd dat we met honderden kwamen. 

 

Rechtbank in 2019

Sinds die demonstratie draven we van de ene juridische procedure naar de andere. In september 2019 vernietigde de rechtbank in Groningen de Omgevingsvergunning van de NAM voor de gaslocatie bij Warffum. De rechter stelde dat ten onrechte was verzuimd een Milieueffectrapportage (MER) op te stellen. Dat was een van de punten die Warffum Alert samen met Openluchtmuseum Het Hoogeland naar voren had gebracht tijdens de rechtszitting in januari 2019. Op een ander belangrijke eis kreeg Warffum Alert geen gelijk van de rechter: omdat op de gaslocatie gewerkt wordt met een sterk verouderd Winningsplan moet de gaswinning uit het Warffumerveld onmiddellijk worden gestaakt. De rechtbank achtte zich niet bevoegd over het Winningsplan te besluiten in een zaak die over de Omgevingsvergunning ging. Dat lag op een ander juridisch spoor.

 

Raad van State

We vierden onze gedeeltelijke overwinning in bescheidenheid. De NAM ging in beroep tegen de vernietiging van de Omgevingsvergunning. Ze achtte een MER juridisch niet noodzakelijk. Daarop besloot ook Warffum Alert in beroep te gaan. Het punt van het uit 2005 stammende en sterk verouderde Winningsplan willen we graag ook aan de Raad van State voorleggen. Onlangs ontvingen we de uitnodiging om op 1 december 2020 voor de Raad van State te verschijnen.

 

Beroepschrift tegen verouderd Winningsplan

Ondertussen startte Warffum Alert ook twee andere procedures op. In oktober 2019 stuurden we minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat een formele brief met het dringende verzoek om de gaswinning uit het Warffumerveld te stoppen op basis van veranderde omstandigheden (sinds de beving van Huizinge) en voortschrijdend inzicht. De minister wees dat verzoek af, omdat hij geen risico’s zag die de intrekking van zijn instemming met het Winningsplan rechtvaardigden. Na ons bezwaar op die afwijzing bleef de minister bij dat standpunt. Eind vorige maand diende Warffum Alert een beroepschrift in tegen die beslissing van de minister. Dat zal te zijner tijd door de rechtbank worden behandeld. Het aardige is dat we daarmee wel op het juridische spoor van het Winningsplan terechtkomen.

 

WOB-verzoek

In het voorjaar deden we een WOB-verzoek, een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur. Het zat ons dwars dat onduidelijk bleef waarom de NAM een in 2014 bij het Ministerie van EZK ingediend concept-winningsplan in 2019 weer introk. Uit de stapel ontvangen informatie maken we op dat het Ministerie er lang bij de NAM op aandrong om het Winningsplan te herzien. In februari 2018 mailde een ambtenaar van het Ministerie aan de NAM: “Warffum: niet eens met jullie voorstel. Er dient een volledige actualisatie van het winningsplan Warffum plaats te vinden”. Toch kreeg de NAM haar zin. In 2019 ging het Ministerie alsnog akkoord met de intrekking van het concept-winningsplan en met voortzetting van de gaswinning op basis van het verouderde Winningsplan. De reden van die omslag kunnen we niet achterhalen, omdat het Ministerie cruciale informatie achterhoudt. Zo zijn ons de adviezen van het SodM (Staatstoezicht op de Mijnen), TNO en de TCBB (Technische Commissie Bodembeweging) niet verstrekt. Overigens weten we wel dat de TCBB in zijn advies schreef dat de NAM onjuiste informatie opnam in het concept-winningsplan van 2014 en dat er wel degelijk risico’s zijn voor schade als gevolg van bodemdaling door gaswinning uit het Warffumerveld.

 

Decomplexen

Tenslotte werden we in de zomer verrast door de aankondiging van het “decomplexen” van de NAM-locatie in Warffum. Dat betekent dat een groot deel van de locatie wordt ontmanteld. De opslagtanks, een drooginstallatie en de fakkel zullen worden verwijderd. Dat is goed voor het wijde uitzicht vanaf de Oudendijk naar de Middendijk en de Waddendijk, maar een nadeel is dat de gaswinning vanuit het Warffumerveld wordt voortgezet. Het gewonnen gas gaat voortaan via een ondergrondse transportleiding naar de NAM-locatie in Grijpskerk. De vergunningsaanvraag is nog niet gepubliceerd. Opvallend is dat de NAM op haar site aankondigt een vrijwillige MER te doen. Dat vond ze tot nu toe onnodig.


Namens Warffum Alert,

 

Erik de Graaf


Persoonlijke noot: dit bericht stuurden we eerder deze week aan de bijna 400 ondertekenaars van een Zienswijze tegen de Omgevingsvergunning uit 2017. Het stond ook in het Warffumer glossy maandblad Op en Om de Terp. Het klinkt als ontzettend veel werk voor de mensen van Warffum Alert! Het leuke is dat vele handen hier licht werk maken.

vrijdag 30 oktober 2020

Ach, Nobby Stiles is overleden

Hij was zeker niet de beste voetballer aller tijden, maar wel een van mijn favorieten. Afgelopen week las ik zijn naam weer eens in de krant. In een artikel over kopballen en hersenschade. Vandaag bezweek hij na jaren van Alzheimer. Achtenzeventig jaar oud.

Nobby Stiles was de tandeloze stofzuiger van Manchester United en het Engelse elftal. Waarschijnlijk de meest verguisde wereldkampioen (1966) én Europa Cupwinnaar (1968). Toen ik na de door hem gewonnen WK-finale van 1966 (Engeland – West-Duitsland: 4-2 na verlenging) met wat verre neven in een plantsoen in Kloetinge een partijtje speelde wilde iedereen Bobby Charlton, Bobby Moore, Geoff Hurst of Martin Peters zijn, maar ik was Nobby Stiles. De plaatselijke veldwachter vreesde voor het rozenperkje, verbood ons daar te spelen en wilde mijn adres weten. In Vlaardingen, antwoordde ik op zijn vraag waar ik woonde, maar ik had net zo goed Manchester kunnen zeggen. In ieder geval vond de veldwachter het te ver om even bij mijn ouders langs te gaan. 

Nobby werd in mei 1942 als zoon van een doodgraver geboren in een arbeiderswijk in Manchester. Bij een ongeluk verloor hij zijn tanden en een deel van zijn gezichtsvermogen. De behandelende arts vroeg zich af of hij met zulk slecht zicht nog wel kon voetballen. Desondanks debuteerde hij op zijn achttiende in het eerste van United. Hij was een onvermoeibare draver op het middenveld. Meedogenloos, snoeihard, op het gemene af. Maar aan dat laatste kon hij lang niet altijd iets doen. Voor elke wedstrijd deed hij zijn gebit uit en zette hij zijn zware hoornen bril met jampotglazen af. Sommige bronnen beweren dat hij met contactlenzen speelde, maar gezien zijn speelstijl lijkt dat niet waarschijnlijk. Zijn bijziendheid dwong Nobby ertoe kort op de tegenstander en dicht op de bal te spelen. Het leek lang niet altijd zeker of hij de bal of de tegenstander (of gewoon allebei) zou raken. 

Nobby Stiles voldeed lang niet aan de criteria om een supervoetballer te worden. Hij was dat ook nooit in vergelijking met zijn roemruchte ploeggenoten als Bobby Charlton, Dennis Law of George Best. Maar Nobby was wel de onmisbare schakel op het middenveld voor zijn teams, die de wereldtop haalden. Een working class hero. Een tandeloze tijger, maar niet in de figuurlijke zin. 

Erik de Graaf

vrijdag 18 september 2020

Dienstweigeraars in de Lauwerpolder

‘In de zomer van 1947 werden 160 erkende gewetensbezwaarden tegen de militaire dienst ondergebracht in een kamp aan de Waddendijk bij Usquert. Ze moesten er helpen bij de oogst, maar hadden weinig talent voor landarbeid. Erik de Graaf, die werkt aan een boek over dienstweigeraars en deserteurs in de jaren 1946-1949, geeft ons alvast een voorproefje’. Zo wordt mijn artikel in het gisteren uitgekomen cultuurhistorisch tijdschrift Stad & Lande ingeleid.

Een fragment:

In het hele land waren er grote personeelstekorten in de oogsttijd. In vorige zomers waren al geïnterneerde NSB’ers, militairen en studenten in de landbouw ingezet. Het Ministerie van Oorlog wilde de dienstweigeraars onder voorwaarden onderbrengen bij het Bureau Oogstvoorziening van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Ze mochten niet meer verdienen dan de soldij van een dienstplichtig soldaat. Verder moest er 3 jaar lang in alle seizoenen voldoende werk voor hen zijn. De weigeraars moesten langer dienen dan de dienstplichtigen. Tenslotte moesten de dienstweigeraars in een kamp worden ondergebracht en, hoewel ze niet als gevangenen mochten worden beschouwd, het liefst zover mogelijk van de bewoonde wereld.

De Lauwerpolder leek de ideale locatie. Afgelegener was nauwelijks mogelijk, er was een groot tekort aan landarbeiders in Noord-Groningen en er stond al sinds 1940 een kamp voor de werkverschaffing op het land van boer Allert Elema. Twee lange houten barakken liepen in een V-vorm schuin naar elkaar toe. Er waren twaalf slaapzalen voor acht personen, zes woonkamers, een waslokaal en een ziekenzaal. De driehoek werd gesloten door twee kortere barakken met een doorgang in het midden. Links van de poort waren een magazijn, een centrale keuken en een woning voor de kampbeheerder. Rechts was de kantine. Tussen die twee kortere barakken stond een kantoor, waarop met grote letters ‘KAMP LAUWERPOLDER’ stond.

Eind mei 1947 opende het kamp zijn poort voor de dienstweigeraars. Van heinde en verre kwamen erkende gewetensbezwaarden naar Usquert. In open vrachtwagens werden ze van het station naar het kamp aan de Waddendijk gebracht. ‘Ver weg, afgelegen, uitgestrekt en kaal’, waren de eerste reacties na aankomst. In het kamp werden ze met vijftien man op een slaapzaal ondergebracht. Tot half juni werden er 160 dienstweigeraars verwacht. Veel meer dan de 96 werklozen waarvoor het kamp 7 jaar eerder was gebouwd.

Erik de Graaf

Hoe het afloopt kunt u lezen in Stad & Lande (jaargang 29, nummer 3, 3e kwartaal 2020) 3-8.

vrijdag 10 juli 2020

Ode aan Rottumerplaat


Rottumerplaat staat volop in de belangstelling. In de vorige Kaap schreven we over het dagboek van de vogelwachters Aaldrik Pot en Nicolette Branderhorst, die het eiland in het broedseizoen van 2019 bewaakten. Op de valreep konden we in januari nog een paar regels kwijt over het boek van een andere vogelkenner in het gebied. Vanaf 2011 bivakkeerde Barwolt Ebbinge vaak op Plaat, meestal samen met zijn vrouw Doortje Dallmeijer. In Rottumerplaat. Verboden eiland in de Waddenzee doet Barwolt verslag van de 435 dagen, die hij inmiddels op het eiland doorbracht. En Doortje, die we bijna alleen maar met camera kennen, zorgde voor de foto’s.

Het is een prachtig boek geworden, waarin uiteraard veel aandacht is voor alles wat vliegt. Van eidereend tot rotgans en van zilvermeeuw tot visdief. Zoals het een bioloog en vogelaar betaamd brengt hij ze allemaal onder in lijstjes aan het eind van het boek. Een kleine vijftig soorten heeft hij in de loop der jaren zien broeden op Rottumerplaat. Er komen zangvogels langs en roofvogels. Barwolt en Doortje komen na een bezoek van de slechtvalk nog dagenlang de resten van zijn slachtoffers tegen. In twaalf pagina’s met tabellen wordt de grote variatie aan waarnemingen duidelijk. Zijn wetenschappelijke achtergrond verraadt Barwolt niet, gelukkig. Maar nog mooier dan de tabellen zijn de talloze verhalen over het dagelijks leven op het verboden eiland, het eiland waar bijna niemand komt.

Veel aandacht is er ook voor de cultuurhistorie van Rottumerplaat en het Groninger Wad. Die begon eigenlijk pas halverwege de twintigste eeuw, toen Rijkswaterstaat en oude Noordwestplaat uitbouwde tot golfbreker voor de Groninger kust. Barwolt schrijft over stuifdijken, hoofdpuindammen en rijshoutschermen. Hij bezoekt de noeste eilandarbeiders van Rijkswaterstaat en laat hen vertellen over hun jaren op Plaat. Het plan was om Barwolt en Doortje uit te nodigen voor de donateursdag van de Vrienden van Rottum, maar dat is verhinderd door de coronacrisis. Hopelijk kunnen we die schade in de loop van 2020 of volgend jaar inhalen. Tot die tijd moet u het doen met de Ode aan Rottumerplaat in boekvorm. Zeer de moeite waard. Het is te koop bij iedere goede boekhandel.

Barwolt Ebbinge, Rottumerplaat. Verboden eiland in de Waddenzee (AtlasContact, 2020) ISBN 97-89-04503019-7; prijs 24,99 euro.

PS1:
Bovenstaande recensie schreef ik voor het juni-nummer van De Kaap, het donateursblad van de Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat. Vandaag (exact 49 jaar na de aankomst van Godfried Bomans op Rottumerplaat) werd het boek genomineerd voor de Jan Wolkers Prijs voor het beste Nederlandse natuurboek van 2020. We wensen Barwolt veel succes. 

PS2:
Bovenstaande foto maakte ik in 2016 van Barwolt op buureiland Rottumeroog.

zondag 7 juni 2020

In Gezondheid en Vrijheid


Het vorige nummer van Blad stond vrijwel geheel in het teken van 75 JAAR VRIJHEID. Al een jaar lang bereidde Nederland zich voor op de viering van het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ook in Noord-Groningen werden mooie plannen gesmeed. Zes uitgaanspagina’s telde ons vorige nummer met aankondigingen van lezingen, concerten, vrijheidsdisco’s, tentoonstellingen en herdenkingen tussen Zuidwolde en Zoutkamp en van de stad tot aan het Wad. Alles leek in april en mei 2020 te draaien om 75 jaar vrijheid.

Leek, want toen kwam Corona. Het virus rukte op van Azië naar Europa, naar Noord-Brabant en tot Groningen toe. Ineens stond de gezondheid voorop. Kinderen konden niet meer naar school, ouders moesten thuiswerken, ouderen mochten geen bezoek meer ontvangen. De festiviteiten rond 75 jaar bevrijding werden afgelast. Door alle voorbereidingen ging een streep. De strijd tegen het virus ging voor alles. Terecht.

Tot nu toe zijn we er in Noord-Groningen genadig van afgekomen, hoewel elke zieke en dode er natuurlijk één teveel was. Veel afgelaste evenementen worden in het najaar ingehaald. Andere zijn gewoon een jaar uitgesteld. Blad blijft in de komende nummers aandacht aan de Tweede Wereldoorlog besteden. Want inmiddels weten we dat GEZONDHEID en VRIJHEID de hoogste goederen zijn.

Erik de Graaf

PS: deze inleiding schreef ik in Blad, nr. 15. Een vervolg op het overzicht over 75 jaar bevrijding in het vorige nummer. Met ondermeer verhalen over een moord in Bierum en de afgelaste eindexamens van 1945. Blad is verkrijgbaar op vele plekken in Noord-Groningen. 

vrijdag 5 juni 2020

De Stasi-dominee

Op 5 januari 1982 woonde ik in Jena, een broeinest van “staatsvijandelijke hetze” in de DDR, een discussieavond in een kerkelijke Junge Gemeinde bij. Keine Moneten für Raketen (“geen poen voor raketten”) was het thema midden in de Koude Oorlog. Ik had blijkbaar het gevoel iets bijzonders bij te wonen. Een paar dagen later schreef ik in de trein naar huis een verslag, dat ik thuis keurig uittypte.

Ik beschreef de discussies van die avond op twee A-4’tjes en bewaarde ze keurig voor later. Tien jaar na mijn bezoek aan Jena stuurde Gerold Hildebrand me drie andere A4’tjes, die hij in het Stasi-archief over dezelfde discussie had gevonden. “Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig”, schreef de Stasi. “Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt”.

Door Hilli’s vondst kon ik twee verslagen van één avond met elkaar vergelijken. In mijn verslag lees ik dat de bijeenkomst geopend werd met een praatje over de bijbelse “van-zwaarden-tot- ploegijzers”-tekst. Dominee Konstantin Stanescu (zie foto) leidde de verdere discussies. Hij hield zelf een korte inleiding over defensie-uitgaven van de NAVO en het Warschau Pact, geïllustreerd met Finse cijfers, die weer van Brits onderzoek waren afgeleid. Het westen gaf veel meer uit bewapening dan het oosten, concludeerde Stanescu. Een lastige vergelijking, vonden anderen.

Halverwege de avond werd ineens een asbak geleegd. Geldinzameling voor Polen, het was tenslotte kort na het verbod van Solidarnosc in december 1981. “Munten en bankbiljetten vliegen over de tafel de asbak in”, lees ik in mijn verslag. “Twee meisjes nemen op zich dat er goederen gekocht worden en dat die ook in Polen terechtkomen. GEEN GELD VOOR DE MILITAIRE DICTATUUR, wordt er geroepen”.

Het werd laat. We bleven met een klein groepje achter. Ik beëindigde mijn verslag met het antwoord op een vraag aan Konstantin Stanescu of hij als dominee naar West-Duitsland zou mogen reizen. “Ja”, antwoordde hij, “maar dan moet ik gebruik maken van privileges die jullie niet hebben en dat wil ik niet.” Dat leek me consequent, een man naar mijn hart.

Maar helaas. Het Stasi-verslag dat ik tien jaar later onder ogen kreeg was geschreven door ene "Bartholomäus Runge" en dat bleek de schuilnaam te zijn van Konstantin Stanescu. De dominee dus als Stasi-informant. In het verslag gaf Runge, Stanescu dus, aan dat hij de jongeren duidelijk wilde maken dat de oorsprong van de wapenwedloop overduidelijk in het westen lag en dat de bewapening van het Warschau Pact een noodzakelijke inhaalslag was (Nachrüstung) om de Verenigde Staten militair bij te benen. Blijkbaar was dat niet goed door zijn publiek begrepen, want Stanescu meldde zijn kameraden teleurgesteld dat twee personen (volgens het verslag “buiten de orde om”) een protestbrief wilden schrijven, waarin ook ontwapening van het Warschau Pact werd geëist, eventueel zelfs eenzijdig.

Stanescu beschreef net als ik de actie voor Polen, maar zonder sympathie. Zijn doel was het informeren van zijn bazen over staatsvijandelijke acties, zoals dat in Stasi-jargon heette. De spion berichtte dat Ute HINKELDEY (de hoofdletters zijn van Stanescu) al contacten met Polen had en de opdracht kreeg de “Hilfsaktion zu konkretisieren”. Twee jaar later leerde ik Ute opnieuw kennen. Nu in West-Berlijn, nadat ze er na eindeloze pesterijen van de Stasi mee had ingestemd de DDR met haar gezin te verlaten. Over privileges gesproken.

Erik de Graaf

PS: dit stukje publiceerde ik ook in juni 2009 op deze blog. Ik moest eraan terugdenken door het bericht dat Thomas Auerbach, een van de oprichters van de Junge Gemeinde in Jena, deze week is overleden. Toen ik in januari 1982 in de JG was, woonde Thomas al lang en breed in West-Berlijn. Na tien maanden gevangenis was hij in september 1977 naar het westen "abgeschoben".

dinsdag 12 mei 2020

Executie van twee Duitse deserteurs


Acht dagen na de bevrijding klonken er Duitse schoten op een schietbaan op het Zeeburgereiland in Amsterdam. Het was een bizarre executie van twee Duitse deserteurs. Met medewerking van het Canadese militaire gezag. Vijfenzeventig jaar geleden.

Rainer Beck diende met tegenzin bij de Duitse marine. Zijn vader was sociaaldemocraat, zijn moeder joods. In 1936 werd hij van het gymnasium gestuurd, omdat zijn vader bij de nazi’s in ongenade was gevallen. Rainer ging varen, op vissersschepen. Niet militair, totdat zijn schip in 1941 met man en muis bij Hitlers oorlogsvloot werd ingelijfd. In Amsterdam bezocht hij regelmatig zijn zus, die in de jaren dertig naar Nederland was gevlucht en half legaal in de Achillesstraat in Zuid woonde.

In september 1944 kreeg Rainer Beck het bevel naar Duitsland terug te keren. Hij besloot in Amsterdam onder te duiken. Eerst bij de bovenbuurman van zijn zus. Later boven een kunsthandel in de Botticellistraat. Acht maanden lang, tot 5 mei 1945. Na de bevrijding wilde Rainer Beck zo snel mogelijk naar huis, naar zijn moeder in Duitsland. Om vaart in de procedure te krijgen meldde hij zich bij de Canadese militairen. Daar ontmoette hij Bruno Dörfer, een collega-deserteur.
De Canadezen brachten Beck en Dörfer naar een kamp aan de Hemweg in het westelijk havengebied. Daar waren 3000 Duitse mariniers geïnterneerd. Niet als krijgsgevangenen, maar als “surrendered enemy personnel”. Dat was niet volgens de regels van het Verdrag van Geneve, maar wel praktisch voor de Canadezen: de Duitsers zorgden voor zichzelf, zelfs voor hun eigen ontwapening. Alleen de commandanten mochten pistolen houden. Voor de orde in de troepen.

De Duitsers voelden er eerst niets voor om deserteurs in hun kamp toe te laten. Later wel onder voorwaarde dat ze mochten worden berecht. Op zondagochtend 13 mei 1945 stonden Beck en Dörfer tot hun verbijstering voor een Duitse krijgsraad. Duizenden Duitse soldaten zagen hoe marinerechter Wilhelm Köhn de deserteurs de huid vol schold en ter dood veroordeelde. “Aan het front kan men sterven, als deserteur moet men sterven”, schreef Hitler al in Mein Kampf.
Huh? De doodstraf voor twee Duitse deserteurs in Amsterdam? Acht dagen na bevrijding? Dit moest een film zijn, maar die verscheen pas in 1969 met Bud Spencer in een hoofdrol en met muziek van Ennio Morricone. Nee, dit was menens. Na de rechtszitting verzochten de Duitsers wapens voor de executie. Een verbaasde Canadees nam contact op met het geallieerde hoofdkwartier en ’s middags werden geweren met munitie geleverd. Bovendien kregen de Duitsers een jeep en een vrachtwagen tot hun beschikking. Dwars door de feestende stad werden Beck en Dörfer naar een schietbaan op het Zeeburgereiland gereden. Daar klonken tussen 17.40 en 17.45 uur vier schoten. Twee voor Bruno Dörfer en twee voor Rainer Beck. Twee Canadese militairen stonden erbij en keken ernaar. Ze moesten erop toezien dat de schutters na de terechtstelling keurig naar de Hemweg terugkeerden.

Köhn was tot zijn pensioen in 1967 rechter in Keulen. In 1973 kon hij volgens een West-Duitse rechtbank niet vervolgd kon worden. Wegens verjaring. Beck en Dörfer werden in 1996 postuum vrijgesproken. Denkt u woensdagmiddag even aan hen als het tegen kwart voor vijf even stil is?

Erik de Graaf

PS: de illustratie komt uit Der Spiegel (1997; nummer 20). Tien jaar geleden schreef ik ook al eens over Duitse deserteurs.

zaterdag 25 april 2020

"Verdwalende" Duitse vliegtuigen


Op 16 juni 1939 maakte de Bücker Jungmann WL-EXYU een noodlanding tussen Warffum en Den Andel op het land van boer Willemsen. Achter de Wilco, de Willemsen Conserven, op de plek waar nu de raspatat van Rixona wordt gemaakt. Het was een Duits militair vliegtuigje, dat blijkbaar een verkenningsvlucht boven Noord-Nederland had gemaakt. Burgemeester Hoen en de veldwachter Kuilder van Warffum namen onmiddellijk poolshoogte. Het ging om een oefenvlucht van een onervaren piloot, zo was het verhaal. Hij was verdwaald en moest zijn vliegtuig uit brandstofgebrek aan de Warffumer grond zetten.

De familie Willemsen was er snel bij. De kans om op eigen land met een Duits vliegtuig op de foto te gaan lieten ze zich niet ontnemen. Logisch, want wanneer landt er nu een vliegtuig op je land? De Bücker Jungmann was overigens te zwaar beschadigd om op eigen kracht naar Duitsland (toen nog Duitschland) terug te vliegen. Het vliegtuig werd gedemonteerd en per vrachtwagen naar Nieuwerschans vervoerd. Vandaar ging het vliegtuig met de trein het laatste stuk terug naar Duitsland. Het Nieuwsblad van het Noorden berichtte er over.

De noodlanding in Warffum werd pas landelijk nieuws toen vier dagen later weer een verdwaald Duits legervliegtuig een noodlanding in Noord-Groningen maakte, nu achter houthandel Nanninga bij Middelstum. Dit keer kwam de machine beter terecht, want na een kwartier wilde de 22-jarige piloot F. Jacobs uit Oost-Pruisen alweer opstijgen. Dat lukte niet doordat tientallen toegestroomde Middelstumers in de weg liepen. Burgemeester Van Anken van Middelstum liet het toestel die nacht bewaken. De piloot moest voor ondervraging in Middelstum blijven. Hij vertelde te zijn verdwaald, ondanks alle kaarten die hij bij zich had. De volgende dag vertrok de Duitser vliegend alsnog met permissie terug “in die Heimat”.

Wat zochten die Duitse militaire vliegtuigen toch boven het neutrale Nederland? Als je de kranten uit die tijd doorspit bleken er nogal wat Duitse vliegtuigen te “verdwalen” in de laatste jaren voor de oorlog. In heel Nederland, maar ook opvallend vaak in het noorden. En dat terwijl verdwalen best lastig is met voortdurend zicht op de Waddenkust en het Duitse eiland Borkum aan de horizon. “Verdwalen” was blijkbaar de smoes waar de Nederlandse autoriteiten intrapten. In werkelijkheid ging het om spionage. Uit angst voor Hitlers oorlogszuchtige Duitsland werden de spionnen en hun vliegtuigen keurig aan de grens afgeleverd.

In de Beeldbank van de Groninger Archieven is met het zoekwoord “noodlanding” een aantal foto’s te vinden van gestrande Duitse verkenningsvliegtuigen. In Zijldijk poseerde de bevolking in 1937 naast een Duits vliegtuig met hakenkruis. Die noodlanding kende overigens een dodelijk slachtoffer doordat met een vleugel een 74-jarige fietser uit Oosteinde werd geraakt. Menze Schoonveld was een vroeg slachtoffer van de Duitse expansiezucht op Nederlands grondgebied.

Erik de Graaf

PS: De foto van de familie Willemsen bij Warffum kreeg ik al in 2010 toegestuurd. Door een blog van Warffumer Erik Kooima heb ik hem weer eens opgezocht.

zondag 19 april 2020

De bevrijding van Noord-Groningen


Vijf jaar duurde de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger het land binnen. Bij de Grebbeberg, op vliegveld Ypenburg bij Den Haag en op de Afsluitdijk werd hard gevochten. Op 14 mei 1940 bombardeerde de Duitse luchtmacht Rotterdam om Nederland tot overgave te dwingen. Noord-Groningen was al op 11 mei 1940 door Duitse troepen bezet.

Er volgden vijf jaar van bezetting, onderdrukking, discriminatie, vervolging, vernietiging, verraad, verzet, onzekerheid en dood en verderf. Vanaf 1944 kwam er een kentering in de oorlog. Vanuit het oosten rukten de Russen op en in het westen bevrijdden de Amerikanen, de Engelsen en de Fransen grote delen van Europa. In september 1944 werd het zuiden van Nederland bevrijd, maar het zou nog tot mei 1945 voor heel Nederland vrij was.

In april 1945 trokken Canadese troepen vanuit Eelde, Paterswolde en Haren naar het noorden. De stad Groningen werd op 16 april 1945 bevrijd. Via twee routes rukten de Canadezen op richting Delfzijl. Dat ging niet zonder slag of stoot. Vooral bij Wagenborgen, Spijk, Holwierde, Appingedam en Delfzijl stuitten de bevrijders op hevige Duitse tegenstand. Bij zware gevechten kwamen tientallen soldaten en burgers om het leven en werden veel plaatsen zwaar beschadigd. Het duurde nog tot 2 mei voordat Delfzijl als laatste gemeente op het vasteland van Nederland werd bevrijd. Drie dagen later mei capituleerde Duitsland. Op 5 mei 1945 was Nederland weer vrij!

Dit jaar wordt weer uitgebreid stilgestaan bij vijfenzeventig jaar bevrijding. Blad vroeg alle historische verenigingen in de gemeenten Groningen, Het Hogeland, Loppersum, Appingedam en Delfzijl om een bijzondere, historische foto te sturen van de bevrijding van hun woonplaats. Met daarbij een beschrijving van die bijzondere gebeurtenis. De redactie van Blad maakte van alle verhalen één geheel voor dit themanummer. De bevrijding van Noord-Groningen kan niet vaak genoeg verteld worden.

Erik de Graaf

PS: deze inleiding schreef ik voor het themanummer over 75 jaar bevrijding van Blad voor Noord-Groningen. Met de verhalen van oor- en ooggetuigen  (klik hier voor een voorbeeld) van de opmars van Groningen naar Delfzijl. Blad is verkrijgbaar in de betere krantenkiosk, boekhandel en supermarkten. Wees voorzichtig en houd afstand! 

20 april 1945: de Bevrijding van Uithuizen

Voor Blad voor Noord-Groningen tekende ik het onderstaande verhaal over de bevrijding van Uithuizen op uit de monden van de gebroeders Henk en Frits Middendorp:


"Ongeveer veertien dagen voor de bevrijding verschansten de Duitsers zich in onze boerderij tussen Lage van de Weg en Uithuizen. Blijkbaar woonden we strategisch gunstig. Ze hadden hun wapens en munitie in ons washok in de schuur opgeslagen. Ze sliepen in de koestal, vlak achter de koeien was het warm.

Het was vrijdag 20 april 1945, mooi weer. Onze moeder had ’s morgens wasgoed aan de lijn gehangen. Tegen half negen hoorden wij dof gerommel: de tanks kwamen uit Usquert. Wij wisten eerst niet wat het was. Even later kwam koppelbaas Douwe Pol uit Lage van de Weg fietsen: “Jullie moeten zorgen dat je weg komt”, riep hij tegen ons, “de tanks komen er aan”. Moeder haalde nog gauw de was van de lijn; één onderbroek vergat ze. Ze legde het op een stapeltje op het gaskastje. Toen zijn wij allemaal, onze ouders en zeven kinderen, vier evacuees en de melkknecht Jan Brugge in de rommelsloot achter het erf gekropen.

Het wachten begon. De Canadese tanks waren intussen aangekomen en hadden met vijf tanks bij Bovenhuizen stelling genomen. Het duurde niet lang of de kogels floten over ons heen. Onze jongste broer lag bij moeder op schoot te huilen. Jan Brugge zette een emmer zonder bodem op zijn hoofd.

De Duitsers hebben ongeveer twee uur weerstand geboden. Toen zijn ze er vandoor gegaan. Door het land en de polder zijn ze naar de zeedijk gevlucht. Onze vader is met drie Canadezen en iemand van de ondergrondse de boerderij ingegaan. Daar troffen ze op twee plekken brand aan. Ook het wasgoed op het gaskastje brandde. Ze waren er net op tijd bij om een gasexplosie te voorkomen. Aan de waslijn hing nog mijn onderbroek. Eerst schoten de Canadezen meerdere keren door mijn onderbroek en daarna schoten ze de waslijn kapot. Mijn onderbroek is een tijdje als “kogelbroek” door het leven gegaan.

Toen het sein veilig was gegeven, kropen we uit de sloot om naar de Shermantanks te gaan kijken. Een tijdje later reden ze door naar het dorp".

Met dank aan Henk en Frits Middendorp

zaterdag 21 maart 2020

... en aan de kusten stijgt de vloed


In de herfst van 1919 bracht Kurt Pinthus zijn expressionistische bloemlezing Menschheitsdämmerung ("de schemering van de mensheid") uit. De inmiddels honderdjarige bloemlezing geldt tot op de dag van vandaag als standaardwerk van het Duitse literaire expressionisme. De bundel was niet alleen in literair opzicht een hoogtepunt. Het werk ging van hand tot hand in het Duitsland van vlak na de Eerste Wereldoorlog en kreeg al snel een cultstatus. Het was “één felle, verwilderde, letterlijk hartverscheurende kreet om de redding der mensheid, der wereld”, schreef de Nederlandse dichter Hendrik Marsman in 1929.

Pinthus’ bloemlezing presenteerde 23 expressionistische dichters. Zes van hen maakten de publicatie niet meer mee. Vier dichters waren al in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld. Anderen maakten de gruwelen van de loopgravenoorlog van dichtbij mee. Menschheitsdämmerung is de poëtische verwerking van de Eerste Wereldoorlog, kun je stellen. Of een "abschliessendes Dokument dieser Epoche", zoals Kurt Pinthus in 1922 in een nawoord bij de zoveelste herdruk schreef. 

In april 1987 kocht ik de bundel voor tweeëneenhalve plastic mark in Dresden, dat toen nog in de DDR lag. Ik las het eerste gedicht en was van slag. Het was al in 1910 geschreven door de drieëntwintigjarige Jakob von Hoddis en verscheen in januari 1911 voor het eerst in een Berlijns tijdschrift.

Weltende

Dem Bürger fliegt vom spitzen Kopf der Hut,
In allen Lüften hallt es wie Geschrei.
Dachdecker stürzen ab und gehn entzwei
Und an den Küsten – liest man – steigt die Flut.

Der Sturm ist da, die wilden Meere hupfen
An Land, um dicke Dämme zu zerdrücken.
Die meisten Menschen haben einen Schnupfen.
Die Eisenbahnen fallen von den Brücken.

Het is alsof Jakob von Hoddis alle ellende al in 1910 voorvoelde. Voor de militaire dienst was de dichter enkele jaren later ongeschikt. Al voor de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 werd hij psychiatrisch behandeld. Een groot deel van zijn leven bracht Von Hoddis in psychiatrische inrichtingen door. Verward, totaal van de kaart. In 1933 werd hij opgenomen in een joodse inrichting in de buurt van Koblenz, precies daar waar vanaf 1940 alle joodse “zenuwzieken” uit het Derde Rijk centraal werden ondergebracht. In 1942 werd hij door de nazi’s in een concentratiekamp vermoord. Sobibor werd Jakob von Hoddis' persoonlijke Weltende.

Erik de Graaf

PS: in december 2009 schreef ik een stukje over Von Hoddis op mijn blog. Vandaag werd ik eraan herinnerd door de digitale boekentafel van boekhandel Godert Walter in Groningen. De sfeer van het gedicht past mooi (nou ja, mooi?) bij de crises van vandaag de dag.

zondag 8 maart 2020

Met de Lawoe naar Nederlands-Indië


In mei 1900 monsterde de twintigjarige Marten Toonder, de latere vader van de schrijver en striptekenaar, aan op het stoomschip Lawoe van de Rotterdamse Lloyd. De bestemming was Nederlandse-Indië. Toonder was zo goed als analfabeet, omdat hij van zijn tiende tot zijn negentiende uit pure armoede als knecht op Rottumeroog werkte. En daar was geen school. In 2015 publiceerde ik een boek over Toonder senior, die uiteindelijk kapitein op de Rotterdam Zuid-Amerika Lijn werd en door zijn prachtige verhalen in feite de geestelijke grootvader van Olie B. Bommel en Tom Poes.

Onderstaande stuk komt vrijwel letterlijk uit mijn boek:

De koloniale kwestie had voor Marten Toonder altijd ver van zijn bed gestaan. Dat veranderde toen hij na weken volle zee eindelijk weer land in zicht kreeg. De eerste stop van de Lawoe was op Sumatra. In de haven van Padang was het een drukte van belang. Toonder stond verbaasd te kijken hoe grote, bruine kerels met kettingen aan de voeten als slaven de nieuwe bunkerkolen aan boord brachten. Het waren criminelen, vertelde matroos Steinziek, maar Toonder kreeg er een onbehaaglijk gevoel van.
Na vertrek uit de haven van Padang begon Toonder over zijn eerste ervaringen met het kolonialisme te praten. Tijdens de etappe naar Tanjung Priok op Java hadden ze voorlopig de laatste rustige dagen, waarop naast kleine onderhoudsklussen nog rustig gekletst kon worden. Steinziek en Nieuwstraten verklaarden de koloniale verhoudingen op hun manier. De inlanders konden niet lezen en schrijven en waren geen christenmensen, maar dat overtuigde Toonder niet. Hij kon zelf ook nauwelijks lezen en schrijven en of hij een christenmens was, vroeg hij zich ook weleens af. 
Taco Doorenbos schoot hem te hulp. ’Wij zijn christenmensen’, sprak hij schamper. ‘Moet je maar eens zien hoe wij die kettinggangers behandelen, als beesten.’ Die misdadigers waren volgens hem gevangen genomen omdat ze tegen de Nederlandse kolonisator in verzet waren gekomen. Nieuwstraten was opnieuw verontwaardigd over de opstandige taal van de stuurmansleerling. ‘Ik dacht nog wel dat je de zoon van een dominee was’, mopperde de kwartiermeester. Er ontstond een felle discussie over kolonialisme, waarbij Taco ook Multatuli in stelling bracht.


De volgende dag legde Taco tijdens het eten zijn ideeën over de koloniale kwestie uit. Ze waren op dat moment voor Toonder opzienbarend, later vond hij ze tam en conservatief. Taco sprak over democratie en medezeggenschap, maar zelfbestuur en onafhankelijkheid kwamen ook in Taco’s woordenboek niet voor. ‘Ze zouden hier alleen maar idealisten heen moeten sturen’, ging Taco door, ‘dokters, onderwijzers, ingenieurs… Maar nee, dat brengt geen geld op’.
In zijn schaarse vrije uren verkende Toonder de Indische havensteden. Op de markt in Tanjung Priok voelde hij zich thuis tussen de Javaanse bevolking als hij in de middagpauze een Chinese rijstschotel at om even aan de snert en de grauwe erwten te ontsnappen. Terug op het schip sprong hij uit zijn vel van woede toen hij zag dat Nieuwstraten in het ruim een koelie schopte. Marten voelde dat hij zelf nog maar kort geleden uit een soort slavernij was bevrijd en zag de koelies als lotgenoten.

Erik de Graaf

PS: mijn boek “Marten Toonder senior. Van eierzoeker tot zeekapitein” (2015) is inmiddels schaars, maar nog wel verkrijgbaar. 

zondag 1 maart 2020

Vogelwachtersdagboek op Rottumerplaat


Onbewoonde eilanden spreken altijd tot de verbeelding. Schrijver Daniel Defoe liet zijn Robinson Crusoe al in 1719 na een schipbreuk aanspoelen en Annie M.G. Schmidt liet Leen Jongewaard er in “Ja zuster, nee zuster” over zingen: “zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd”. De eenzaamheid van het onbewoonde eiland kan ook bewust worden opgezocht. Over de avonturen van Godfried Bomans en Jan Wolkers op Rottumerplaat praten we al bijna een halve eeuw na. Vorig jaar november verscheen in het kader van de campagne Nederland Leest een bundel over de liefde van Wolkers voor de natuur. Daarin zijn fragmenten van zijn Groeten van Rottumerplaat uit 1971 opgenomen.

Op dezelfde eerste november van 2019 presenteerden Nicolette Branderhorst en Aaldrik Pot een veel dikker Vogelwachtersdagboek over het leven op een onbewoond eiland. De titel Terug naar Rottumerplaat suggereert een terugkeer naar de tijden van Bomans en Wolkers, maar het blijkt een link naar de jeugd van Aaldrik. Hij groeide op in de straat Rottumerplaat in Delfzijl-Noord. Met zijn partner Nicolette droomde hij al jaren over leven op een afgelegen plek met zee en vogels, een plek waar de natuur het levensritme dicteert. Ze verlangden naar eenvoud, respect voor alle leven en een diepe verbondenheid met de natuur; zelfvoorzienend en zonder hebzucht. Daarmee trokken ze in het voetspoor van de negentiende-eeuwse dichter en filosoof Henry David Thoreau en de Noorse “deep-ecology”-filosoof Arne Næss (1919-2009). Dat Aaldrik en Nicolette vier maanden als vogelwachters naar het onbewoonde Rottumerplaat konden was een schot in de roos.

Terug naar Rottumerplaat is een prachtig boek geworden. In woord en beeld doen Aaldrik en Nicolette verslag van hun leven en werken op Rottumerplaat. Dagelijks inventariseren ze de baltsende, broedende en langstrekkende vogels op het eiland. Achterin het boek staat een vogellijst met 138 soorten, die ze in vier maanden waarnamen: van Aalscholver tot Zwartkopmeeuw en bijna het hele alfabet daartussen. De vogelwachters hebben veel aandacht voor de scholeksters, die in het kader van het CHIRP-onderzoek op Rottumerplaat geringd werden om ze nog jarenlang te kunnen monitoren. Maar de enige eilandbewoner met een naam is de eidereend Gretha, die de harten van de vogelwachters veroverde door de trouwe toewijding in de broedperiode en de verzorging van de kuikens. Ook insecten worden nauwkeurig bestudeerd, evenals de zeehonden op en rond het eiland. De fauna én de flora worden prachtig in beeld gebracht in de honderden foto’s.

Helaas zijn er ook zorgelijke ontwikkelingen op het eiland. Tientallen vliegtuigjes scheerden in het broedseizoen laag over het eiland. Misschien wel om Pokémon-Go-locatie op het eiland te scannen. Bewaken is ook een taak van de vogelwachters, het zit al in de naam van de functie. Daarnaast waren de gevolgen van de containerramp van januari 2019 pijnlijk duidelijk zichtbaar. Hoewel ze geen “vuilwachters” zijn ruimden ze grote hoeveelheden plastic producten op. Om moedeloos van te worden, schrijven ze. Goed dat ze er nog eens de aandacht op wijzen. Dat kan niet vaak genoeg gebeuren.  

Liever richten we onze aandacht weer op de natuur op het eiland. Terug naar Rottumerplaat is een heerlijk blader- en leesboek. Een verslag van de mens in de natuur en een welkome aanwinst op de boekenplanken van Rottumvrienden.

Erik de Graaf

PS: ik schreef deze recensie in december 2019 voor De Kaap, het donateursblad van de Stichting Vrienden van Rottumeroog en Rottumerplaat. De foto van de zwerm scholeksters is gemaakt door Aaldrik Pot, op dag 110 van Aaldrik en Nicolette op Rottumerplaat. 

Aaldrik Pot en Nicolette Branderhorst, Terug naar Rottumerplaat. Vogelwachtersdagboek (Uitgeverij kleine Uil, Groningen, 2019) 240 pagina’s; ISBN: 9789493170025; 29,95 euro.