donderdag 18 mei 2017

Jena, DDR - 5 januari 1982


Om twee voor twaalf kreeg ik gisteravond een sms uit Berlijn. "Blase is overleden", las ik. Scheisse, dacht ik en ik sliep er onrustig van. Peter Rösch. Spitzname: Blase (op een oude foto uit 1983 in het West-Duitse Mutlangen; met rechts Roland Jahn). Hij werd 63. Veel te jong om te sterven. Moe en verdrietig redde ik me vandaag door de dag. Met warme herinneringen aan een goed mens. Ik schreef ooit een blog over zijn arrestatie in 1981 en de daaropvolgende dood van zijn vriend in de Stasi-gevangenis. Ruim vijfendertig jaar geleden leerde ik Blase in Jena kennen. Het was een gedenkwaardige avond.

Op 5 januari 1982 woonde ik in Jena, een broeinest van “staatsvijandelijke hetze” in de DDR, een discussieavond in een kerkelijke jongerengroep bij. Keine Moneten für Raketen (“geen poen voor raketten”) was het thema midden in de Koude Oorlog. Ik had blijkbaar het gevoel iets bijzonders bij te wonen. Een paar dagen later schreef ik in de trein naar huis een verslag, dat ik thuis keurig uitwerkte. Ik beschreef de discussies van die avond op twee A4’tjes en bewaarde ze keurig voor later. Tien jaar na mijn bezoek aan Jena stuurde Gerold "Hilli" Hildebrand me drie andere A4’tjes, die hij in het archief van de Stasi over dezelfde discussie had gevonden. “Tijdens de avond was ook een Hollander aanwezig”, schreef de gevreesde geheime dienst. "Von diesem war nur der Vorname Erik bekannt”.

Door Hilli’s vondst in de Stasi-archieven kon ik twee verslagen van één avond met elkaar vergelijken. In mijn verslag lees ik dat de bijeenkomst geopend werd met een praatje over de bijbelse “van-zwaarden-tot- ploegijzers”-tekst. Dominee Konstantin Stanescu leidde de verdere discussies. Hij hield zelf een korte inleiding over defensie-uitgaven van de NAVO en het Warschau Pact, geïllustreerd met Finse cijfers, die weer van Britse cijfers waren afgeleid. Het westen gaf veel meer uit bewapening dan het oosten, concludeerde Stanescu. Een lastige vergelijking, vonden anderen.

Halverwege de avond werd ineens een asbak geleegd. Geldinzameling voor Polen, het was tenslotte kort na het verbod van Solidarnosc in december 1981. “Munten en bankbiljetten vliegen over de tafel de asbak in”, lees ik in mijn verslag. “Twee meisjes nemen op zich dat er goederen gekocht worden en dat die ook in Polen terechtkomen. GEEN GELD VOOR DE MILITAIRE DICTATUUR, wordt er geroepen”. Het werd laat. We bleven met een klein groepje achter. Ik beëindigde mijn verslag met het antwoord op een vraag aan Konstantin Stanescu of hij als dominee naar West-Duitsland zou mogen reizen. “Ja”, antwoordde hij, “maar dan moet ik gebruik maken van privileges die jullie niet hebben en dat wil ik niet.” Dat leek me consequent, een man naar mijn hart.

Maar helaas. Het Stasi-verslag dat ik tien jaar later onder ogen kreeg was geschreven door de Stasi-informant Konstantin Stanescu. De dominee dus. In het verslag gaf Stanescu aan dat hij de jongeren duidelijk wilde maken dat de oorsprong van de wapenwedloop overduidelijk in het westen lag en dat de bewapening van het Warschau Pact een noodzakelijke inhaalslag was (Nachrüstung) om de Verenigde Staten militair bij te benen. Blijkbaar was dat niet goed door zijn publiek begrepen, vond hij, want Stanescu meldde zijn kameraden teleurgesteld dat twee personen (volgens het verslag “buiten de orde om”) een protestbrief wilden schrijven, waarin ook de ontwapening van het Warschau Pact werd geëist. Eventueel zelfs eenzijdig.

Stanescu beschrijft net als ik de actie voor Polen, maar zonder sympathie. Zijn doel was het informeren van zijn bazen over staatsvijandelijke acties, zoals dat in Stasi-jargon heette. De spion berichtte dat Ute HINKELDEY (de hoofdletters zijn van Stanescu) al contacten met Polen had en de opdracht kreeg de “Hilfsaktion zu konkretisieren”. Twee jaar later leerde ik Ute opnieuw kennen. Nu in West-Berlijn, nadat ze er na eindeloze pesterijen van de Stasi mee had ingestemd de DDR met haar gezin te verlaten. Over privileges gesproken.

Erik de Graaf

Geen opmerkingen: