zaterdag 22 september 2018

Het schoonschrift van Gesina


Een paar jaar geleden werkte ik me een weg door een stapel schriften van Klaas Guitje van Dijk en zijn zoon Guitje Klaassen, twee opeenvolgende voogden van het eiland Rottumeroog tussen 1834 en 1908.  Ze schreven over het planten van helmgras op het eiland, over de strandvonderij en over het houden van schapen. Ook vond ik een stapel schoolschriften van de kinderen van de laatste voogd Van Dijk. In het Schoonschrift van dochter Gesina las ik brieven, opstellen en keurig netjes overgeschreven volksverhalen en gedichten. Steeds één pagina lang en meestal zonder eind. Zo ook Wie is de koning?

Toen koning Frits, in burgerdracht,
Eens met zijn groten ging ter jacht,
Was hij een eind vooruitgegaan,
En trof een snuggere landman aan – verbeeld je!

“Mijnheer!” - zoo sprak deze – “wees zo goed,
En zeg mij wie van gindse stoet
Is koning Frits? U kent misschien
De vorst; - ik zou hem graag eens zien”- wel zeker!

“Dat kan geschieden, goede man”,
Was Frederiks antwoord. “Volg mij dan.
Wij gaan erheen, dan merkt gij gewis.
Al spoedig wie de koning is” – natuurlijk!

Je kent toch wel de vaste wet,
Dat iedereen de hoed afzet
In ’s Vorsten tegenwoordigheid,
Uit eerbied voor zijn Majesteit?” - wel zeker!

Hier stopt het door Gesina overgeschreven gedicht. De clou hield ze voor zichzelf. Het was tenslotte een schrijfoefening. Bij het Meertens Instituut vond ik de afloop. Het was een mop over de Pruisische koning Friedrich II uit de achttiende eeuw. Samen met de boer wandelde Frits naar de jagers, ging het gedicht verder. Behalve Frits nam iedereen zijn hoed af. De boer wist niet waar hij kijken moest. De laatste niet door Gesina opgeschreven regels luidden: 

Als Frits zich tot de boer nu wendt en vraagt of
Hij de vorst al kent, is het antwoord
Van de snuggere Hein:
Een van ons beiden moet het zijn!

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde "schoonschrift in helmgras". Bekijk de hele serie Op verkenning door Het Hogeland.

Geen opmerkingen: