dinsdag 28 september 2010

Petitie tegen CO2-opslag

Kolencentrales stoppen”, zag ik anderhalve week geleden op een groot spandoek in het centrum van het Duitse Aken. Vandaag zag ik in de Groningse Eemshaven hoe, tegen alle gezond verstand in, twee kolencentrales uit de grond worden gestampt.

Voor het CO2-probleem wordt een onzekere oplossing gekozen. Ondergrondse CO2-opslag in Groningen en Drenthe. Voor wat in Barendrecht niet lukte door massale protesten van de bevolking wordt nu middels een “brede maatschappelijke discussie” in het noorden draagvlak gezocht. Geen discussie met open vizier, want de organisatoren, waaronder grote energiebedrijven, zijn tegelijkertijd de pleitbezorgers van de ondergrondse CO2-opslag.

Tijd voor een kritische blik, zoals van de Vereniging Zuivere Energie, Co2ntramine of Greenpeace. Of voor ondertekening van een PETITIE. Laten we kappen met kolencentrales. Dat is niet de enige, maar wel een belangrijke stap naar de oplossing van ons zelfveroorzaakte CO2-probleem.

Erik de Graaf

zondag 26 september 2010

Ceausescu even op het verkeerde been gezet

Treinend, bussend, liftend en lopend reisde ik in 1980 van Wenen via Hongarije, Roemenië en Bulgarije naar Griekenland. Het was niet mijn eerste Oost-Europa-ervaring, maar Zuidoost-Europa was toch andere koek. Roemenië bereikte ik half september 1980 per trein vanuit Hongarije. De eerste Roemeense stad was Oradea. Ik stapte uit de trein, zwaaide nog naar een treinwagon Poolse medereizigers en liep de stationshal in. Vanuit de geordende “vrolijkste barak van het socialisme”, zoals Hongarije vaak genoemd werd, was het wel even wennen in Roemenië.

Mensen krioelden door elkaar, waren vaak een slag donkerder dan in Hongarije. Dit waren Roma, wist ik, de zigeuners waarvoor veel Hongaren me in de afgelopen dagen hadden gewaarschuwd. “Pas op, ze stelen als de raven”, werd me in het oor geknoopt. Ik voelde me onzeker in die overvolle en smerige stationshal, controleerde steeds weer of mijn portemonnee nog in mijn achterzak zat. Toen ik het bord met de vertrektijden van de trein naar Cluj-Napoca zocht schoten twee mannen me te hulp. Ze wezen me mijn treintijd, brachten me naar perron 4 en probeerden ondertussen te achterhalen vanwaar ik kwam en waarheen ik ging. Bij het afscheid vroegen ze me of ik sigaretten had, westerse wel te verstaan. Die had ik niet. Ik kreeg een hand bij het afscheid.

De trein stond al klaar. Een dubbeldekker, die dienst deed als boemel naar Cluj. Ik wurmde me met mijn rugzak door het nauwe trapgat naar beneden en vond de laatste zitplaats. Naast me zat een vrolijke, dikke zigeunerin van een jaar of dertig. Felgekleurde kleding, een rood-geel-groene hoofdoek en grote gouden oorbellen. Ik had het idee dat ik haar niets hoefde te vertellen, ze kende mijn toekomst allang. Toen de trein zich schokkend in beweging zette kwam er een oude vrouw in onze wagon staan. Ik stond op en wees haar mijn zitplaats. Verbaasd ging ze op mijn uitnodiging in, als dank kreeg ik een aai over mijn bol. Vriendelijk stelde ze me de bekende vragen: waar ik vandaan kwam en waar ik naartoe ging. Of ik alleen reisde en of ik getrouwd was. Na een paar stations stapten de vrouwen uit, maar betrad een compleet zigeunerorkest de trein. Ze speelden viool, accordeon en ze zongen. Aangeschoten, maar zuiver en melancholisch. Schitterend.

Ondertussen bewogen we ons voort door een fantastisch Transsylvanisch landschap. Bossen, bergen, idyllische dorpjes. Ik vroeg hoe het volgende station heette. Bratca. “Is er een camping?” – nee -. “Is er een hotel?” – nee -. Toch stapte ik uit. Om 16.08 uur op station Bratca. Even later stond ik alleen tussen de rails. De andere uitgestapte reizigers waren al in de maisvelden verdwenen. Ik liep naar het dorp. Er dromden twintig mensen om me heen, maar niemand wist waar ik kon overnachten. Dan maar een dorp verder, dacht ik, maar een paar honderd meter buiten het dorp wachtten twee mannen me op. “Kom maar met ons mee”, zeiden ze nu. In het dorp konden ze me niet uitnodigen, want de omgang met westerlingen was in Roemenië verboden. Ceausescu heerste nog met straffe hand, maar werd die dag op het verkeerde been gezet. Buiten het dorp, ver in de maisvelden, vierden we feest.

Erik de Graaf

maandag 20 september 2010

Kyteman swingt in Aken

“Hé Colin, ik speel bariton”, zei een jonge Duitse vrouw na afloop van het Kytemanconcert op de markt in Aken. “Heb je nog een baritonspeler nodig?”
Mister Kyteman Colin Benders antwoordde met een wedervraag: “Heb je morgen iets te doen?” De afspraak leek compleet. Ik ben benieuwd of er een dag later, op zondagavond, een bariton meeblies in het concert van Kytemans Hiphop Orkest op de Grote Markt in Brussel.

Het korte gesprekje leek me karakteristiek voor de werkwijze van het Hiphop Orkest. Spontaan, impulsief, open en uitnodigend. Alles kan, als het de verrukkelijke mix van rhythm & blues, rap, hiphop en free jazz maar ten goede komt. Vorig jaar september ging ik op uitnodiging van mijn zoons mee naar een Kytemanshow in Groningen. Aanvankelijk met reserve, maar al na de eerste klanken was ik verkocht.

Afgelopen zaterdag reisden we naar Aken voor een van de zeldzame concerten van het orkest. En we zagen dat een volle Markt eerst niet goed wist wat er gebeurde, maar vervolgens volkomen plat ging voor de anarchistische swing. Mooi te merken dat de nieuwe nummers net zo meeslepend klonken als het bekende werk. Genoten. En de Belg die de hele avond vlak voor me stond met zijn statief wordt vriendelijk bedankt voor zijn filmpjes.

Erik de Graaf

woensdag 15 september 2010

Onder palmen in het zuiden…

Waar zal eens je laatste rustplaats zijn? Tja, dat kun je niet altijd weten. Heinrich Heine leefde in zijn laatste jaren in Parijs, omdat hij in Duitsland niet zo geliefd was. “Onder palmen in het zuiden of onder linden aan de Rijn?”, vroeg Heine zich dichtend af.

Het werd er grofweg tussenin. Zijn laatste rustplaats vond hij op de begraafplaats van Montmartre in Parijs. In 1856 op 58-jarige leeftijd. Vanaf 1883 wordt hij vergezeld door Frau Heine, zoals zijn Mathilde op het grafmonument kortweg wordt genoemd. “Und so friert er nicht alleine”, schreef Wolf Biermann in 1979 in het gedicht Auf dem Friedhof von Montmartre.

In hetzelfde gedicht vertelt Biermann dat de nazi's zich tijdens de bezetting van Parijs ergerden aan de naam van de joodse schrijver op de Parijse begraafplaats. Regelmatig verwijderden ze zijn naam van het grafmonument, maar telkens werd hij er ’s nachts weer door Fransen opgeschreven. En nog steeds leggen ze verse bloemen.

Erik de Graaf

zondag 12 september 2010

Kartonnen grenswachters

“De DDR maakt gebruik van kartonnen poppen in de wachttorens langs de vrijwel ondoordringbare grens met West-Duitsland”. Dat maakte het West-Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken in het jaarverslag over 1985 bekend.

Op de honderden wachttorens langs de 1358 kilometer lange Duits-Duitse grens tussen de Oostzee en Tsjechoslowakije werden steeds vaker “kartonnen kameraden” gesignaleerd, terwijl de levende exemplaren een tiental kilometers oostelijker werden ingezet om potentiële vluchtelingen in de kraag te grijpen. De West-Duitse grenspolitie meldde in 1985 ook slechts dertig geslaagde vluchtpogingen van oost naar west (daaronder acht Oost-Duitse soldaten).

Aan de Oost-Duitse kant van de Duits-Duitse grens was een kilometersbrede zone, die niet vrij toegankelijk was en door levende grenssoldaten werd bewaakt. Een Oost-Berlijnse vriendin was afkomstig uit Teistungen in Thüringen, op enkele steenworpen afstand van de “innerdeutsche” grens bij Hessen. Zelf kon ze vrij eenvoudig op bezoek naar haar ouders, maar om haar vriend mee te krijgen was elke keer een lange procedure nodig. Spontane bezoekjes zaten er niet in, behalve als Thomas in de achterbak van de Trabant van zijn schoonvader het grensgebied in werd gesmokkeld. Met het risico dat hij als hij betrapt werd op verdenking van een vluchtpoging gearresteerd werd. Zover is het gelukkig nooit gekomen.

Erik de Graaf

zaterdag 11 september 2010

Bärbel Bohley is dood

Vanochtend is Bärbel Bohley op 65-jarige leeftijd overleden. Kunstenares en DDR-dissidente. De “moeder van de revolutie”, tegen wil en dank.

In de jaren tachtig maakte Bärbel deel uit van de Oost-Duitse oppositie tegen de communistische dictatuur. Tweemaal werd ze gearresteerd. De eerste keer op verdenking van contacten met de West-Duitse Groenen en andere vredesactivisten uit het buitenland. De tweede keer in de nasleep van een demonstratie, waaraan ze niet eens had meegedaan.

In september 1989 was Bärbel een van de oprichters van Neues Forum, de belangrijkste oppositiegroep in de vreedzame Oost-Duitse revolutie van 1989. Als woordvoerster werd ze het gezicht en zelfs de moeder van de opstand in de DDR genoemd, zeer tegen haar zin. Na de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 was ze teleurgesteld dat de aandacht van de meerderheid van de Oost-Duitsers snel afdwaalde van politiek naar consumptie.

Vanaf 1996 woonde Bärbel veel in Bosnië en Kroatië. Ze werkte mee aan het wederopbouwprogramma van de EU in Sarajevo en vestigde zich later aan de Kroatische kust ten zuiden van Split. Daar organiseerde ze met haar Bosnische man vakantieweken voor door oorlog en ellende getraumatiseerde kinderen uit het hele voormalige Joegoslavië.

Ik heb Bärbel in 1983 in Oost-Berlijn leren kennen, kort nadat ze voor het eerst uit de gevangenis was vrijgelaten. Sindsdien heb ik haar activiteiten soms van nabij, maar meestal via de media op de voet gevolgd. Sinds ik vanmiddag een mailtje over haar overlijden ontving zie ik haar afwisselend druk politiek discussiërend voor me, maar op mijn netvlies blijf ook altijd hoe ze, in het weekje dat ik met mijn gezin in haar kinderhuis aan de Adriatische Kust bivakkeerde, vol overgave en liefde haar rotsige tuin in een paradijs op aarde omtoverde.

Erik de Graaf
Lees een In Memoriam van de Robert Havemann Gesellschaft