vrijdag 31 oktober 2008

Mijn heimweefabriek

In de herfstvakantie heb ik nostalgisch gedaan in mijn geboortestad Vlaardingen. We logeerden met het hele gezin in het Nivonhuis in de straat waar ik van mijn twaalfde tot mijn negentiende woonde. Ik vertelde mijn kinderen over mijn verhuizing naar de Vossiusstraat in 1970.

Een keer gingen we op zondag naar het nieuwe huis. Terwijl mijn ouders bekeken wat er de volgende week nog geklust moest worden (op zondag mochten de handen natuurlijk niet uit de mouwen) keek ik vanuit de tuin naar een partijtje voetbal van mijn toekomstige buurjongens. Meedoen mocht niet van mijn ouders, wist ik. Ook daarvoor was het veel-te-veel zondag. En de zondag was niet voor leuke dingen voor jongens van twaalf.

Het partijtje voetbal zoog me wel aan. Eerst klom ik over het tuinhek om het beter te zien. Ik bekeek het en zag dat mijn nieuwe buurjongens het konden. Toen er een afzwaaiende bal in mijn richting kwam trapte ik hem keurig terug. Tien minuten later deed ik volop mee. Voor het eerst van mijn leven op zondag. En in mijn zondagse kloffie. Dit eerste partijtje in de Vossiustraat is me altijd bijgebleven als een belangrijk moment in mijn ontworsteling aan de saaie zondagen. Die ene bijzondere keer stonden mijn ouders het toe, de volgende keer konden ze het niet meer tegenhouden.

Van de week googlede ik de naam in van mijn oude buurjongen, waarmee ik indertijd voetbalde, maar met wie ik ook LP’s ruilde en naar concerten van Yes of Led Zeppelin in Rotterdam ging. Ik vond zijn weblog over Rusland met een emailadres. Mijn mail werd binnen een dag beantwoord. Grappig was dat hij met dezelfde gebeurtenis begon, maar dan gezien vanaf de andere kant van het tuinhekje: “Wij stonden met een paar jochies uit de buurt (Juul Sentges, André en Raymond Schippers) een beetje nieuwsgierig te kijken naar die nieuwe jongen in de straat. Je stond in het tuintje-in-aanleg (met een laag hekje). Je kreeg de bal voor je voeten, trapte die terug, en daarmee was het oordeel meteen geveld: hij kan voetballen!”

Erik de Graaf

Geen opmerkingen: