Voormalige Stasi-spionnen gaan steeds vaker in de aanval. Hun slachtoffers van de Oost-Duitse geheime dienst uit de DDR-tijd, maar ook kranten, uitgeverijen en historische instituten, worden aangeklaagd om te voorkomen dat hun eigen namen in de openbaarheid komen. Bijna twintig jaar na de val van de Muur eisen ze hun “recht op vergeving of vergeten” op.
Voor veel slachtoffers van de Stasi is de val van de Muur nog “slechts” twintig jaar geleden. Ze staan pas aan het begin van hun verwerkingsproces. Fritz Schaarschmidt werd tussen 1986 en 1989 het leven zuur gemaakt, nadat hij voor zijn hele gezin een uitreisvisum naar het westen had aangevraagd. Zijn vrouw bezweek onder de druk en sprong voor de trein. Nog niet zo lang geleden begon Schaarschmidt een website om zijn verhaal kwijt te kunnen. Onlangs ontvang hij een brief van een advocaat, die Schaarschmidt dwong de naam van een verantwoordelijke Stasi-man van zijn site te halen op straffe van 10.000 euro.
Ook kranten, uitgeverijen en televisieprogramma’s kampen met het probleem. Op het noemen van namen volgt onmiddellijk een dwangbevel. De juridische druk heeft al tot gevolg gehad dat gerenommeerde uitgeverijen uit voorzichtigheid namen van daders anonimiseren. Intussen heeft een rechtbank in Berlijn het een weekblad verboden de namen van een Stasi-spion te noemen en probeert een Stasi-echtpaar binnenkort voor een Hamburgse rechtbank voor elkaar te krijgen dat hun namen uit de voetnoten van een wetenschappelijke publicatie geschrapt worden.
Het moet niet veel gekker worden. De individuele verwerking van slachtoffers van het DDR-regime wordt door de juridische stappen verhinderd. Ze hebben blijkbaar niet het recht om de onderste steen boven te krijgen. De aanval van de voormalige Stasi-spionnen is ook een aanslag op de historische waarheidsvinding. Het recht om te weten hoe het verleden in elkaar stak is inhet geding.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten