Erich Kästner (1899-1974) dichtte in de wervelende jaren twintig van de vorige eeuw over provincialen (in het Duits: Landeier) in de grote stad Berlijn:
Sie stehen verstört am Potsdamer Platz.
Und finden Berlin zu laut.
Die Nacht glüht auf in Kilowatts.
Ein Fräulein sagt heiser: “Komm mit, mein Schatz”.
De trams piepen, de auto’s schreeuwen, de metro’s dreunen en de toeristen willen het liefst weer thuis zijn. Ze “stehn auf dem Potsdamer Platz herum, bis man sie überfahrt”.
Geallieerde bombardementen legden de halve Potsdamer Platz in puin. Na de bouw van de Berlijnse Muur op 13 augustus 1961 volgde de rest. Ruïnes moesten wijken voor mijnenvelden. De Potsdamer Platz werd het domein van Oost-Duitse grenstroepen, wanhopige vluchtelingen en onverschrokken konijnen.
Sarah Kirsch schreef in de jaren tachtig haar gedicht Naturschutzgebiet, waarin ze zich afvraagt hoe ze haar grootvader kan geloven, die ooit vertelde dat de Potsdamer Platz de “navel van de wereld” was:
Die weltstädtischen Kaninchen
Hüpfen sich aus auf dem
Potsdamer Platz
Wie soll ich angesichts dieser
Wiesen
Glauben was mir mein Groβvater
Sagte
Hier war der Nabel der Welt.
De Berlijnse Muur hield 28 jaar stand. Na 1989 heeft de woeste vlakte plaatsgemaakt voor een nieuwe verkeersader, geheel in de stijl van de 21e eeuw.
Erik de Graaf
Die weltstädtischen Kaninchen
Hüpfen sich aus auf dem
Potsdamer Platz
Wie soll ich angesichts dieser
Wiesen
Glauben was mir mein Groβvater
Sagte
Hier war der Nabel der Welt.
De Berlijnse Muur hield 28 jaar stand. Na 1989 heeft de woeste vlakte plaatsgemaakt voor een nieuwe verkeersader, geheel in de stijl van de 21e eeuw.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten