Om de paar jaar moet de vaargeul van de kleinste zeehaven van Nederland, in Noordpolderzijl, worden uitgebaggerd. De dynamiek van het Wad maakt baggeren noodzakelijk om garnalenvissers en pleziervaart de kans te geven van tijd tot tijd de schilderachtige haven te bezoeken.
In 2003 was dat misgegaan, doordat de gemeente de baggervergunning te laat had aangevraagd. Dat mocht geen tweede keer gebeuren, was indertijd de waarschuwing in de raad. Maar zie: zes jaar later is er weer gedonder. Eerst lukte het de gemeente ternauwernood de vergunningsaanvraag voor 1 december de deur uit te krijgen. Vervolgens kon pas eind maart met de baggerwerkzaamheden worden gestart, terwijl ze eigenlijk al in verband met het broedseizoen vóór 1 april moesten zijn afgerond. Eind maart verklaarde de wethouder dat de baggeraars een kleine week respijt kregen. Als de klus voor 5 of 6 april geklaard kon worden zou het ministerie van LNV de overtreding door de vingers zien.
Vandaag, bijna een maand na ingang van het broedseizoen, zag ik dat de baggerwerkzaamheden nog steeds in volle gang zijn. In het café wist men te vertellen dat de voorbereidingen zó lang hadden geduurd dat het echte baggeren pas ruim twee weken geleden was begonnen. Zo’n 20.000 kuub moet in totaal worden afgevoerd, per dag is ongeveer 400 haalbaar. Dat zal dus nog ruim acht weken duren. Midden in het broedseizoen. Mag dat zomaar? Kan dat nog steeds door de vingers worden gezien?
Ik ben heel erg vóór de toegankelijkheid van de haven van Noordpolderzijl. Baggeren is daarvoor noodzakelijk, maar dan wel op het juiste moment. Nu ophouden zou een flinke schadepost betekenen, ik hoorde iets over 200.000 euro. Ik snap best dat ze dat willen voorkomen, maar er zijn grenzen. Soms kosten bestuurlijke blunders nu eenmaal veel geld.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten