In de herfst van 1919 bracht Kurt Pinthus zijn expressionistische gedichtenverzameling Menschheitsdämmerung (de schemering van de mensheid) uit. De inmiddels tachtigjarige bloemlezing geldt tot op de dag van vandaag als hét standaardwerk van het literaire expressionisme, maar was niet alleen in literair opzicht een hoogtepunt. Het ging van hand tot hand in het Duitsland van vlak na de Eerste Wereldoorlog en kreeg al snel een cultstatus. Het was bovendien “één felle, verwilderde, letterlijk hartverscheurende kreet om de redding der mensheid, der wereld”, aldus de Nederlandse dichter Hendrik Marsman in 1929.
Pinthus’ bloemlezing presenteerde 23 expressionistische dichters. Zes van hen maakten de publicatie niet meer mee. Vier van hen waren al in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld. Anderen maakten de gruwelen van de loopgravenoorlog van nabij mee. Wereldberoemd werd het eerste gedicht uit de bloemlezing, geschreven door Jakob von Hoddis.
Weltende
Dem Bürger fliegt vom spitzen Kopf der Hut,
In allen Lüften hallt es wie Geschrei.
Dachdecker stürzen ab und gehn entzwei
Und an den Küsten – liest man – steigt die Flut.
Der Sturm ist da, die wilden Meere hupfen
An Land, um dicke Dämme zu zerdrücken.
Die meisten Menschen haben einen Schnupfen.
Die Eisenbahnen fallen von den Brücken.
Jakob von Hoddis overleefde de Eerste Wereldoorlog, maar bracht de rest van zijn leven, totaal van de kaart, grotendeels in inrichtingen door. Vanaf 1933 leefde hij in een joodse inrichting in de buurt van Koblenz, waar vanaf 1940 alle joodse “zenuwzieken” uit het Derde Rijk centraal werden ondergebracht. In 1942 werd hij door de nazi’s vermoord, hoogstwaarschijnlijk in Sobibor. Von Hoddis’ persoonlijke einde van de wereld.
Erik de Graaf
1 opmerking:
Interessante blog! Complimenten. Ik wil een link naar deze post graag opnemen in de nieuwsbrief die hoort bij mijn podcast over de Eerste Wereldoorlog: www.veertienachttien.nl
Tom Tacken
Een reactie posten