zondag 23 mei 2010

België-Nederland voor Indonesiëweigeraars


Zondagmiddag 16 april 1950, half drie. In Antwerpen wordt afgetrapt voor de vriendschappelijke voetbalinterland België-Nederland. Op het terrein van de speciale militaire strafgevangenis Fort Spijkerboor luisteren Indonesiëweigeraars naar het radioverslag van de Derby der Lage Landen.

Het spel golft op en neer, maar het blijft lang 0-0. In de 35e minuut arriveren 100 á 150 jongeren in de leeftijd van 18 tot 25 jaar op de fiets bij Fort Spijkerboor voor een solidariteitsdemonstratie. Vanaf de dijk zwaaien ze met rode vlaggen en zingen ze strijdliederen en de Internationale. “De gedetineerden hielden zich rustig op een 2-tal Indië-deserteurs na welke terug zwaaiden”, schreef de commandant van Fort Spijkerboor een dag later aan de minister van Justitie. Hoofdbewaarder Zielstra bracht de twee naar binnen.

De communistische jongeren wilden vanaf de dijk hun solidariteit met de Indonesiëweigeraars tonen. Bovendien hadden ze levensmiddelen en sigaretten voor de gevangenen bij zich, die ze echter niet mochten overhandigen. Nadat ze hierover een protestbrief hadden geschreven en afgegeven vertrok de stoet om tien voor vier per fiets verder naar Purmerend. Op datzelfde moment, in de 65e minuut van de wedstrijd, scoorde Albert de Hert van Berchem Sport de 2-0 voor België.

De twee terugzwaaiende Indonesiëweigeraars, Nico de Pater en Wil van Kempen, werden als vermeende aanstichters van de demonstratie bestraft met eenzame opsluiting in de strafgevangenis van Utrecht, terwijl de andere weigeraars hun straf in het “milde” Bankenbosch in Veenhuizen mochten uitzitten. Het kwam Justitie waarschijnlijk goed uit de twee “lastige” gedetineerden van de grote groep te kunnen isoleren. “Beide gedetineerden geven in de gemeenschap veel last i.v.m. hun politieke overtuiging en brengen andere gedetineerden in opspraak”, aldus de commandant. De Pater en Van Kempen kwam pas in juli 1952 vrij (zie foto).

De zeventigste editie van België-Nederland eindigde op die aprildag in 1950 in 2-0. Ondanks zijn doelpunt speelde Albert de Hert niet vaak meer voor de Rode Duivels. Belangrijker was wellicht dat hij misschien in 1951 als eigenaar van een Antwerpse sandwichbar de uitvinder was van het Broodje Martino, een pittige Belgische variant van de de Filet Américain.

Erik de Graaf

3 opmerkingen:

Egbert zei

Boeiende stukjes steeds, over de Indonesië-weigeraars. Een heel ander persepectief dan waar ik mee opgegroeid ben.
De politionele acties behoren bij ons tot de 'familie-folklore' (niet echt een gepast woord, misschien). Mijn vader was soldaat in Nederlands-Indië. Daar zijn veel foto's van en dat vonden mijn broers en ik allemaal razend spannend.
Mijn vader was en is er altijd vrij laconiek over geweest. Dan wees 'ie iemand aan en zei: die heeft het niet overleefd. En die ook niet.
Ik heb met 'm bij de graven gestaan op Java. Toen kreeg 'ie het wel te kwaad (vertelde 'ie naderhand - ik had er niks van gemerkt).
Hij heeft er verder gelukkig nooit last van gekregen.
Brieven die hij vanuit Nederlands-Indïe schreef zijn trouwens door zijn moeder (onder pseudoniem) gepubliceerd. Wáár precies, dat weet 'ie niet meer. Mijn oma was nogal pacifistisch ingesteld, dat moet haast wel een klein links blad zijn geweest. Ik heb nog een middag in het archief van De Groene gezocht - niks gevonden.

Erik de Graaf zei

Hoi Egbert,
de verhalen van de militairen die wel naar Indië gingen zijn net zo boeiend. Hun verwerking verloopt volgens vaste patronen. Zwijgzaam en laconiek, maar ondertussen. Deels zoals jij het ook van je vader beschrijft. Van kinderen van veteranen én van weigeraars hoor je altijd dat hun vader er zo weinig over vertelt (of verteld heeft). Dat is niet voor niets. Er werd indertijd ook slecht geluisterd.

Ben wel benieuwd naar de brieven van Hartman senior. Alleen waren er tientallen blaadjes, die dat gepubliceerd zouden hebben kunnen hebben. Weet je onder welk pseudoniem je oma ze publiceerde?

Groeten, ook aan je vader. Ik heb hem twee jaar geleden nog even gesproken.

Erik

Egbert zei

Nee, dat pseudoniem is niet meer te achterhalen. Mijn vader wist het indertijd, rond mijn reis met hem naar Java, al niet meer. Ook de naam van het bewuste blad (blaadje?) was hem onbekend.

Eerlijk gezegd weet ik vrijwel zeker dat mijn vader 'oprecht' laconiek is, terugkijkend op zijn soldatenverleden. Hij heeft er niets aan overgehouden. Wilde ook 'gewoon' nog een keer terug. Er zou nog een collega-soldaat mee gaan, maar die haakte af, die trok het bij voorbaat al niet.

Raar eigenlijk, maar bij ons thuis hing er niets negatiefs rond dat hele Indië-avontuur.

Ik herinner me opeens een mooie foto. Brieven van mijn moeder aan mijn vader, uitgespreid op zijn veldbed.