In mei 1900 monsterde de
twintigjarige Marten Toonder, de latere vader van de schrijver en striptekenaar,
aan op het stoomschip Lawoe van de Rotterdamse Lloyd. De bestemming was Nederlandse-Indië.
Toonder was zo goed als analfabeet, omdat hij van zijn tiende tot zijn negentiende
uit pure armoede als knecht op Rottumeroog werkte. En daar was geen school. In
2015 publiceerde ik een boek over Toonder senior, die uiteindelijk kapitein op
de Rotterdam Zuid-Amerika Lijn werd en door zijn prachtige verhalen in feite de geestelijke grootvader van Olie B. Bommel en Tom Poes.
Onderstaande stuk komt
vrijwel letterlijk uit mijn boek:
De koloniale kwestie had
voor Marten Toonder altijd ver van zijn bed gestaan. Dat veranderde toen hij na
weken volle zee eindelijk weer land in zicht kreeg. De eerste stop van de Lawoe
was op Sumatra. In de haven van Padang was het een drukte van belang. Toonder
stond verbaasd te kijken hoe grote, bruine kerels met kettingen aan de voeten
als slaven de nieuwe bunkerkolen aan boord brachten. Het waren criminelen,
vertelde matroos Steinziek, maar Toonder kreeg er een onbehaaglijk gevoel van.
Na vertrek uit de haven
van Padang begon Toonder over zijn eerste ervaringen met het kolonialisme te
praten. Tijdens de etappe naar Tanjung Priok op Java hadden ze voorlopig de
laatste rustige dagen, waarop naast kleine onderhoudsklussen nog rustig
gekletst kon worden. Steinziek en Nieuwstraten verklaarden de koloniale
verhoudingen op hun manier. De inlanders konden niet lezen en schrijven en
waren geen christenmensen, maar dat overtuigde Toonder niet. Hij kon zelf ook
nauwelijks lezen en schrijven en of hij een christenmens was, vroeg hij zich
ook weleens af.
Taco Doorenbos schoot hem te hulp. ’Wij zijn christenmensen’, sprak hij schamper. ‘Moet je maar eens zien hoe wij die kettinggangers behandelen, als beesten.’ Die misdadigers waren volgens hem gevangen genomen omdat ze tegen de Nederlandse kolonisator in verzet waren gekomen. Nieuwstraten was opnieuw verontwaardigd over de opstandige taal van de stuurmansleerling. ‘Ik dacht nog wel dat je de zoon van een dominee was’, mopperde de kwartiermeester. Er ontstond een felle discussie over kolonialisme, waarbij Taco ook Multatuli in stelling bracht.
Taco Doorenbos schoot hem te hulp. ’Wij zijn christenmensen’, sprak hij schamper. ‘Moet je maar eens zien hoe wij die kettinggangers behandelen, als beesten.’ Die misdadigers waren volgens hem gevangen genomen omdat ze tegen de Nederlandse kolonisator in verzet waren gekomen. Nieuwstraten was opnieuw verontwaardigd over de opstandige taal van de stuurmansleerling. ‘Ik dacht nog wel dat je de zoon van een dominee was’, mopperde de kwartiermeester. Er ontstond een felle discussie over kolonialisme, waarbij Taco ook Multatuli in stelling bracht.
De volgende dag legde Taco
tijdens het eten zijn ideeën over de koloniale kwestie uit. Ze waren op dat
moment voor Toonder opzienbarend, later vond hij ze tam en conservatief. Taco
sprak over democratie en medezeggenschap, maar zelfbestuur en onafhankelijkheid
kwamen ook in Taco’s woordenboek niet voor. ‘Ze zouden hier alleen maar
idealisten heen moeten sturen’, ging Taco door, ‘dokters, onderwijzers,
ingenieurs… Maar nee, dat brengt geen geld op’.
In zijn schaarse vrije uren
verkende Toonder de Indische havensteden. Op de markt in Tanjung Priok voelde
hij zich thuis tussen de Javaanse bevolking als hij in de middagpauze een
Chinese rijstschotel at om even aan de snert en de grauwe erwten te ontsnappen.
Terug op het schip sprong hij uit zijn vel van woede toen hij zag dat
Nieuwstraten in het ruim een koelie schopte. Marten voelde dat hij zelf nog
maar kort geleden uit een soort slavernij was bevrijd en zag de koelies als
lotgenoten.
PS: mijn boek “Marten Toonder senior. Van eierzoeker tot zeekapitein” (2015) is inmiddels schaars, maar nog wel verkrijgbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten