De Nederlandse regering verontschuldigt zich bij Selma Wijnberg (87) voor de “ongepaste behandeling”, die haar in 1945 te beurt viel na terugkeer uit het Duitse vernietigingskamp Sobibor. Door haar huwelijk met een Poolse medegevangene was ze niet welkom in haar geboorteplaats Zwolle en dreigde ze bijna te worden teruggestuurd naar Polen.
Excuses. Mooi, maar ook: eindelijk! Het geval van Selma Wijnberg staat helaas niet alleen. Van de 110.000 gedeporteerde Nederlandse joden keerden er uiteindelijk slechts 5.000 uit de kampen terug. De vaak uiterst koele en gedistantieerde ontvangst in Nederland werd voor velen een tweede trauma.
Lou de Jong constateerde het al: “Overal (…) kwam de hulp voor de Nederlandse bevrijden later dan die voor de Franse, Belgische en Luxemburgse, soms zelfs later dan die voor de Poolse.” Het wachten op de repatriëringsdienst duurde veel bevrijde Nederlanders te lang. Honderden zijn nog na de bevrijding aan honger en ziekte overleden. De sterkeren namen na enige tijd zelf het initiatief door te voet en liftend naar huis te gaan. Talloze cynische horrorverhalen bestaan er over de koele ontvangst in Nederland.
Eind mei 1945 meldde zich bijvoorbeeld een man aan de Duits-Nederlandse grens. Na een lange tocht uit een vernietigingskamp woog hij nog slechts 31 kilo. De 37 Rijksmarken, die hij nog in zijn zak had, moest hij afgeven, omdat vreemde valuta niet mocht worden ingevoerd. Twee jaar later kreeg hij post van de belastinginspecteur: hij kreeg het geconfisceerde geld niet terug, omdat “het afgegeven geldbedrag niet afkomstig was van loon van op regelmatige wijze in het buitenland verrichte arbeid”.
Een andere veelgenoemde traumatische ervaring vormden de pijnlijke ontmoetingen van teruggekeerde joden met de nieuwe bewoners van hun woningen of met de oude buren, die hun bezittingen tijdens hun afwezigheid zolang bewaard hadden en ze na de oorlog niet terug wilden geven (de zogenaamde bewariërs). Met name Margo Minco en Gerhard Durlacher hebben de thuiskomstervaringen zeer indringend beschreven.
De cabaretgroep Tingel Tangel schokte het publiek in 1959 nog met het even cynische als kritische nummer De vierde mei, waarin de gedachten van enkele mensen bij de dodenherdenking werden weergegeven:
“Mooi moment altijd, die stilte. Het doet me altijd weer wat, hé. Het komt ineens allemaal weer bij je terug, dat ze naast ons die Cohens weg kwamen halen. Wat hebben we gesjouwd om tenminste hun boeken en hun piano te redden. (…) Nou, die Cohens hebben tenminste geluk gehad. Allemaal terug, maar ondankbaar evengoed. In plaats dat ze blij waren dat ze het er levend vanaf hadden gebracht wilden ze ook nog de piano terug”.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten