In juni 1956 waren er Tweede Kamerverkiezingen. Meer dan eerder buitelden de eerbiedwaardige heren politici over elkaar heen in hun strijd om het groeiende aantal zwevende kiezers. In zijn column in de nog katholieke Volkskrant nam Godfried Bomans de verkiezingscampagne op de hak. Hij droeg een oplossing aan voor een schreeuwend actueel probleem van de KLM op Schiphol. Grote zwermen meeuwen vormden een gevaar voor het luchtverkeer rond het nationale vliegveld.
“We zitten immers midden in de verkiezingstijd”, betoogde de columnist in de Volkskrant van 30 mei 1956. “Wat ligt er nu meer voor de hand, dan dat we de vijf miljoen gulden, die voor de ‘zwevende massa’ der politiek besluitelozen aan propaganda uitgegeven wordt, tevens benutten om de meeuwen op Schiphol te verjagen? Hier is een zwevende massa, aan wie dat geld nu werkelijk besteed is. Ik stel voor dat onze lijsttrekkers van de duizenden redevoeringen, die zij houden moeten, er minstens één percent op Schiphol afsteken. Er is geen meeuw, die dat uithoudt. In het begin zullen ze met belangstelling luisteren, maar na de tiende spreker, die precies het omgekeerde beweert van wat zijn voorganger gezegd heeft, zullen ze in een lichte onrust geraken. En na de vijftiende zullen ze krankzinnig worden en in paniek wegvliegen.”
De inzet van de electorale krachtmeting van 13 juni 1956 was voor de twee belangrijkste kemphanen PvdA en KVP het premierschap. Het ging om Drees of Romme en meer dan ooit om de Doorbraak of de Katholieke Eenheid. Het gevolg was “een verkiezingscampagne waarbij de stukken er van af vlogen”, zoals het Algemeen Handelsblad daags na de verkiezingen op zijn voorpagina vaststelde. De liberale krant voorspelde dat de verkiezingsstrijd van 1956 de parlementaire geschiedschrijving zou ingaan als de “heftige, verbitterde strijd” tussen de KVP en de PvdA. Niets was minder waar.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten