Vreugde van de Duitser Erwin Jöris in de Goelag Archipel:
“Eerst moesten we bij 40 tot 50 graden vorst een koelhuis bouwen. Later mocht ik in een kolenmijn werken, waar de temperatuur in ieder geval een stuk draaglijker was”. Na Stalins dood in maart 1953 werd het regime in de werkkampen milder. Kleine gebeurtenissen wezen op veranderingen. “In 1954 mocht ik bijvoorbeeld voor het eerst een kaartje naar huis sturen. Ik geloofde er niets van dat het in Berlijn aan zou komen, maar het werd het eerste levensteken voor mijn vrouw sinds vier jaar.”
Verdriet van de Nederlandse Indonesiëweigeraar Jurrien Dubbelboer in Oost-Berlijn, hopend op politiek asiel:
“Het was een bijzondere tijd om in Oost-Berlijn te leven. De stad lag nog voor een groot deel in puin, het was nog maar acht jaar na de oorlog. De mensen waren vooral met wederopbouw en toekomst bezig. Dat zie je achteraf ook op de foto’s die ik maakte. Veel tevreden arbeiders, die vóór hun regime demonstreerden. Het ging me ook meer om de bouwactiviteiten dan om de puinhopen uit het verleden. Toen Stalin in maart 1953 overleed was de stemming bedrukt. Ook ik was in en in verdrietig”.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten