vrijdag 30 april 2010
Veldwachter Kuilder
Warffum was in de Tweede Wereldoorlog een dorp als alle Nederlandse dorpen. Er waren goede en foute Warffumers en alle gradaties daartussenin. Tot de goede Warffumers behoorden de rijksveldwachters Gerrit Kuilder en Paul Schoemaker. Ze weigerden mee te werken aan de deportatie van hun joodse dorpsgenoten. Kuilder was in de Oosterstraat buurman van het joodse gezin van Benjamin Broekema, dat in 1942 via Westerbork naar Auschwitz werd getransporteerd. Daar werd de familie Broekema vergast.
Kuilder en Schoemaker werden in 1943 voor hun “ongehoorzaamheid” opgepakt. Na een poosje in Ommen te hebben vastgezeten werden ze overgebracht naar Kamp Amersfoort. Kuilder kwam er aan op 12 oktober 1943. Bijna een half jaar later, op 16 maart 1944, maakte medegevangene Kornelis Mulder een potloodtekening van Kuilder in zijn kampkledij. Kort daarop ontsnapte Kuilder uit de trein die hem naar Duitsland moest brengen. Het laatste jaar tot de bevrijding was hij ondergedoken op het Groningse Hogeland, grotendeels bij zijn gezin thuis in Warffum. Bij onraad was er een kruipruimte op zolder.
Kuilders collega Schoemaker werd als gevolg van mishandelingen als invalide uit Kamp Amersfoort ontslagen. Hij keerde terug naar Warffum, waar hij zich het laatste jaar van de oorlog moeizaam met krukken voortbewoog. Op de dag van de bevrijding gooide hij zijn krukken weg en danste hij uitbundig door de straten. Hij bleek zijn invaliditeit voor de Duitsers te hebben gesimuleerd.
Erik de Graaf
dinsdag 27 april 2010
Nederland krijgt nieuwe energie
Gisteren schreef ik over kernenergie, vorige maand over kolencentrales. Oude wijn, in nieuwe zakken. Maar Nederland heeft nieuwe energie nodig, zowel letterlijk als figuurlijk.
Het duurzaamheidsoverleg (van zeven) politieke partijen (DOPP) (met de SP en de PvdD als opvallende afwezigen) probeert de nieuwe energie op de politieke agenda te krijgen door voldoende handtekeningen voor het burgerinitiatief te verzamelen. Toen ik zojuist ondertekende waren er nog 36.540 handtekeningen nodig.
Sla uw slag. Bekijk de website en overweeg te tekenen!
Erik de Graaf
maandag 26 april 2010
Kernenergie? Nee bedankt!
Vierentwintig jaar geleden ging het mis in Tsjernobyl. Vandaag wordt de ramp in de kerncentrale herdacht. De ramp in Tsjernobyl was van grote invloed op het denken over kernenergie in West-Europa. In Nederland zijn er sindsdien (nog) geen nieuwe kerncentrales bijgekomen. Dat hadden we in 1986 niet zondermeer verwacht. Doodewaard is dichtgegaan, alleen Borssele is nog open.
Jarenlang was door de Nederlandse anti-kernenergiebeweging actie gevoerd voor de sluiting van de kerncentrale. “Eet geen appeltaart uit de buurt van Doodewaard, daar krijg je kanker van”, zongen de betogers op wijs van “we gaan naar Rome toe”. Mosselen uit de buurt van Borssele waren vervolgens net zo ongezond. Zelf heb ik eind jaren zeventig en begin jaren tachtig meegedaan aan de acties van BAN, de Breek-Atoomketen-Nederland, waarvan de leden zich vastketenden aan de poort van kerncentrales. Keer op keer werden we door de Mobiele Eenheid losgewrikt, in ME-busjes gesleept en vijf kilometer verder vrijgelaten. Het waren vreedzame acties, maar wel spannend.
Na Tsjernobyl waren die acties niet meer zo nodig. De ramp en de radioactieve straling deden het werk. De appeltaart uit Doodewaard en de mosselen uit Borssele bleken wodka en kaviaar te zijn. Twee weken na de ramp was ik in Berlijn. In West-Berlijn heerste een vorm van paniek. Ik herinner me een emotionele discussiebijeenkomst aan de Technische Universität. Na afloop durfden veel mensen niet naar buiten, omdat het voor het eerst sinds weken regende in Berlijn en we net hadden gehoord dat dat het moment was waarop de radioactieve straling zou neerslaan. In Oost-Berlijn kreeg ik een staaltje van de Oost-Europese omgang voorgeschoteld (letterlijk voorgeschoteld). Er was geen enkele informatie over de ramp in de DDR-media. Maar toen ik ’s avonds met een Oost-Duitse vriendin uit eten ging was er plotseling veel meer verse groente in de aanbieding. Omdat die niet meer voor harde westerse valuta aan het kapitalistische buitenland konden worden verkocht en ze dus in eigen land konden worden aangeboden.
De laatste tijd lijkt er door de CO2-crisis meer draagvlak voor nieuwe kerncentrales te ontstaan. Zowel in Nederland als internationaal. Maar ook het verzet lijkt weer op te leven. In Duitsland werd dit weekend een visitekaartje afgegeven: 120.000 mensen vormden een 120-kilometerlange menselijke keten tegen de bouw van nieuwe kerncentrales. Atomenergie? Nein Danke!
Erik de Graaf
zondag 25 april 2010
Rechtop begraven
zaterdag 24 april 2010
Bevrijdingsfeest Warffum
Op 20 april 1945 werd Warffum bevrijd door Canadezen. Vandaag bruiste het in de straten van het dorp. Muziek, toneel en dans en een gezamenlijke dorpsmaaltijd bij de Chinees.
Zelf was ik druk in de weer met de historische eendagsexpositie in de oude gymzaal in het huidige openluchtmuseum Het Hoogeland. Tot kort voor aanvang was ik met "compagnon" Heleen Abelsma in de weer om alles goed te hangen. Tijdens de officiële opening door Koos Knol van de historische kring was het al woestdruk. Daarna hield Pauline Broekema een boeiende lezing over het slot van de oorlog in Warffum.
Tijdens de expositie werd aandacht besteed aan enkele gebouwen, die in de Tweede Wereldoorlog een rol hebben gespeeld. Van de Villa Welt, waar de Duitsers zich vestigden, tot aan Vriesenstein, waar het Warffumer verzet samenkwam.
De publieke belangstelling was uitstekend, de reacties over het algemeen lovend. Een foto-impressie.
Erik de Graaf
dinsdag 20 april 2010
"Hitler en zijn trawanten regeeren ons"
Het gezin van meester Hummelen, onderwijzer op de lagere school met de bijbel in Warffum, had regelmatig onderduikers in huis. Meestal mannen, die aan de arbeidsdienst in Duitsland wilden ontkomen.
Ruim 35 jaar na de bevrijding werd bij een verbouwing in de keuken van het huis aan de Oosterstraat een boodschap teruggevonden in een alkoof:
“Klaas en Jan Arie Smit. Oorlogsjaar 1944. Maart. Hoe lang nog. Hitler en zijn trawanten regeeren ons”.
Lange tijd werd de tekst beschouwd als levensteken van onderduikers, die zich bij onraad, via een luikje in de bijkeuken, verscholen in de dichtgetimmerde alkoof. Klaas en Jan Smit waren echter geen onderduikers. Klaas Smit was een plaatselijke timmerman uit de Noorderstraat in Warffum. Hij werkte vaak samen met zijn broer Jan. Vermoedelijk verbouwde timmerman Smit in maart 1944 de keuken van Hummelen. Bij die verbouwing werd onder andere de alkoof weggewerkt. Bedoeld of onbedoeld ontstond daardoor de mogelijkheid voor onderduikers om zich in die alkoof te verstoppen.
De tekst in de alkoof werd zeer waarschijnlijk door timmerman Smit geschreven met een dik timmermanspotlood. Timmerlui laten wel vaker zulke sporen na. Met deze “handtekening” hebben ze generaties bewoners van het huis op het verkeerde been gezet.
Smits vraag "hoe lang nog" (zonder vraagteken) kreeg ruim een jaar later een antwoord. Op 20 april 1945, vandaag 65 jaar geleden, werd Warffum bevrijd. Aanstaande zaterdag viert het dorp feest: de oorlog is met pensioen.
Erik de Graaf
maandag 19 april 2010
Goldrace 2
Ging het zo verder? Dat vroeg Egbert in een reactie op een eerder stukje van vandaag, waarop ik als fotograaf de koers van een wielerwedstrijd desastreus lijk te beïnvloeden. Op het filmpje verspert een man in dezelfde fotograferende pose op de Alpe d' Huez de koploper Guerini fataal de weg. Hoewel ik me meen te herinneren dat de Italiaan weer gewoon kon opstappen en winnen kan ik u verzekeren dat het op deze col in Warffum niet zo'n vaart liep. Ik had alle tijd om nog voor de koplopers (zie foto hieronder) van de weg te springen.
Erik de Graaf
Goldrace?
woensdag 14 april 2010
BEFREIUNG
“In de opofferingsvolle, heroïsche stijd versloegen de volkeren van de Sovjetunie het Duitse fascisme. Daaraan hadden ook tienduizenden sovjetische verzetstrijders een bijzonder aandeel”.
De eerste keer dat ik de DDR bezocht was ooit op een studiereis. Berlijn (Hauptstadt der DDR), Dessau (van Bauhaus), Weimar en Leipzig. Vanuit Weimar maakten we een excursie naar Buchenwald. Het was indrukwekkend om over het terrein van het voormalige concentratiekamp te lopen. Rillingen over mijn rug, zoals ik dat later nog vaker ervoer. De permanente tentoonstelling met veel nadruk op de misdadige rol van de grote Duitse bedrijven in het Derde Rijk was verhelderend en bood veel (vaak wat eenzijdige) informatie die in het westen niet graag gehoord werd. Ik was blij met die aanvulling, maar teleurgesteld dat ze naadloos overging in de staatspropaganda over de DDR als antifascistische staat.
De DDR als antifascistische staat. Ik wilde het graag geloven, maar iedere keer dat een kritische vraag over het reëel bestaande socialisme in de DDR werd afgedaan met een verwijzing naar de verschrikkingen onder het nazisme groeide mijn wantrouwen. Dat kon toch niet de bestaansgrond, de enige rechtvaardiging voor het bestaan van de DDR zijn?
In Leipzig kocht ik een mapje met houtsneden van ene professor W. Dozenko, een voormalig gevangene uit Sachsenhausen. Erinnert euch, Menschen, heette het mapje. Een begeleidend briefje was erg eenzijdig over het eind van de oorlog (zie citaat hierboven). Toch vond ik de houtsneden altijd indrukwekkend. Een over de bevrijding van het concentratiekamp Sachsenhausen op 22 april 1945 heeft jaren op mijn kamer gehangen.
Erik de Graaf
zondag 11 april 2010
Gevangen in het Buchenwald van Hitler en Stalin
Op 11 april 1945 werd het concentratiekamp Buchenwald door Amerikaanse troepen bevrijd. Enkele maanden later functioneerde het alweer als interneringskamp van de Russische geheime dienst in het oosten van Duitsland. Aanvankelijk zat er vooral nazi’s vast, maar in toenemende mate ook de lastpakken van de nieuwe communistische machthebbers. Alexander Agafonov (1920) zat tweemaal vast in Buchenwald. De eerste keer in 1944 als gevangene van Hitler, de tweede keer in 1946 als gevangene van Stalin.
In 1941 werd de in Belgrado opgegroeide Rus voor het eerst door de nazi’s opgepakt. Vanuit een strafkamp in de Elzas-Lotharingen wist hij naar Frankrijk te ontkomen, waar hij zich bij het Franse verzet aansloot. Twee jaar later werd hij verraden en opnieuw gearresteerd. Een paar uur voordat hij voor een sabotageactie naar Berlijn zou vertrekken werd hij van het bed van zijn Franse vriendin Renee gelicht. In Buchenwald ontkwam Agafonov in 1944 aan de doodstraf, doordat medegevangenen een kaartje met zijn persoonsgegevens aan een voet van een dode gevangene hingen. Onder een andere naam nam hij deel aan een arbeidscommando in Keulen, dat hij tijdens een luchtalarm opnieuw wist te ontvluchten.
Na de Tweede Wereldoorlog ging Agafonov naar de Russische bezettingszone in het oosten van Duitsland. Daar werd hij wegens spionage gearresteerd, omdat zijn avontuurlijke relaas niet werd vertrouwd. In 1946 werd hij tot acht jaar dwangarbeid in de Russische goelag veroordeeld. Na de dood van Stalin in 1953 kreeg hij amnestie, maar pas elf maanden later werd hij daadwerkelijk vrijgelaten. In zijn geboortestad op de Krim werd hij leraar.
In 1973 werd de verzetstrijder door de Sovjetunie gerehabiliteerd. Na de Koude Oorlog kreeg hij na bijna vijftig jaar de gelegenheid terug te keren naar Frankrijk, waar hij zijn nooit vergeten grote Franse liefde Renee terugvond. Acht jaar leefden ze samen in de buurt van Besancon. Agafonov schreef een boek over zijn oorlogsgeschiedenis, gaf lezingen (ik ontmoette hem in 1998 bij zo'n lezing in Berlijn) en genoot van zijn herwonnen geluk. Tot Renee in 1999 tijdens een bezoek van een Duits televisieteam in huilen uitbarstte. Ze bekende hem eindelijk dat zij het was geweest, die hem in 1943 aan de Gestapo had verraden.
Agafonov verliet zijn grote liefde. In december 2009 overleed de overlevingskunstenaar op 89-jarige leeftijd in een bejaardentehuis in Parijs.
Erik de Graaf
donderdag 8 april 2010
Koele ontvangst bij terugkeer uit Sobibor
De Nederlandse regering verontschuldigt zich bij Selma Wijnberg (87) voor de “ongepaste behandeling”, die haar in 1945 te beurt viel na terugkeer uit het Duitse vernietigingskamp Sobibor. Door haar huwelijk met een Poolse medegevangene was ze niet welkom in haar geboorteplaats Zwolle en dreigde ze bijna te worden teruggestuurd naar Polen.
Excuses. Mooi, maar ook: eindelijk! Het geval van Selma Wijnberg staat helaas niet alleen. Van de 110.000 gedeporteerde Nederlandse joden keerden er uiteindelijk slechts 5.000 uit de kampen terug. De vaak uiterst koele en gedistantieerde ontvangst in Nederland werd voor velen een tweede trauma.
Lou de Jong constateerde het al: “Overal (…) kwam de hulp voor de Nederlandse bevrijden later dan die voor de Franse, Belgische en Luxemburgse, soms zelfs later dan die voor de Poolse.” Het wachten op de repatriëringsdienst duurde veel bevrijde Nederlanders te lang. Honderden zijn nog na de bevrijding aan honger en ziekte overleden. De sterkeren namen na enige tijd zelf het initiatief door te voet en liftend naar huis te gaan. Talloze cynische horrorverhalen bestaan er over de koele ontvangst in Nederland.
Eind mei 1945 meldde zich bijvoorbeeld een man aan de Duits-Nederlandse grens. Na een lange tocht uit een vernietigingskamp woog hij nog slechts 31 kilo. De 37 Rijksmarken, die hij nog in zijn zak had, moest hij afgeven, omdat vreemde valuta niet mocht worden ingevoerd. Twee jaar later kreeg hij post van de belastinginspecteur: hij kreeg het geconfisceerde geld niet terug, omdat “het afgegeven geldbedrag niet afkomstig was van loon van op regelmatige wijze in het buitenland verrichte arbeid”.
Een andere veelgenoemde traumatische ervaring vormden de pijnlijke ontmoetingen van teruggekeerde joden met de nieuwe bewoners van hun woningen of met de oude buren, die hun bezittingen tijdens hun afwezigheid zolang bewaard hadden en ze na de oorlog niet terug wilden geven (de zogenaamde bewariërs). Met name Margo Minco en Gerhard Durlacher hebben de thuiskomstervaringen zeer indringend beschreven.
De cabaretgroep Tingel Tangel schokte het publiek in 1959 nog met het even cynische als kritische nummer De vierde mei, waarin de gedachten van enkele mensen bij de dodenherdenking werden weergegeven:
“Mooi moment altijd, die stilte. Het doet me altijd weer wat, hé. Het komt ineens allemaal weer bij je terug, dat ze naast ons die Cohens weg kwamen halen. Wat hebben we gesjouwd om tenminste hun boeken en hun piano te redden. (…) Nou, die Cohens hebben tenminste geluk gehad. Allemaal terug, maar ondankbaar evengoed. In plaats dat ze blij waren dat ze het er levend vanaf hadden gebracht wilden ze ook nog de piano terug”.
Erik de Graaf
Excuses. Mooi, maar ook: eindelijk! Het geval van Selma Wijnberg staat helaas niet alleen. Van de 110.000 gedeporteerde Nederlandse joden keerden er uiteindelijk slechts 5.000 uit de kampen terug. De vaak uiterst koele en gedistantieerde ontvangst in Nederland werd voor velen een tweede trauma.
Lou de Jong constateerde het al: “Overal (…) kwam de hulp voor de Nederlandse bevrijden later dan die voor de Franse, Belgische en Luxemburgse, soms zelfs later dan die voor de Poolse.” Het wachten op de repatriëringsdienst duurde veel bevrijde Nederlanders te lang. Honderden zijn nog na de bevrijding aan honger en ziekte overleden. De sterkeren namen na enige tijd zelf het initiatief door te voet en liftend naar huis te gaan. Talloze cynische horrorverhalen bestaan er over de koele ontvangst in Nederland.
Eind mei 1945 meldde zich bijvoorbeeld een man aan de Duits-Nederlandse grens. Na een lange tocht uit een vernietigingskamp woog hij nog slechts 31 kilo. De 37 Rijksmarken, die hij nog in zijn zak had, moest hij afgeven, omdat vreemde valuta niet mocht worden ingevoerd. Twee jaar later kreeg hij post van de belastinginspecteur: hij kreeg het geconfisceerde geld niet terug, omdat “het afgegeven geldbedrag niet afkomstig was van loon van op regelmatige wijze in het buitenland verrichte arbeid”.
Een andere veelgenoemde traumatische ervaring vormden de pijnlijke ontmoetingen van teruggekeerde joden met de nieuwe bewoners van hun woningen of met de oude buren, die hun bezittingen tijdens hun afwezigheid zolang bewaard hadden en ze na de oorlog niet terug wilden geven (de zogenaamde bewariërs). Met name Margo Minco en Gerhard Durlacher hebben de thuiskomstervaringen zeer indringend beschreven.
De cabaretgroep Tingel Tangel schokte het publiek in 1959 nog met het even cynische als kritische nummer De vierde mei, waarin de gedachten van enkele mensen bij de dodenherdenking werden weergegeven:
“Mooi moment altijd, die stilte. Het doet me altijd weer wat, hé. Het komt ineens allemaal weer bij je terug, dat ze naast ons die Cohens weg kwamen halen. Wat hebben we gesjouwd om tenminste hun boeken en hun piano te redden. (…) Nou, die Cohens hebben tenminste geluk gehad. Allemaal terug, maar ondankbaar evengoed. In plaats dat ze blij waren dat ze het er levend vanaf hadden gebracht wilden ze ook nog de piano terug”.
Erik de Graaf
woensdag 7 april 2010
“Amateurisme is de vloek van de liberalen”
In 2007 deed Geert Wilders voor het eerst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen onder de naam Partij voor de Vrijheid. De PVV was een afscheiding van de VVD. De Partij van de Vrijheid, afgekort PvdV, was van 1946 tot 1948 ook al een voorloper van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD).
Vanaf 1945 waren de liberalen lange tijd op zoek naar hun plaats binnen de nieuwe politieke wereld. Daarbij hadden ze het tij niet mee. Het liberale gedachtegoed was allesbehalve populair in een tijd van wederopbouw met een prominente overheidsrol. Het werd bovendien sterk geassocieerd met het kapitalisme, dat in de jaren dertig tot crisis en werkloosheid had geleid. De liberale crisis bleek na de bevrijding nog niet overwonnen.
Net zo verdeeld als vóór de oorlog kwamen de liberalen in 1945 terug op het politiek toneel. Zoekend naar de juiste weg sprongen ze alle kanten op. De liberalen uit de vooruitstrevende Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) zochten hun heil in februari 1946 in de doorbraakpartij Partij van de Arbeid. En vanuit de behoudende Liberale Staatspartij (LSP) ontstond de Partij van de Vrijheid, die onder leiding van de latere minister van Buitenlandse Zaken en NAVO-secretaris Dirk Stikker, een 'liberalisme met een sociaal gezicht' wilde uitdragen. Als een derde weg tussen rechts en links, leidend “naar de vrijheid, mits wij onze vooruitstrevende ideeën over sociale gerechtigheid ingang kunnen doen vinden”, aldus een brief van het bestuur aan de afdelingen.
Ondanks alle goede bedoelingen bleek de PvdV in de praktijk niets anders te zijn dan een voortzetting van de stoffige LSP. “Amateurisme is de vloek van de Nederlandse liberalen”, schreef Stikker in 1966 in zijn Memoires. De PvdV behield overduidelijk het karakter van een liberale kiesvereniging: zwak georganiseerd, vrijblijvend en van behoudende, antisocialistische snit. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de nieuwe liberale formatie maar kort bestond. In januari 1948 vormde de PvdV samen met teleurgestelde vrijzinnig-democraten uit de PvdA de VVD.
Erik de Graaf
maandag 5 april 2010
Het spijt me, dat ze hem doodgeschoten hebben...
"Het spijt me, dat ze hem doodgeschoten hebben".
"Het spijt u niet, mrs. Cresspahl, madam".
"We wonen sinds zes jaar in hetzelfde huis, Bill".
"Martin Luther King was een zwarte man, net als ik. U behoort tot de witten".
Tussen 1970 en 1983 verscheen Jahrestage van de Oost-Duitse schrijver Uwe Johnson (spreek uit: Joonzoon). In bijna 1900 schitterende pagina’s beschreef Johnson een jaar uit het leven van zijn hoofdpersoon Gesine Cresspahl uit Jerichow in Mecklenburg. Zij is uit de DDR gevlucht en leeft als alleenstaande moeder in de Verenigde Staten. In 366 dagelijkse bijdragen, van 21 augustus 1967 tot 20 augustus 1968 (1968 was een schrikkeljaar), vertelt zij haar dochter Marie haar familiegeschiedenis tijdens twee Duitse dictaturen van 1933 tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw. Maar tegelijk wordt Gesine ook in haar dagelijks leven in New York gevolgd. Daarbij wordt veelvuldig uit de New York Times geciteerd, vooral over de Vietnamoorlog en de rassenonlusten in de Verenigde Staten. Jahrestage stopt op 20 augustus 1968, een dag voor de Russische inval in Tsjechoslowakije, waarmee ook Gesines droom van een "socialisme met een menselijk gezicht" uiteengeslagen wordt.
Op 5 april 1968 sprak Gesine Cresspahl met de zwarte huismeester Bill. De avond ervoor was Martin Luther King in Memphis vermoord.
"Het spijt me, dat ze hem doodgeschoten hebben, Bill".
"Dat u hoffelijk bent, mrs. Cresspahl, ik weet het".
Erik de Graaf
zaterdag 3 april 2010
Het slappe handje van Helmut Kohl
Helmut Kohl is als Einheitskanzler de geschiedenis ingegaan. Het had echter maar weinig gescheeld of hij was had het politieke toneel door een achterdeur verlaten. In 1989 leek het er verdacht veel op dat zijn politieke houdbaarheidsdatum verstreken was. Op de valreep werd hij gered door de Oost-Duitse oppositiebeweging, die de Duitse Eenheid terug op de politieke agenda bracht. Kohl kreeg de Duitse voorelkaar en bleef nog tot 1998 bondskanselier. Ik schreef er in februari al over.
In 1999 kreeg de eenheidskanselier een eredoctoraat aan de Rijksuniversiteit Groningen toebedeeld, dat door Kohls drukke agenda pas in oktober 2000 kon worden uitgereikt. Inmiddels was de voormalige CDU-leider in een Parteispendenaffäre verzeild geraakt. De CDU had buiten regels en controles om miljoenen Duitse marken uit het bedrijfsleven ontvangen. Als voormalig partijchef weigerde Kohl echter de namen te noemen van de gulle gevers. Erewoord, noemde Kohl de reden van zijn zwijgen, hij had stilzwijgen beloofd. Het schandaal bleef grotendeels onopgehelderd, maar is nog steeds niet helemaal afgesloten. Twee maanden geleden startte in Duitsland een proces tegen de wapenhandelaar Karlheinz Schreiber, die met een gift van een miljoen mark aan de CDU in verband wordt gebracht. Hij wordt verdacht van belastingontduiking en bedrog. Wie weet brengt dit proces meer over Kohls “schandaaltje” van 2000 aan het licht.
De affaire leidde in Groningen tot discussies of Kohl nog wel recht had op zijn eredoctoraat. Uiteindelijk werd het toch uitgereikt op 20 oktober 2000 in het Groningse Academiegebouw. Voorafgaand aan de plechtigheid was er een lunch met Helmut Kohl in het Gasuniegebouw, waaraan ik als historicus mocht deelnemen. Tijdens de discussie over het Duitsland sinds de herwonnen straalde de kolos uit de Pfalz groots staatsmanschap uit. Alleen gaf het politiek zwaargewicht me bij kennismaking een gruwelijk slap handje.
Vandaag viert de eenheidskanselier zijn tachtigste verjaardag. De linkse krant Die Tageszeitung prees hem eergisteren de hemel in. Het was 1 april.
Erik de Graaf
donderdag 1 april 2010
1 april
Eind maart 1986 meldde de Groninger Gezinsbode dat archeologisch onderzoek de geschiedschrijving van de stad op zijn kop zette. Was tot dan toe de vermelding van Cruoninga uit 1040 het oudste schriftelijke levensteken, nu waren er schriftelijke bewijzen dat de Groninger stadsgeschiedenis al voor de jaartelling was begonnen.
De bewijzen, een aantal gevonden scherven met het jaartal “65 voor Chr.”, zouden de volgende dag tentoongesteld worden in de vitrines van het oude inmiddels aan betonrot ten ondergegane nieuwe stadhuis op de Grote Markt.
De huisgenoot die zulke oude resten wel eens zelf wilde zien heb ik vrolijk uitgezwaaid. Het was 1 april.
Erik de Graaf
Abonneren op:
Posts (Atom)