vrijdag 23 februari 2018

Honderd jaar VV Warffum


Rond de Eerste Wereldoorlog werden her en der voetbalclubs opgericht op het Hogeland. In 1913 ontstond bijvoorbeeld de Uithuizer Football Club. UFC was een select gezelschap met een ballotagecommissie, want niet iedereen mocht lid worden. Als reactie ontstond in 1918 de arbeidersclub VV Noordpool. Vier jaar later kwamen ze alsnog samen in Noordpool UFC.

Afgelopen weekend was het feest in Warffum. Precies een eeuw geleden, op 18 februari 1918, richtte directeur Elias Maurits van der Zijl van de Rijks-HBS de Warffumer Voetbal Club op. Net als UFC was WVC een eliteclub, alleen voor leerlingen van de school. Ze wisten elkaar te vinden, want in september 1918 werd in Uithuizen een toernooi gespeeld met WVC, UFC en Noordpolderzijl als deelnemende verenigingen. Als vierde deed een elftal van op Rottumeroog gelegerde militairen mee.

De Warffumer dorpsjeugd voetbalde in die jaren op boerenland. Eerst onder elkaar, later tegen clubs uit Middelstum of Kantens. De hobbelige weilanden konden tot lelijke blessures leiden. De zestienjarige Benjamin Broekema brak zijn enkel bij Baflo en werd per trein naar het ziekenhuis in Groningen vervoerd. In 1921 werd WVC omgedoopt in VV Warffum. Tegelijkertijd werd de club opengesteld voor niet-leerlingen van de school. Thuisbasis bleef het sportveld achter de HBS aan de Oosterstraat. Na de bouw van een gloednieuwe gymnastiekzaal met kleedkamers hoefden de spelers niet meer naar de kroeg om zich om te kleden. De accommodatie inspireerde tot grootse daden. In de jaren twintig speelde VV Warffum op hoog niveau.

Die Gouden Jaren zijn inmiddels lang vervlogen, maar VV Warffum is op de huidige accommodatie aan de Westervalge niet meer uit het dorp weg te denken. Het sportieve en maatschappelijke belang van de club is groot, zoals dat voor elke dorpsclub op het Hogeland geldt. Voor Warffum reden om het eeuwfeest groots te vieren en met jong en oud vooruit te blikken naar de toekomst. Zaterdag hield de club een receptie, zondag vierde het eerste elftal feest met een klinkende overwinning tegen Kloosterburen.

Erik de Graaf

PS: Otto Kalkhoven maakte de foto van een mix van spelers van VVWarffum. Deze blog verscheen op 22 februari in de Ommelander Courant en staat op Op verkenning door Het Hogeland.  

zondag 18 februari 2018

Kronkeldörp


Van Ulrum naar Kloosterburen is maar een paar kilometer, maar tegelijk een reis van protestantisme naar katholicisme. Langzaam maar zeker doemt de Sint-Willibrorduskerk op en als je even niet oplet denk je dat je op het Groningse Hogeland een Brabants kerkdorp nadert. De Ommelanden stapten in de Tachtigjarige Oorlog over op het protestantisme, maar Kloosterburen bleef na de Reductie van 1594 in meerderheid katholiek.

Nog steeds is Kloosterburen een katholieke enclave op het Hogeland, hoewel de mis door de teruglopende kerkgang tegenwoordig afwisselend in Uithuizen, Wehe den Hoorn en Kloosterburen wordt gehouden. De katholieke sfeer is nog altijd voelbaar door de prachtige Sint-Willibrorduskerk, de kloostertuin en het jaarlijkse carnaval. Vorige week heette Kloosterburen weer even Kronkeldörp. Vrijdag overhandigde burgemeester Wiersma van De Marne de sleutel van het dorp aan Prins Carnaval Henk de Eerste. Daarna was het vijf dagen feest voor jong en oud.

Zaterdagmiddag schudde ik de hand van de trotse Prins Henk bij het kindercarnaval. Hij was in vol ornaat en werd vergezeld door een adjudant, twee grootvorsten en de complete Raad van Elf. Duizend leden telt de carnavalsvereniging van Kloosterburen, vertelde de voorzitter me. Meer dan Kloosterburen aan inwoners heeft. Daarin steekt ook de sociale betekenis van het carnaval, hoorde ik, want behalve een katholieke traditie is het ook gewoon een groot dorpsfeest. De hele winter werd in Kloosterburen en omgeving gewerkt aan de elf praalwagens, die zondag schitterden op de noordelijkste carnavalsoptocht van het land. Van Kleine Huisjes slingerde de stoet van praalwagens, Einzelgängers en dweilorkesten door het Hogeland naar Kronkeldörp. Het plezier spatte er vanaf. Een reusachtige fruitmand won de prijs voor de mooiste carnavalswagen. “Nu maken we het te bont, straks weer gezond!”, was het motto.

Dinsdag kreeg burgemeester Wiersma de sleutel van het dorp weer netjes terug. Traditioneel werd het carnaval afgesloten met het Cloosterlaid op de melodie van het Gronings volkslied:

Het mooiste feest van ’t heule land
Is carnaval op ’t Hogeland

Inmiddels is het weer rustig in Kloosterburen. Alaaf!

Erik de Graaf

Fotograaf Otto Kalkhoven nam de foto tijdens de optocht op zondag.  Donderdag in de Ommelander Courant, daarna ook op de blog van Op verkenning door Het Hogeland.

vrijdag 9 februari 2018

De Noorder Rondritten


Afgelopen donderdag kwam het bestuur van de IJsvereniging Noorder Rondritten in Baflo bijeen. Niet vanwege Harma Boers nachtvorstvoorspellingen, maar voor een reguliere maandelijkse bespreking ter voorbereiding op de Groningse schaatsklassieker. Jaar in jaar uit vergaderen acht bestuurders en twee ijsmeesters over de draaiboeken en worden de contacten met achtentwintig ijsverenigingen langs de route warm gehouden.

Elfmaal werden de Noorder Rondritten langs prachtige winterse decors over het Hogeland verreden. Scheuveln en batlopen, zo’n honderdvijftig kilometer lang. Op 8 januari 1940 voor het eerst om het derde lustrum van de Noorder IJsbond te vieren. Vierhonderd schaatsers trotseerden een ijskoude oosterwind. Een kwart van hen voor de wedstrijdtocht van Winsum naar Winsum, maar “langs een fatsoenlijke omweg”. Via Bedum naar Noorderhoogebrug, over het Damsterdiep naar Appingedam, terug naar Uithuizen, Kantens, Warffum en via Baflo en Kloosterburen naar Zoutkamp. En vandaar weer terug naar Winsum. Het was druk langs de route. “Een Groninger Dag op de schaats”, volgens het Nieuwsblad. Met Stadjer Gerrit Duiker als winnaar in 7 uur en 41 minuten. Betsie van der Ploeg uit Westerwijtwerd was de snelste vrouw.

Tien keer werden de Noorder Rondritten daarna nog geschaatst. Versnipperd over de tijd op hetzelfde winterse ritme als de Friese Elfstedentocht. In de barre winter van 1963 won Jan Uitham uit Noorderhoogebrug de door dooi en slecht ijs tot achtentachtig kilometer ingekorte rit. In 1985 en 1986 werd de Albert Bakker de Groningse Evert van Benthem door de rit tweemaal te winnen. Op 8 januari 1997 was het voor het laatst raak, met tienduizend schaatsers deze keer. Arnold Stam ging in Baflo juichend over de finish. Drie uur was hij sneller dan Duiker in 1940.

De tijden veranderen, de eisen verzwaren. Al eenentwintig jaar is het er niet van gekomen, maar zodra Koning Winter het toestaat moet de Tocht der Tochten binnen een week kunnen worden geschaatst. Was het maar zover. Er zijn nog iesbewiezen verkrijgbaar. En het bestuur? Dat is er klaar voor.

Erik de Graaf

Otto Kalkhoven fotografeerde het bestuur bij de haven van Baflo. Ook te zien en te lezen op de blog Op verkenning door Het Hogeland.

zaterdag 3 februari 2018

De schaatsende kuiper uit Menkeweer


Over een week gaan we weer voor gouden Olympische schaatsmedailles in Zuid-Korea. Tot nu toe verloopt de Groningse winter helaas zonder krachtige slagen over het natuurijs van de Warffumermaar richting Onderdendam. Toen ik het traject pas bij dertien graden fietste kwam ik toch een eenzame schaatser tegen. Niet in levende lijve, maar onder zijn steen op het kerkhof van Menkeweer.

Menkeweer ligt een paar honderd meter boven Onderdendam op de weg naar Warffum. De wierde ontstond rond het begin van de jaartelling toen de vroege bewoners van het gebied droge voeten wilden. Voor het jaar 1000 waren er nog geen zeedijken en stroomde Noord-Groningen regelmatig onder water. In de Middeleeuwen werd een kerk op de wierde gebouwd. Ernaast kwamen een weem (een pastorie annex boerderij) en een klokkenstoel (een houten stellage waarin de klok werd opgehangen). Menkeweer bleef altijd een gehucht. Op het hoogtepunt bestond het uit twintig huizen, die in een ruime baan rond de wierde stonden.

De kerk van Menkeweer is in 1828 afgebroken, de weem is nu alleen nog boerderij. Op het kerkhof werd in 1903 voor het laatst iemand begraven. De overledenen rusten voort. Adriaan Jan van Roijen (1800-1874) bijvoorbeeld. Hij stamde uit een burgemeestersfamilie, was zelf jurist en vanaf 1856 zes jaar Eerste Kamerlid. Ook kantonrechter Anthonius Beckeringh (1791-1878) ligt er warmpjes bij. Daarachter, iets verder van het centrum van het kerkhof, rust de kuiper en wagenmaker Kornelis Derks Kuiper (1737-1827) in vrede. Op zijn grafsteen staat een kuip of een ton afgebeeld. Die maakte hij tenslotte tijdens zijn leven.

Maar KDK was ook een schaatser, die nog op zijn negentigste de Provinciale Groninger Courant haalde door van Onderdendam naar Bedum te schaatsen. “Bedum den 11 Januarij”, berichtte de krant. “Hedennamiddag is van Onderdendam alhier schaatsenrijdend aangekomen Kornelis Derks Kuiper, kuiper van beroep, te Onderdendam woonachtig, oud 90 jaren en 4 dagen”. Anderhalve maand later overleed de bejaarde schaatser. Hij rust op een fantastisch plekje, al meer dan honderdnegentig jaar.

Erik de Graaf

Met een foto van Otto Kalkhoven