Het nadeel van een wandeling door de Duitse natuur is dat je
nooit als eerste op de plaats van bestemming aankomt. Altijd is een grote Duitse dichter je voor geweest. Zo ook afgelopen vrijdag bovenop de Brocken, met 1142
meter de hoogste berg in de Harz.
Na een urenlange tocht langs beekjes door naaldbossen stonden
we eerst oog in oog met Johann Wolfgang von Goethe, die de top al op 10
december 1777 had bedwongen. Niet in fris voorjaarsweer vanuit Schierke onder
aan de berg, zoals wij, maar midden in de winter door dertig centimeter sneeuw
vanaf het Torfhaus aan de westkant
van de berg. De boswachter Degen ried Goethe af verder naar boven te lopen. Het
was te mistig, vond hij, te gevaarlijk. Maar Goethe was eigenwijs. Hij overwon
de top en schreef er dertig jaar later over in de Faust.
Zevenenveertig jaar na Goethe maakte mijn held Heinrich Heine zijn wandeling
door de Harz. Zijn tocht van Göttingen over de Brocken naar Ilserode beschreef
Heine in Die Harzreise uit 1826. Aan
zijn aankomst op de hoogste top herinnert weer een tweede monument, een paar
stenen verder dan dat van Goethe. Heine trof het niet boven op de Brocken. Het
gemiddelde aantal mistige dagen per jaar op de berg is 306 (gemeten sinds 1836). Uit een
aan de meester toegedichte passage in het Gipfelbuch
op de Brocken trof Heine zo’n mistige dag:
Grosse Steine
Müde Beine
Saure Weine
Aussicht keine
Heinrich Heine
Wij hadden vrijdag wel geluk op de Brocken. Het was koud, er
dwarrelde hele fijne sneeuw, maar het uitzicht was prima. De puffende
stoomtrein van Schierke naar boven en terug namen we niet. Dat deden Goethe en
Heine tenslotte ook niet. Beneden in het dorp waren de voorbereidingen voor de Walpurgisnacht in volle gang. Met andere woorden: Goethe was ook alweer eerder beneden.
Erik de Graaf