donderdag 31 oktober 2013

Boerderij Smeersum door storm geveld


Op de rand van Warffum, niet ver van de grens met Den Andel stond sinds eeuwen de boerderij Smeersum. Stond, want afgelopen maandag is heeft de storm het bouwval Smeersum met de grond gelijk geblazen.

De historische boerderij was al in de vijftiende eeuw bewoond, maar gevonden potscherven uit de dertiende eeuw doen vermoeden dat er al langer leven op Smeersum was. Rond 1625 beheerden Doe Jacobs en zijn vrouw Fenne de boerderij. Door huwelijken en door verkoop kwam de boerderij in de loop der eeuw in het bezit van de Rijckels, de Rengers, de Torringa’s, de Ritzema’s en uiteindelijk in 1858 van de Willemsens.

In 1926 stichtten twee broers Willemsen het bedrijf Wilco, de afkorting voor Willemsen Conserven. In een schuur tegenover Smeersum droogden ze groenten en produceerden ze vruchtendranken.  Al snel vonden de broers dat de productie gehinderd werd door de zilte lucht en het zoute grondwater, veroorzaakt door de nabije Waddenzee. In 1929 opende Wilco een hoofdvestiging in Assen, maar het bedrijf in Warffum bleef ook draaien.

Onenigheid over de toekomst van het bedrijf dreef de twee broers Willemsen uiteen. In de jaren vijftig verdeelden ze het gemeenschappelijk bezit. Jan Enne bleef in Assen. Hendrikus Harm kreeg de fabriek in Warffum tegenover Smeersum en bouwde die onder de naam Rixona (de zonen van Rieks) uit tot een groot aardappelverwerkend bedrijf, dat tot op de dag van vandaag als onderdeel van Aviko een grote werkgever in Warffum en omstreken is.


In de afgelopen jaren wilde Aviko van Smeersum af. Vorig jaar werd de statige bomenhaag al gerooid. Tot verdriet van omwonenden. Na lang soebatten met onder andere de Stichting Heemschut wilde Aviko toch meewerken aan een opknapbeurt van boerderij en tuin. Na de woeste storm van maandag staat nog slechts de brug over de gracht. Laten ze die dan in ieder geval nog mooi opknappen.

Erik de Graaf

Meer foto's van Smeersum zijn te zien op Graafwerk.... foto's


vrijdag 25 oktober 2013

Mensch, durf te sterven!



Jean Louis Pisuisse trok in 1900 als twintigjarige van zijn geboortestad Vlissingen naar de grote stad Amsterdam. Hij werd er journalist bij het Algemeen Handelsblad. Samen met zijn collega Max Blokzijl reisde hij in 1907 als Italiaanse straatzanger door Nederland. Over hun ervaringen schreven zij een boekje Avonturen als Straatmuzikant. Het zwervende artiestenleven smaakte blijkbaar naar meer, want een jaar later vertrok het duo met levensliederen op wereldreis. Ze trokken door Europa, Nederlands-Indië, China, Japan en Rusland tot in Siberië toe.

In 1912 richtte Pisuisse zich volledig op het artiestenbestaan. Zijn cabaretvoorstellingen in het Kurhaus in Scheveningen worden nog steeds gezien als pionierswerk van de kleinkunst. De eerste jaren werd hij op de piano begeleid door Blokzijl. Die samenwerking werd afgebroken, doordat Blokzijl in 1913 correspondent voor het Algemeen Handelsblad in Berlijn werd. In 1935 raakte Blokzijl in de ban van het nationaalsocialisme. In de oorlogsjaren werd hij de stem van fout Nederland door een radiopraatje onder de titel “Ik was er zelf bij”. Na de oorlog werd Blokzijl berecht en gefusilleerd. Het grapje “eindelijk is hij er zelf bij” was niet van de lucht.

Met Pisuisse liep het niet beter af. Ook hij werd geëxecuteerd, zij het in een heel ander verband. In een heuse crime passionel. Pisuisse werd succesvol als zanger en cabaretier. Hij vertolkte eigen liederen, maar ook vertalingen van buitenlandse zangers, zoals Aristide Bruant. Zijn grote tophit werd het door Dirk Witte geschreven Mensch, durf te leven, dat later ook door Willeke Alberti, Ramses Shaffy, de Amazing Stroopwafels, Wende Snijders en onlangs nog door Tim Knol werd vertolkt.

Pisuisse trouwde driemaal, maar was tijdens zijn huwelijken niet vies van een avontuurtje. Maar toen zijn derde vrouw Jenny Gilliams, een zangeres uit zijn cabaretgezelschap, een kortstondige relatie had met een zanger uit de groep, moest daar van Pisuisse onmiddellijk een einde aan worden gemaakt. Tjakko Kuiper, de uit Groningen afkomstige zanger, werd uit het gezelschap van Pisuisse ontslagen. Desondanks zetten Gilliams en Kuiper hun relatie voort tot in november 1927. Toen koos Gilliams voor Pisuisse. 


Tjakko Kuiper was ten einde raad. Eind november 1927 was hij op bezoek bij zijn moeder in Stadskanaal. Over de grens kocht hij een pistool in het Duitse Rhede of Papenburg. Een dag later wachtte Kuiper het echtpaar Pisuisse met geladen pistool op bij Hotel Schiller op het Rembrandtplein in Amsterdam, waar het paar tussen twee voorstellingen door dineerde. Toen ze over het Rembrandtplein terug naar het theater wandelden schoot Kuiper Pisuisse, Gilliams en zichzelf dood. 

Pisuisse en Gilliams werd onder grote belangstelling in Den Haag begraven. Kuiper kreeg een graf in Amsterdam. Een jaar later liet zijn moeder hem herbegraven in Stadskanaal. “Hier rust onze Tjakko”, las ik gisteren op het grafmonumentje. “22 december 1898 – 26 november 1927”. 

Erik de Graaf

woensdag 23 oktober 2013

Slampampen in Goethes tuinen


In 1806 trouwde Johann Wolfgang von Goethe met Christiane Vulpius. Na achttien jaar “wilde Ehe”, zo las ik afgelopen zondag in hun huis in Weimar. Vijf kinderen hadden ze al op hun huwelijksdag, waarvan er overigens maar één in leven was gebleven.

De notabele Goethe ontmoette Christiane in de zomer van 1788 toen zij een brief van haar vader kwam brengen met een verzoek om financiële steun voor de studie van zijn zoon Christian August Vulpius. Haar familie was enigszins aan lager wal geraakt. Geen slechte zet van de oude Vulpius om zijn 23-jarige dochter met de bedelbrief op stap naar Goethe te sturen. De gevoeligheid voor vrouwelijk schoon van de schrijver, wetenschapper, staatsman en wat al niet meer was algemeen bekend. Voortaan droeg Goethe regelmatig bij in de studiekosten.

Er bloeide een hartstochtelijke liefdesrelatie op tussen Goethe en Christiane Vulpius. Tot ergernis van de upper class van Weimar, die de relatie “nicht standesgemäβ” en daarom niet passend vond. Ons heeft het prachtige gedichten opgeleverd, zoals “Gefunden” uit 1813.


Tijdens zijn afwezigheid uit Weimar, door reizen of diplomatieke verplichtingen, schreef het stel elkaar brieven. In juli 1793 schreef Christiane haar ongetrouwde man, die toen als begeleider van de hertog van Sachsen-Weimar-Eisenach aan het Beleg van Mainz deelnam, een prachtige brief, waarin ze uitkeek naar Goethes terugkeer naar Weimar. Ze verheugde er zich op om op mooie herfstdagen samen met hem te “schlampampsen” in de tuin. Tegenwoordig zou ze het waarschijnlijk chillen hebben genoemd. In het Nederlands in een "slampamper" een nietsnut of een luiwammes, maar in het Duits is dat woord eigenlijk alleen door Christiane behouden gebleven.

Na het huwelijk in 1806 leefde Christiane nog tien jaar. In 1816 overleed zij op 51-jarige leeftijd. Voor “schlampampsen” heeft ze weinig tijd gehad.

Erik de Graaf

PS: meer foto's en verklaring zijn te vinden op Graafwerk... foto's

vrijdag 11 oktober 2013

Scheepsramp op het Wad



Stevig windje vanavond. Storm op 11 oktober.  Noordoost 8 bij IJmuiden, Texel en Rottum volgens de windwaarschuwingen.

Op 11 oktober 1886 meldden zich zes arbeiders  uit Warffum in de leeftijd van 17 tot 52 bij de haven van Noordpolderzijl voor de overtocht naar het Waddeneiland Rottumeroog. Daar konden ze de komende maanden aan het werk voor de voogd van Rottum, die in opdracht van Rijskwaterstaat het eiland beheerde en onderhield.

De voogd had die ochtend besloten niet van het eiland naar de vaste wal te varen om zijn werknemers op te halen, omdat de harde wind de zee te ruw maakte. Vergeefs wachtten de zes mannen op transport. Uit plichtsbesef besloten de zes met een kleiner bootje naar het eiland te zeilen. Het werk riep tenslotte. Werk betekende inkomen, zij het een schamel inkomen. Aan de vaste wal wachtte hen slechts armoede in de komende wintermaanden. Over het algemeen waren het de kanslozen aan de wal, die voor werk naar het eiland gingen.


De zes mannen vertrokken tegen het advies van de sluiswachter Roelf Brands in aan de tocht naar Rottumeroog. De stormachtige wind van de voorgaande nacht was afgenomen, maar de windkracht bleef nog altijd een fikse kracht 8. De ervaren zeevaarders boomden de haven uit, maar buitengaats werd het een woeste tocht. De wind sloeg zo hard in de zeilen dat de mannen op een rij te loevert over dolboord moesten hangen om tegenwicht te geven en de lijzijde boven water te houden. 

Plotseling schreeuwde een van de mannen dat zijn pet te water was geraakt. Door de consternatie zagen ze niet dat het sprietzeil naar hun kant vloog. De zes mannen raakten te water.  Slechts de jongste kon terug op de lege zeilboot klimmen. Bijna een uur hield hij de oudste, zijn vader notabene, aan zijn hand boven water, maar de kracht ontbrak om hem op de boot te trekken. De krachten minderden tot ze elkaar loslieten en de vader in de diepte van de Waddenzee verdween.


Van grote afstand had een bakenzetter de ramp zien gebeuren.  Hij spoedde zich naar de plek des onheils, nam de enige overlevende aan boord en bracht hem naar het eiland Rottumeroog. Bij aankomst was het laat op de avond. De aanwezige arbeiders kwamen uit bed om de verhalen aan te horen. De voogd bleef liggen. Hij had geen belangstelling, vertelde de overlevende nog tientallen jaren aan kapper Okke Kluin in Warffum.

Drie verdronkenen werden diezelfde elfde oktober geborgen. De vierde werd een maand later op de kwelders boven Uithuizen gevonden. De 52-jarige vader zelfs pas acht maanden later boven Uithuizermeeden. Warffum was van streek.

Erik de Graaf