Bij het station van
Roodeschool werd zaterdag een veganistisch ontbijt geserveerd. Uit protest
tegen plannen voor een megastal met vijftigduizend kippen aan de rand van het
dorp. Ik had thuis al veganistisch ontbeten (de kaas was op), maar een cracker
met “eiersalade” van tofu ging er nog wel in. Daarna fietste ik de laatste
kilometers naar ’t Nijkerkje in Oosteinde, waar een tentoonstelling te zien was
over de dagelijkse kost door de eeuwen heen. Van “zoepenbrij en bonenklont” tot
magnetronmaaltijden. En van de moestuin tot aan de voedselindustrie. Ook op ons
bord is in de loop van de tijd veel veranderd.
Oosteinde is het meest oostelijke
deel van Roodeschool. Vijf boerderijen en wat arbeidershuisjes stonden er
vroeger nogal verspreid, totdat de bouw van het nieuwe kerkje er na 1846 voor zorgde
dat er langzaam maar zeker een dorpskern ontstond. Met een bakkerij, een slager,
een smederij en natuurlijk ook een paar cafés. Voor een groenteboer was er te weinig
klandizie in Oosteinde. Veel dorpelingen verbouwden hun groenten op eigen grond.
Ze hielden kippen voor de eieren en een varken of een geit voor de slacht. Het menu
werd bepaald door de opbrengst van de moestuin. Aardappelen, bonen, knollen,
kolen en bieten. Apart of in een stamppot. Op zondag was het feest rond 1900:
aardappelen met mosterdstip en rijst met bruine suiker als toetje.
De tentoonstelling in ’t
Nijkerkje gaf een boeiend beeld van de eetgewoonten door de eeuwen heen in Noord-Groningen.
“Ik ben het brood des levens” las ik als toepasselijke Bijbeltekst in een
gebrandschilderd raam. Schuin tegenover de kerk aan de Radsweg had de
negenentachtigjarige Evert Kooi het hooi en de bonen op ouderwetse ruiters
achter zijn huis te drogen gehangen. Zo ging dat vroeger, vertelde hij me toen
ik ze van dichtbij mocht bewonderen. Het voelde als een korte reis naar een ver
verleden. Naar de tijd dat de kippen nog vrij over het erf liepen en een
eiersalade nog een eiersalade kon zijn.
Erik de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten